Burgemeesters: gemeenten houden zich aan afspraken, Rijk niet

Asielzoekersopvang Veiligheidsregio’s houden zich sinds de zomer intensief bezig met het asielvraagstuk, wat normaal gesproken niet hun taak is. „Bij de vorige vluchtelingencrisis van 2015-2016 zei Den Haag dat we ervan zouden leren.”

Door drukte in het aanmeldcentrum Ter Apel slapen honderden mensen buiten, in de zomer van 2022.
Door drukte in het aanmeldcentrum Ter Apel slapen honderden mensen buiten, in de zomer van 2022.

Foto Kees van de Veen

Sybrand Buma kent Den Haag „goed genoeg om te weten dat Eric moet roeien met de riemen die hij heeft”. Hij doelt op staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel en Migratie, VVD), die „met hangen en wurgen” opvangplekken voor asielzoekers probeert te regelen. Maar als bestuurder kan Buma niet anders dan tegen Van der Burg zeggen: „Dit is wat ik kan leveren, meer kan ik niet.”

De voormalige CDA-partijleider werd in 2019 benoemd tot burgemeester van Leeuwarden. Dat maakt hem meteen ook de voorzitter van de veiligheidsregio Fryslân. In een veiligheidsregio werken provincie en gemeenten samen op het gebied van onder andere rampen- en crisisbeheersing. Dit werd voor het eerst heel zichtbaar tijdens de coronacrisis, waar bewindslieden wekelijks met de voorzitters van alle 25 veiligheidsregio’s overlegden.

Buma belooft naar eigen zeggen pas iets als hij zeker weet dat hij de belofte kan nakomen. Dus toen Van der Burg eind januari het Veiligheidsberaad verzocht om nog voor de zomer 19.000 extra asielopvangplekken te creëren, riposteerde Buma dat hij „niet weet of ik het kan beloven”. Een dak boven iemands hoofd is één ding, er zijn ook mensen nodig die de boel moeten bestieren. „Het Rijk vergeet dat ik met extra geld niet meteen een arts heb.”

Gemeenten die opvang regelen, moeten ook zorgen voor onderwijs en gezondheidszorg. Nu vergoedt het Rijk alleen de opvangkosten. Of gemeenten ook gecompenseerd worden voor andere voorzieningen, blijft volgens hen onduidelijk.

Limiet

De asielopvang in Nederland zit al jaren aan haar limiet. Jaar op jaar komen meer asielzoekers naar Nederland dan waar het Rijk zich op heeft voorbereid. Ook de IND, die asielaanvragen beoordeelt, kampt al langer met achterstanden. Meer dan 30.000 asielzoekers wachten op dit moment op antwoord. En omdat ongeveer 19.000 statushouders (vluchtelingen met een verblijfsvergunning) niet kunnen doorstromen naar een normale woning, als gevolg van de woningcrisis, sliepen afgelopen zomer honderden asielzoekers in de buitenlucht bij het aanmeldcentrum Ter Apel.

Het kabinet zag zich toen genoodzaakt de vastgelopen asielopvang tot nationale crisis te verklaren. Concreet houdt dit in dat verschillende bewindslieden voortdurend overleggen met onder meer het Veiligheidsberaad, dat wordt gevormd door de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s. Kort na het uitroepen van de nationale crisis stemde het beraad in met het plan om per regio 450 crisisopvangplekken te regelen.

Die plekken zouden eerst twee weken nodig zijn. Snel werd duidelijk dat de crisisnoodopvang een kwestie van maanden zou worden. Januari werd april. Begin februari zag staatssecretaris Van der Burg zich genoodzaakt het Veiligheidsberaad te vragen of de crisisnoodopvang toch tot juli kan openblijven. In de meeste regio’s bleek dat mogelijk. In Buma’s regio „stoppen de contracten vlak voor de zomer”, in de winter onbenutte recreatieplekken gaan dan weer open voor toeristen. „We doen ons best andere plekken te vinden, maar ik kan niet garanderen dat het gaat lukken.”

Statushouders

Gemeenten zijn normaal gesproken alleen verantwoordelijk voor het huisvesten van statushouders. Intussen regelen ze ook de opvang van ontheemden uit Oekraïne, zorgen ze dat de crisisnoodopvang voor reguliere asielzoekers langer openblijft dan afgesproken en zijn ze naarstig op zoek naar structurele opvanglocaties voor asielzoekers.

„Bij de vorige vluchtelingencrisis van 2015-2016 zei Den Haag dat we ervan zouden leren”, zegt Erik van Merrienboer, burgemeester van Terneuzen en voorzitter van de veiligheidsregio Zeeland. „Jammer genoeg zitten we nog steeds in hetzelfde schuitje.” De leegstaande bibliotheek in Terneuzen is volgens hem al veel te lang open als crisisnoodopvanglocatie. Hoewel hij het „bezwaarlijk” vindt dat hij „voor de derde of vierde keer” aan buurtbewoners moest melden dat de locatie wat langer openblijft, zit zijn aarzeling vooral in de vraag of dit wel een „verantwoordelijke manier is van mensen onderbrengen”.

In de veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek is het niet gelukt 450 crisisopvangplekken te regelen. Daar stokt de teller op 338. Het is geen onwil, zegt Gerhard van den Top, als burgemeester van Hilversum voorzitter van de kleinste veiligheidsregio. De regio telt geen enkel azc en staat daardoor onderaan de lijst van structurele asielopvangplekken per regio. Daar is een logische verklaring voor, stelt Van den Top: „De bebouwingsruimte is beperkt.” Zijn regio heeft „niet veel grote locaties” waarin je een groot azc zou kunnen huisvesten.

In het verleden was er in de gemeente Laren een groot azc in een oude kazerne, waar plek was voor maximaal duizend mensen. In 2016 zaten er nog vijftig asielzoekers, waarop het COA, tegen het advies van burgemeesters, besloot de stekker eruit te trekken. De kazerne is inmiddels gesloopt. Op die plek komen 590 huur- en koopwoningen.

‘Dit is wat ik kan leveren, meer kan ik niet’, zegt Sybrand Buma van de Friese veiligheidsregio

Dat ook in Zeeland weinig structurele asielopvanglocaties zijn, ligt volgens Van Merrienboer aan het COA dat eerder „nooit” naar deze regio heeft gekeken. De voorkeur ging lange tijd uit naar grote opvanglocaties. In Zeeland werken ze liever met „kleinschalige, structurele opvang”. Er is meer draagvlak voor kleinere locaties, en hij merkt dat „het denken [van COA] nu de kant opgaat van kleinere schaal”.

Dat merkt ook Hans Broekhuizen, burgemeester van Twenterand en voorzitter van de Twentse regietafel asiel. Waar het COA eerder „grote locaties met zeshonderd plekken” verwachtte, wordt nu sneller genoegen genomen met opvanglocaties tot 150 plekken. „Dan willen ze wel meedenken.”

De Hilversumse burgemeester Van den Top wijst erop dat het Veiligheidsberaad in principe niet is bedoeld voor asielvraagstukken. Het kan ook geen besluiten nemen. „Wethouders en gemeenteraden moeten er ook wat van vinden.”

In Twente, maar ook in andere veiligheidsregio’s, hebben ze daar wat op bedacht: de regietafel asiel. Het thema asiel is daardoor „niet meer een ding van de veiligheidsregio”, vertelt voorzitter Broekhuizen. Burgemeesters en wethouders van de veertien Twentse gemeenten komen minstens één keer per maand bij elkaar voor „overzicht, onderlinge afstemming en het uitwisselen van ervaringen, bijvoorbeeld over communicatie naar gemeenteraden en burgers”.

Van tafel geveegd

In ruil voor tijdelijke crisisnoodopvang zou het kabinet zorgen voor een spreidingswet (voor een eerlijker verdeling van asielzoekers over alle gemeenten) en maatregelen die de komst van vluchtelingen helpen beperken. Met beide beloften gaat het niet goed. De nareisbeperking, die gezinsleden van statushouders zonder huis een half jaar langer buiten Nederland moest houden, is eerder deze maand definitief van tafel geveegd – de hoogste bestuursrechter bij de Raad van State oordeelde dat de maatregel geen enkele wettelijke grondslag heeft. Twee dagen voor het hoger beroep werd uitgesproken, kwam de adviestak van de Raad van State met een negatief advies over de spreidingswet: die zou te ingewikkeld en onduidelijk zijn.

Alle burgemeesters die voor dit verhaal met NRC spraken, zijn het erover eens: gemeenten houden zich aan afspraken, het Rijk niet. Van Merrienboer: „Eerlijk is eerlijk, staatssecretaris Van den Burg werkt zich drie slagen in de rondte. Maar of het genoeg is? Het ontbreekt het Rijk nog aan een duidelijke visie, aan goed beleid.”

Broekhuizen: „Op het gebied van asiel heeft het Rijk de afgelopen dertig jaar alles voor het zeggen gehad. Pappen en nathouden, alles was financieel gestuurd. Kijk waar we nu staan.” Wat hem betreft bemoeit Den Haag zich voortaan alleen „op hoofdlijnen” met asiel, de rest moet aan de gemeenten worden overgelaten.

Wat de ondervraagde burgemeesters alle vier lastig vinden, is dat ze geen duidelijkheid krijgen over de capaciteitsproblemen bij COA en IND, een van de oorzaken van de opvangcrisis. Broekhuizen: „Als we over zes maanden weer nieuwe getallen krijgen, valt daar niet tegenop te boksen.”

Bestemmingsplannen zijn niet zomaar gewijzigd en gemeenten volgen het liefst zorgvuldige trajecten voor zoveel mogelijk draagvlak onder hun inwoners. Gemeenten maken zich ook zorgen om sociale voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg. In Terneuzen kampen ze, net als veel plekken in Nederland, met een tekort aan huisartsen. „Op dit moment krijgen we hulp van een gepensioneerde arts, een toevalstreffer, maar dat is natuurlijk geen basis”, zegt Van Merrienboer.

Geen stroom op de camping

Daar komt bij dat sommige regio’s te maken hebben met wachtlijsten voor aansluiting van nieuwe opvanglocaties op nutsvoorzieningen als water en elektra. Zo hoorde burgemeester Buma van een netbeheerder dat het een half jaar zou duren voor een camping op het stroomnet kon worden aangesloten. Stel dat de camping wel was doorgegaan als opvanglocatie, dan had hij nog steeds geen gezondheidszorg kunnen leveren. Want ook Friesland kampt met een tekort aan huisartsen. „Ik zie een ingewikkelde situatie richting 1 juli”, zegt Buma.

Om toch te voldoen aan de vraag voor de aankomende zomer 19.000 extra opvangplekken te creëren, moeten volgens hem de voorzieningen, dus ook huisartsenzorg, misschien worden verminderd. „Niet om af te schrikken, maar omdat we het anders niet redden.”