Hoeveel duurder gaat een cultuurbezoek worden? Breed gedeeld is de verwachting dat cultuurminister Eppo Bruins inderdaad een btw-verhoging van 9 naar 21 procent aankondigt. De pogingen van de cultuursector om deze maatregel in de kiem te smoren hebben vooralsnog niet het beoogde effect gehad.
Minder verkochte kaarten is één van de verwachte gevolgen van de btw-verhoging, en dit zou betekenen dat de verwachte opbrengst van 953 miljoen lager uitvalt. Het kabinet houdt rekening met een daling van 5 tot 6 procent in publieksinkomsten, de sector schat dat dit eerder 9 tot 12 procent is.
Belangenbehartiger Kunsten ’92 heeft laten uitrekenen: 1,5 miljoen minder festivalkaartjes, 900.000 minder bezoeken aan podiumkunsten per jaar. Het uitgangspunt bij die berekening is dat de btw-verhoging volledig wordt doorberekend in de kaartprijs. De vraag is of dat klopt, en of instellingen de kostenstijging niet, althans gedeeltelijk, voor eigen rekening zullen nemen. Dus: gaat iedereen vanaf 2026 echt ongeveer 11 procent meer betalen voor cultuur?
Niet onderzocht
Het kabinet heeft de impact van de btw-verhoging op de cultuursector niet onderzocht, laat staatssecretaris van Financiën Folkert Idsinga (NSC) deze week weten in antwoord op vragen van D66-Kamerleden. Er is ook geen voornemen dat nog uit te zoeken, schrijft hij. Wel wordt naderhand het effect onderzocht. Idsinga gaat er van uit dat kosten „voor bepaalde ondernemers” toenemen, maar hij zegt ook dat het kabinet een jaar aan voorbereidingstijd biedt.
Voor musea is het duidelijk: ze zullen de btw-verhoging volledig doorberekenen in de toegangsprijs, laat een woordvoerder van de Museumvereniging weten. „Musea hebben momenteel echt geen vet meer op de botten om ook deze verkapte bezuiniging op een andere manier op te vangen.” Ze doen dit met tegenzin, omdat ze nu al zien dat mensen met een kleine beurs de toegangsprijzen te hoog vinden. Welk gevolg de btw-verhoging heeft voor de prijs van de Museumkaart, zoekt de daarvoor verantwoordelijke Museumvereniging nog uit, maar een prijsverhoging is niet onwaarschijnlijk.
Btw al eerder (tijdelijk) verhoogd
Hoewel het uit het collectieve geheugen verdwenen lijkt te zijn, was de btw op podiumkunsten halverwege 2011 ook al een keer verhoogd – toen van 6 naar 19 procent, en maar voor een jaar. „Sommige instellingen hebben toen hup, de prijzen verhoogd, andere helemaal niet. Weer andere zijn er tussenin gaan zitten”, zegt Dick Molenaar, fiscalist en onderzoeker aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Volgens hem is het verhogen van de btw altijd nadelig voor een sector. „Dat kan je niet ongestraft doorberekenen. Als instellingen hogere prijzen hadden kunnen berekenen, hadden ze dat al gedaan. Er is al een soort markt-evenwicht, omdat iedereen op zoek is hoeveel ze waarvoor kunnen vragen.”
Heel erg tevreden was ook de toenmalige staatssecretaris niet over de btw-verhoging. „Laat ik eerlijk zijn”, zei Halbe Zijlstra (VVD) in 2011 in NRC, „de btw-verhoging heeft mij niet geholpen.” Zijn beleid, inclusief cultuurbezuiniging van 200 miljoen euro, was er op gericht culturele instellingen aan te sporen tot meer ondernemerschap. De btw-verhoging maakte het juist moeilijk extra publieksinkomsten te verwerven. „Dit was niet de meest voldragen maatregel uit het regeerakkoord”, zei Zijlstra toen.
Destijds werd de kosten van de btw-verhoging bij de poppodia verdeeld tussen publiek, podia en artiesten, zegt Berend Schans, directeur van belangenvereniging VNPF. Dit maakte dat de onderhandeling tussen artiest en podium „soms grimmige gesprekken” waren, herinnert hij zich. Schans verwacht dat ook deze verhoging verdeeld wordt tussen podia, artiesten en publiek. Maar sommige optredens kunnen nauwelijks duurder. „Jongerenprogrammering en nachtprogrammering bijvoorbeeld zijn extreem prijselastisch. Daar kan een euro prijsverhoging het verschil zijn tussen geen of vijftig verkochte tickets.”
Lees ook
Stapeling van maatregelen gaat de cultuursector hard raken: ‘Minister, pak de regie!’
Groot voor klein
De gedachte dat populaire optredens ongestraft duurder gemaakt kunnen worden om de kleinere optredens te ontzien, heeft haar grenzen, zegt hij. „Groot voor klein gebeurt altijd al. Artiesten die goed verkopen of grote horecaomzet genereren, maken het mogelijk om kleinere, minder bekende artiesten te boeken. Zo spreiden podia hun risico over het jaar.” Maar podia hebben geen reserves om kostenverhogingen op te vangen, zeker nu ook andere kosten als energie en arbeid sterk stijgen. En de btw-verhoging versterkt de onderhandelingspositie van grotere artiesten, omdat podia ze harder nodig hebben, zegt hij. Podia zullen minder artistiek risico kunnen nemen door innovatieve of nieuwe acts te boeken. „En daarvoor zijn we juist op aarde.”
Directeur Janneke Staarink van concert- en congresgebouw De Doelen in Rotterdam heeft het over ‘een perfecte storm’. „De onzekerheid is zo groot, van zoveel kanten, dat er bijna geen ruimte is om te schuiven. Als iedereen vet op de botten heeft en de btw zou verhoogd worden, dan kan je bedenken: wat zal ik eens gaan doen met die verhoging.” Wat je voor welke prijs programmeert, is nu al een heel ingewikkelde puzzel. Als daar ook nog een btw-verhoging overheen komt, wordt het „wel een hele schrale puzzel.”
Breed publiek
Het zal ook veel moeilijker worden een breed publiek te bedienen, waar ze zich nou juist voor inzet in De Doelen. „Of instellingen nu de prijs omhoog doen of niet; linksom of rechtsom wordt het doorbelast aan het publiek. Ofwel omdat kaartjes duurder worden zodat je publieksgroepen uitsluit, of overdrachtelijk, omdat je bepaalde dingen minder gaat doen, juist voor de groepen die minder dure kaartjes willen kopen.”
Het Concertgebouw in Amsterdam gaat er vooralsnog van uit dat de btw volledig moet worden doorberekend in de kaartprijs, vertelt directeur Simon Reinink, om de financiële gezondheid van de organisatie te waarborgen. Voor een deel van de bezoekers van Het Concertgebouw betekent een prijsverhoging niet dat ze wegblijven. Maar, zegt Reinink, voor de nieuwe doelgroepen waarop Het Concertgebouw de afgelopen jaren heeft ingezet met een bredere programmering, kan het wel een probleem vormen. „Als het onbetaalbaar wordt, houdt het op.”
Met een stoïcijnse blik rent Ada Hegerberg naar de zijlijn, slaat drie keer met haar rechterhand op haar borst en wijst naar het veld om vervolgens met de armen wijd haar team bijeen te roepen. Alsof ze wil zeggen, ‘ik hoor hier thuis, wij horen hier thuis’. Hegerberg heeft net gelijk gemaakt tegen gastland Zwitserland in het officiële openingsduel van het EK voetbal.
Het is niet zomaar een goal – maar pas haar eerste op een eindtoernooi sinds 2015. Vijf jaar weigerde ze te spelen voor de nationale ploeg, uit protest tegen de omgang van de Noorse bond met het vrouwenvoetbal. De toernooien die ze wél speelde, verliepen teleurstellend voor Hegerberg (30), Champions League-topscorer aller tijden en in 2018 gekozen tot beste speelster ter wereld.
Voor de nationale ploeg eindigden die toernooien ook niet goed. Maar nu staat Hegerberg met Noorwegen in de kwartfinale van het EK, woensdag wacht in Genève Italië.
Noorwegen is een van de voorlopers in het vrouwenvoetbal. In de eerste jaren na de oprichting van de grote internationale toernooien – in de jaren tachtig en negentig – eindigde Noorwegen bijna altijd bij de laatste vier. Maar door de snelle ontwikkeling van de sport in andere landen werd Noorwegen voorbijgestreefd.
Protest
Na het teleurstellende EK in 2017 – Noorwegen scoorde niet en verloor alle duels – besloot sterspeelster Hegerberg een „pauze” in te lassen bij het nationale team. Ze had al vaker publiekelijk kritiek geuit op de omgang van de bond met het vrouwenvoetbal. In Noorwegen viel dat niet goed, haar besluit zou egoïstisch zijn.
Maar ze kon ook op steun rekenen. Onder meer van Lise Klaveness, destijds voetbalanalist. „Ada Hegerberg pleit terecht voor een prestatiecultuur, hoge normen, een kwalitatief sportprogramma en goed leiderschap”, schreef Klaveness in een opiniestuk voor de nationale omroep NRK.
Klaveness – voormalig Noors international en advocaat – werd in 2018 directeur topvoetbal bij de Noorse bond en in 2022 bondsvoorzitter. Dat betekende ook de terugkeer van Hegerberg in de nationale ploeg. De hooggespannen verwachtingen rond haar rentree werden echter niet waargemaakt. Op het EK die zomer verloor de ploeg met 8-0 van Engeland.
De Noorse bondsvoorzitter Lise Klaveness tijdens een FIFA-congres in maart 2022 in Doha. Foto Hassan Ammar / AP
Datzelfde jaar kreeg de Noorse bond om een heel andere reden wereldwijde aandacht. In aanloop naar het mannen-WK in Qatar, eind 2022, baarde Klaveness opzien door zich op het FIFA-congres uit te spreken tegen de „onacceptabele manier” waarop het toernooi aan de golfstaat was toegewezen, met „onacceptabele gevolgen”. Ze wees op de mensenrechtensituatie in het land en riep op tot compensatie van de families van gastarbeiders die om het leven waren gekomen bij de bouw van stadions.
Klaveness wees de FIFA slechts op hun eigen statuten en verantwoordelijkheden, zei ze. De Noorse bond, die zich als een van de weinige bonden ook uitsprak tegen het Israëlische geweld in Gaza, verschilt daarin van andere federaties, die vaak voor een diplomatieke toon kiezen.
Geridderd
Klaveness – sinds dit voorjaar een van de twee vrouwelijke leden in het UEFA-bestuur – en Hegerberg, passen in een traditie van Noorse pioniers in het vrouwenvoetbal. Ellen Wille stond met een toespraak op het FIFA-congres van 1986 aan de wieg van het WK voor vrouwen. Karen Espelund trad in 2011 als eerste vrouw toe tot het UEFA-bestuur. En Per Omdal, voormalig vice-voorzitter van de UEFA en preses van de Noorse bond, maakte zich hard voor vrouwenvoetbal. Daarvoor werd hij in 2022 geridderd in Noorwegen. Klaveness omschrijft Omdal tegenover persbureau AP als haar „mentor” met wie ze nog wekelijks contact heeft.
Woensdag moet blijken of Noorwegen oude tijden kan doen herleven, door zich voor het eerst in twaalf jaar te plaatsen voor de halve finales op een eindtoernooi. Hoewel aanvoerster, is Hegerberg in eigen land nog altijd niet onomstreden. In het derde groepsduel tegen IJsland – de Noren waren al zeker van de kwartfinales – werd geëxperimenteerd met een andere voorhoede. Met name de 20-jarige Signe Gaupset maakte indruk. In een peiling zei 75 procent Hegerberg liever op de bank te zien starten tegen Italië.
Voor Klaveness zal de erfenis van Hegerberg niet afhangen van die ene wedstrijd. „Ada ziet nu al in dat ze deel is van iets groters, een verbinding met de geschiedenis.”
Herman Hertzberger kijkt goed naar beneden. Dat deed hij niet altijd, architecten kijken juist naar boven, naar de gebouwen. Maar nu is hij 93 en moet hij goed opletten waar hij zijn voeten neerzet als hij zijn ronde maakt door het Amsterdamse Sarphatipark, of boodschappen doet. Of als hij naar kantoor gaat, dat doet hij eens per week.
En als je de grond goed in de gaten houdt, zie je wat daar allemaal ligt. Plastic ringen, stokjes, clipsluitingen, scherven van achterlampen, lege pillenstrips, veren, bladeren, kleine roosters, papieren, fietslampjes, metalen platen, glas, smintdoosjes, aluminiumfolie.
Hertzberger maakt er collages mee. Hij ziet de straatrommel als een „getuigenis van onze overvloed”. De eerste maakte hij in 2016, formaat 11 bij 17 centimeter. Die afmeting heeft hij aangehouden in alle volgende collages. „Ik snap niet dat schilders er altijd voor kiezen in meerdere formaten te werken.” Hertzberger is van de structuur, vrijheid heeft kaders nodig. De werken zijn tentoongesteld in zijn woonkamer, neergezet op zeven planken boven elkaar. Een wand vol kleurige snippers. Eigenlijk, zegt Hertzberger als we ervoor staan, moet je ze niet zo als geheel bekijken, maar als losse werken. Dan zie je: in elke collage zit een systeem, balans, kleuren en materialen die terugkomen, zich tot elkaar verhouden.
Herman Hertzberger maakt sinds 2016 collages van straatafval. De werken zijn een „getuigenis” van overvloed, zegt hij.
De architect heeft in juli een boek uitgebracht, Shaping Freedom: Architecture 1959-2025. Het zal „zeer waarschijnlijk” zijn laatste boek zijn, schrijft hij in de inleiding. Het boek bevat de kern van zijn gedachtegoed, over hoe belangrijk het is dat architectuur vrijheid faciliteert. Hij wilde zo’n publicatie niet volledig overlaten aan iemand anders, nee, „ik had al moeite genoeg de Engelse vertaling uit handen te geven”. Maar het boek is óók een aanklacht, een pleidooi dat hij vaker houdt, al lang houdt: de hedendaagse architectuur is niet sociaal genoeg. Architectuur, vindt hij, moet een voorziening zijn. Hij schrijft het nog eens op tijdens ons gesprek, voorziening; het is een goed woord.
Sinds de jaren zeventig bewoont hij de onderste helft van een grote stadswoning uit het einde van de negentiende eeuw, tegenover het Sarphatipark in Amsterdam. Hij is een man die het met baksteen nooit zo heeft kunnen vinden. Maar hij kan het in zijn eigen huis goed tolereren. Hij is er ooit gaan wonen omdat, ja, „wij kregen de mogelijkheid”, hij kende de bewoners die weg gingen, „het was groter dan wat we hadden, we woonden in bij andere mensen”. En zo tegenover het park, dat is fantastisch. Inmiddels heeft hij alleen de begane grond in gebruik, de verdieping daarboven laat hij aan een student. De woonkamer is sober en uitbundig tegelijkertijd. Sober, omdat luxe, nieuwigheid, glans ontbreekt. Uitbundig, vanwege de verzameling aan spullen, meubels, onderzetters, boeken (ongeveer tachtig over de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier) en werken aan de muur die gekoesterd worden, elk zorgvuldig lijken uitgezocht.
In de gebouwen die hij zelf heeft neergezet, gebruikt Hertzberger liever betonblokken. Hij ontwierp het kantoor van Centraal Beheer in Apeldoorn (‘de rots’), Vredenburg in Utrecht, de Weesperflat in Amsterdam, Montessorischool in Delft (en vele andere scholen), de Diagoonwoningen, ook in Delft. Hij is een van de invloedrijkste Nederlandse architecten van de twintigste eeuw, als een van de verkenners van het structuralisme, gebouwen uit eenheden. Als hij praat over architectuur, dan praat hij over hoe mensen zich tot elkaar verhouden, of zouden moeten verhouden.
U schrijft in het boek dat veel huizen, appartementen die nu gebouwd worden eigenlijk ‘opbergdozen’ voor mensen zijn.
„Ik ben er zo bang voor dat, omdat er dus die woningnood is, dat ze denken: we gaan gewoon maar bouwen, bouwen zonder ideeën. Als ik zie wat voor woningen er gemaakt worden, dat is zo treurig. En volkomen niet in overeenstemming met de overvloed die we ons op zoveel andere fronten van het leven wel permitteren. Als mensen al een balkonnetje krijgen, is dat net groot genoeg voor een vuilniszak.
„Mensen lijken geen idee te hebben van hoe belangrijk het is om de basics van een woning toch iets ruimer te zien. Niet alleen maar dat er een douche moet zijn, en nog een paar dingen waar bouwvoorschriften voor zijn. Neem deze buitenruimte, hier.”
Hij gebaart naar het vlonderterras, achter hem. Hertzberger zit aan de eettafel, met zijn rug naar de tuin. De deuren zijn opengeslagen naar een terras, de tuin is groen. Zijn vrouw Hansje hield van tuinieren. Nu komt zijn dochter elke week en dan helpt ze in de tuin.
„Dit is van afmetingen waar ik jaar in jaar uit met de hele familie heb kunnen eten ’s avonds in de zomer.”
Deze woning is alles behalve een opbergdoos. Dit is echt een woon- en leefruimte.
„Een huis moet de voorwaarden scheppen voor verbinding. Niet alleen binnenshuis, ook met de straat, de buren. En op de een of andere manier wordt het toch gezien als… Het lijkt nu belangrijker om met een woning bescherming te bieden aan de individuen. Maar er moet ook iets zijn wat verbinding oproept, cohesie. En dat bestaat volkomen niet meer.
„Ik wil niet te hard zijn, maar… Ik vind dat die architecten… het is toch eigenlijk misdadig dat die daar intuinen.”
U heeft het een keer zo geformuleerd: „Architecten leveren tegenwoordig het behangsel van het neoliberalisme.”
„Ja, nou ja, ‘het neoliberalisme’, als je dat zegt, dan ben je bij de linkse elite. Daar moet je natuurlijk weer voor oppassen.”
De tijd is anders nu, hebben architecten überhaupt de ruimte nog om sociaal te ontwerpen?
„Die ruimte is in mijn tijd ook klein geweest. De ruimte was toen nog in decimeters te meten. En die is nu in centimeters te meten. En dat is zonde. Maar ze moeten ertegen in gaan, ze mogen zich er niet voor lenen.”
Hoe deed u dat dan, met uw opdrachtgevers?
Hij lacht. „Ja, dat weet ik eigenlijk niet.”
Na wat nadenken: „Ik heb op de een of andere manier altijd smoesjes gevonden. Nou ja, smoesjes is een negatief woord. Aanleidingen heb ik gevonden om die vrije ruimte te maken. Aldo van Eyck, de architect, die ik toch beschouw als een van mijn belangrijkste leermeesters, zei het zo: ‘Architectuur moet je als smokkelwaar binnenbrengen’. En dan bedoelde hij niet de mooiigheid, maar de basis, de voorzieningen. Je moet handig zijn als architect. Dus ik heb er mijn hele leven voor gevochten onbestemde ruimte te maken.”
Vrijheid
Op de salontafel bij de bank ligt Over vrijheid van de Amerikaanse historicus Timothy Snyder. Hertzberger leest het nu. Die Snyder, zegt hij, begint er ook over, met iets andere woorden. Voor vrijheid is nodig dat er ruimte is voor het onvoorspelbare, het onbestemde, dat niet álles al vastligt. Die vrijheid moet er zijn in een maatschappij, maar ook in een gebouw, in een woning, in een kantoor.
Hertzberger noemt dat ‘tussenruimte’, of onbestemde ruimte. Hij paste het bijvoorbeeld toe in een van zijn belangrijkste werken, het kantoorgebouw (ontworpen tussen 1967 en 1972) dat hij voor Centraal Beheer ontwierp, in Apeldoorn. Het is een structuur uit kubussen, opgebouwd in verschillende lagen. De ruimte binnen is als een landschap, met werkplekken, balkons, ontmoetingsplekken, een koffiehoek (toen nog uitzonderlijk, de directeur vroeg zich af of mensen nog wel zouden werken). Dwars door het gebouw liet Hertzberger twee ‘straten’ lopen, twee wandelgangen met gemeenschappelijke ruimte, die de kubussen van het gebouw met elkaar moesten verbinden en van het geheel een ‘stad’ moesten maken. Openbare, onbestemde ruimte kan in een stad voor verbinding zorgen, maar ook in een gebouw, vindt Hertzberger.
Het grijze beton van het gebouw riep wat twijfel op: zou het niet te somber zijn voor de duizend medewerkers? Maar het kantoorpersoneel deed waar Hertzberger op had gehoopt: ze maakten zich de ruimte eigen, met posters, tekeningen en knutselwerken.
In zijn werkkamer heeft Hertzberger „ongeveer tachtig boeken” over Le Corbusier.
Centraal Beheer staat nu (nog) leeg. Al sinds 2013. Verschillende ontwikkelaars zijn erop vastgelopen. De laatste, Certitudo Capital, concludeerde dat het gebouw met een doorsnede van honderd meter een „te platte pannenkoek” was, moeilijk te vermarkten.
In 2023 is een documentaire verschenen over het gebouw, Proof of the Pudding. Want dat is het gebouw voor Hertzberger: een test, werkt het gebouw, is het structuralistische idee dat eraan ten grondslag ligt ook na vijftig jaar toe te passen.
Voor projectontwikkelaars die het gebouw op een financiële manier moeten bekijken, wordt die ‘tussenruimte’ te duur bevonden, niet rendabel. Wat vindt u daarvan?
„Dat is steeds het verhaal. Ik zou kunnen denken: het gebouw werkt nu niet, maar dat is omdat mensen ernaar kijken als een financiële puzzel in plaats van wat kunnen we met deze ruimte doen. Maar tegenwoordig wordt alles als een financiële puzzel bekeken. Goud is van alles de maatstaf. Je hebt zo’n aardig programma, Tussen Kunst en Kitsch. Daar zie je dus allemaal leuke verhalen over objecten. En dan komt altijd weer die vraag: ‘Wat zou het kosten?’ De waarde wordt niet uitgedrukt in de zeldzaamheid, in de verrassende nieuwigheid, of in de bijzondere stellingnamen. Nee, de waarde van iets wordt puur en alleen in geld uitgedrukt.”
Oorlog
Hertzberger schuift een vel papier naar zich toe. Hij heeft het mailverkeer voorafgaand aan het interview afgedrukt. In een van de mails vraag ik of hij door dat gedoe met Centraal Beheer niet twijfelt aan de houdbaarheid van zijn ideeën. Een half jaar geleden, toen de gemeente Apeldoorn het gebouw kocht met het voornemen orde op zaken te stellen (er komt misschien een ‘Politie Experience’), had hij al eens antwoord gegeven: nee, geen twijfels. Hij begint er zelf over.
„Je vraagt ergens: hoe kom je aan die consistentie. Daar wil ik wel antwoord op geven. Ik ben dus opgegroeid in de Tweede Wereldoorlog. Het was een angstige tijd, en toen heb ik goed begrepen wat vrijheid eigenlijk betekent. Want je mocht dit niet, je kon dat niet, kortom, je werd beknot. En dat heeft mij gevormd.”
Hertzberger is geboren in 1932, had een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Hij groeide op in Amsterdam, in de Rivierenbuurt. Ze kwamen de oorlog door, maar zijn vader, die zich als huisarts de taak had gesteld Joodse Amsterdammers van deportatie te redden met vrijstellingen, bleef erdoor getekend.
Een schets van Herman Hertzberger.
„De oorlog viel gelijk met, wat iedereen in zijn pubertijd heeft, zich afzetten tegen – ook dat nog! – tegen je ouderlijk huis. En dat had voor mijn gevoel te maken met baksteen, met somberte. Na de oorlog, had je de modernen en de conservatieven. Ik heb toen heel duidelijk gekozen voor de modernen. Die hadden een plat dak, daar kon je op zitten, mooie tuinen op maken.”
Vrijheid werd belangrijk in zijn werk. Die vrijheid moet je als architect vormgeven, er moet ruimte zijn waarvan de gebruikers van een gebouw zélf kunnen bepalen wat ze ermee doen. Die tussenruimte dus, onbestemde ruimte. En daarom blijft hij daarin geloven.
„Nu ligt de verantwoordelijkheid bij de nieuwe generatie, die moet nu een nieuwe weg kiezen”, net zoals Hertzberger zelf deed. Hij krijgt vaak brieven van jonge architecten. Hij heeft hoop, voor de nieuwe generatie.
Toch blijft Hertzberger betrokken, ook al trad hij tien jaar geleden terug als directeur van zijn architectenbureau. Onlangs nog, gaf hij een toespraak bij een verbouwing van TivoliVredenburg. Hertzberger ontwierp het in 1979 geopende Muziekcentrum Vredenburg, waarvan de grote zaal en omliggende ruimtes onderdeel zijn van wat nu TivoliVredenburg is. Die ruimte is, zoals de architect het bedacht had, nu verbonden met het naastgelegen plein door een nieuwe entree. Bij de presentatie hield de architect een toespraak, hij vermaakte zijn publiek met grappen, genoot zichtbaar van de interesse.
Bij de presentatie zei u: „Dit gebouw laat me nooit meer los, en dat vind ik wel leuk.” Hoe is dat, om te leven met al die gebouwen die u nooit meer los laten?
„Nou, ik zal eerlijk zeggen, dat is een grote verwondering. Al die mensen komen terug bij ons architectenbureau: die willen verbouwen, die moeten dit, die moeten dat. Ja, ik doe mijn mond wel open, al heb ik in feite niets meer te beslissen, niet formeel. Maar in die zin ben ik met al die gebouwen dus nog bezig. Ik moet nu leren, want ik ben dus inmiddels 93, om afstand te nemen. Dat is best moeilijk, maar dat doe ik wel. Maar zo’n gebouw als Centraal Beheer, daar blijf ik me mee bemoeien, tot ik dood ga.”
Zelfs nu, bijna elf jaar na het neerhalen van passagiersvliegtuig MH17, overkomt het Maartje Kral nog weleens. Als het gesprek op de Russische aanslag van 17 juli 2014 komt, denkt ze: zal ik het zeggen? Dat noemt ze ‘een MH17’tje droppen’. Want zodra ze vertelt dat haar opa en oma in dat vliegtuig zaten, slaat de sfeer onmiddellijk om en beginnen haar gesprekspartners te stamelen. ‘O, wat erg!’ ‘Sorry!’
Dan zegt Kral: ‘Hoeft niet, we kunnen er prima over praten, komt helemaal goed.’ Dat is, zegt ze in haar Amsterdamse huiskamer, sinds de vliegramp een script in haar hoofd. Of liever: sinds de ramp een nationale ramp werd, met nationale rouw.
Destijds was Kral veertien en hield ze net als haar opa van paardrijden. Ze was dol op haar grootouders. Die woonden in hetzelfde dorp en waren een soort tweede opvoeders van haar en haar broer en zus.
Nu is ze 25 jaar, journalist en heeft ze een podcast gemaakt: Publiek verdriet. Die verschijnt woensdag op DOCS online, met als kernvraag: waar blijft de persoonlijke rouw als de mensen om wie je treurt, onderdeel worden van nationale rouw?
Hoe ging het eraan toe in jullie gezin toen het nieuws over de ramp bekend werd?
„We zaten de hele avond voor de tv. In shock. Je denkt nog heel lang: misschien is het een ander toestel, misschien zaten ze er niet in. Mijn moeder belde met ministeries om informatie te krijgen, maar veel bleef nog onduidelijk.
„Wij woonden op een boerderij, een beetje afgesloten. Die avond kwamen steeds meer familieleden aan, wel tien of twaalf. We hadden natuurlijk heel veel verdriet, maar konden met elkaar praten en lachen. Het gebeurde in de zomervakantie, we waren allemaal vrij. Zo leefden we vier weken lang samen in een bubbel.”
Ja, bepaalde mensen waren heel vaak op tv. Soms dachten we: oeh, moet je dat nu al doen?
In de podcast beschrijf je dat de buitenwereld, media en dorpsgenoten jullie bubbel soms nogal hardhandig kruisten.
„Bij het huis van mijn opa en oma werden bloemen gelegd. Dat was heel aardig, maar wij keken er wel met enige afstand naar. Mijn moeder vroeg haar zwager om boodschappen te doen, zodat ze niet de hele tijd werd aangeklampt door goedbedoelende buren.
„Ik herinner me dat ik een keer de telefoon opnam – je had toen nog vaste telefoons. Het was een journalist van een talkshow. ‘Klopt het dat ik met de familie Kral praat? Zijn je ouders thuis?’ Mijn moeder was heel beslist: wij werken niet mee.
„Een paar dagen na de ramp kwam een lokale omroep met een filmpje van vier minuten over ‘Guust en Toos’. Omdat wij niet hadden meegewerkt, traden daarin mensen naar voren die toevallig net boodschappen deden en mijn opa en oma uit het dorp kenden. De omroep had ergens een foto gevonden die wij nog nooit had gezien, met mijn oma op een paardenkar. Dus zou ze ook wel veel van paarden hebben gehouden. Nee, dat was mijn opa: mijn oma was nooit bij de paarden, behalve dan op die ene, ons onbekende foto.”
Lees ook
De leider van het onderzoek kijkt terug, tien jaar na de ramp: ‘Ik zeg altijd: MH17 is van iedereen, van alle Nederlanders’
Sommige nabestaanden spraken wel met journalisten.
„Ja, sommige mensen waren heel vaak op tv. We dachten weleens: oeh, moet je dat nu al doen? Maar misschien vonden ze het juist prettig. Voor iedereen is dat anders. Het maakt ook uit dat ik mijn opa en oma heb verloren, mijn moeder haar ouders. Dat is, laat ik zeggen, de natuurlijke loop der dingen. Meer dan wanneer je een kind, kleinkind of zus verliest.”
Voelt het alsof jullie iets is ontnomen doordat de nationale rouw boven jullie persoonlijke verdriet ging?
„Het is dubbel. Het is fijn dat mensen zo betrokken zijn. Maar het is lastig als je zelf nog niet precies weet wat je denkt en voelt. Soms heb ik mijn arm om iemand heen moeten slaan die zelf niemand had verloren, maar die het gewoon heel erg vond.
„Wanneer ik er met mensen over praat, heb ik het over dat ‘verdriet van Nederland’. Dan gaat het over die nationale ramp. Als ik geen nabestaande was geweest, had ik het normaal gevonden dat er zoveel aandacht voor was. Het wás ook heel groot, natuurlijk. Maar pas wanneer het niet meer over de MH17 gaat, kan ik het over mijn opa en oma hebben.”
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft Rusland vorige week formeel verantwoordelijk gesteld voor het neerhalen van MH17…
„Ik zag het, ja.”
We zaten de hele avond voor de tv. In shock. Je denkt nog lang: misschien zaten ze er niet in
Wat het Hof de Russen onder andere kwalijk neemt, is de harteloosheid waarmee ze met de nabestaanden zijn omgegaan. Dat ze stoffelijke resten in delen hebben teruggestuurd, bijvoorbeeld. Is dat jullie ook overkomen?
„Nee. Mijn opa en oma zaten achter in het toestel en werden betrekkelijk gaaf teruggevonden. In het protocol heette het dat van Guust ‘98 procent’ was teruggevonden en van Toos ‘96 procent’. Dat wil zeggen dat er zoiets als een pink ontbrak.
„Daarom werden hun lichamen tamelijk snel naar Nederland vervoerd en konden wij hen snel begraven. Dat heeft het makkelijker gemaakt om met het verdriet om te gaan. Andere mensen moesten maanden wachten op de stoffelijke resten.”
Je zei net ‘ja, ik zag het’ over die uitspraak. Is dat niet iets waarvan je op het puntje van je stoel gaat zitten?
„Nee. Ik kijk toch altijd een beetje als een buitenstaander naar MH17-dingen. Het is zoals mijn moeder zei in de podcast: ‘Goed dat ze het doen voor de nabestaanden’.”
Lees ook
Ook het Europees Hof van de Rechten van de Mens houdt Rusland nu verantwoordelijk voor MH17. Heeft dat gevolgen?