Booker Prize-winnaar Paul Lynch: ‘Het is heel moeilijk om te zien wanneer het te laat is’

Het ene moment staat de echtgenoot en vader van vier nog in zijn keuken met z’n baby op zijn arm. Het volgende moment is hij, werknemer van de onderwijzersvakbond, opgepakt tijdens een demonstratie en vastgezet, om onduidelijke redenen en op een onbekende locatie.

De ene avond sta je nog je tanden te poetsen in je eigen badkamer, de volgende ochtend verlaat je je huis en je land om er niet meer terug te keren.

Hoe is zoiets voorstelbaar? „Ja…”, zucht Paul Lynch. „Velen van ons in het Westen vinden het moeilijk om zich dat voor te stellen. Of ze willen het niet. Het ís ook een uitdaging, alleen al omdat we opgegroeid zijn in een wereld waar het normaal is om in je keuken te zitten en op televisie beelden van oorlog te zien. Dan ontwikkel je daar weerstand tegen, je leert ermee te leven. Tijdens je avondeten worden de lichamen van onschuldige mensen op brancards weggedragen, maar de absurditeit daarvan dringt niet gemakkelijk meer door.”

Zo is het doenlijk geworden om de werelden van oorlog en vrede van elkaar te scheiden, zegt de schrijver. „Ik wil geen onheilsprofeet zijn, maar het zou me verbazen als wat in mijn roman gebeurt – het afglijden naar totalitarisme en burgeroorlog – niet in de komende tien of twintig jaar in minstens één westers land gebeurt. Een roman als deze kun je niet werkelijk speculatief noemen, als wat in het boek gebeurt zich op dit moment al voltrekt op een andere plek op de wereld. Sinds ik met dit boek begon is ‘Oekraïne’ gebeurd, is ‘Gaza’ gebeurd. Mijn boek is gesitueerd in het Westen, in Ierland, in een land waar we zoiets niet voor mogelijk houden, maar ik hoop dat tijdens het lezen het besef indaalt dat dat misschien anders zit. En dan maakt dit boek radicale empathie mogelijk.”

Dit boek, dat is Lied van de profeet, waarvoor de 46-jarige Ierse schrijver afgelopen najaar de Booker Prize kreeg, de invloedrijkste literatuurprijs van de westerse wereld. De jury noemde Lied van de profeet een ‘een waarlijk meesterlijk fictiewerk’, dat tegelijk ‘de sociale en politieke onrust van het huidige moment vangt’. Lynch schreef eerder vier andere romans, die allemaal in de prijzen vielen in binnen- en buitenland. Het zojuist vertaalde Lied van de profeet is het eerste dat beschikbaar is in het Nederlands en dus was de schrijver tweeënhalve dag voor interviews in Amsterdam.

„Ik geloof dat ik vandaag nog vier interviews heb”, zegt hij meewarig. „Ik ben een schrijver die niet-schrijver is geworden, die man die de hele tijd óver zijn werk praat. Het is een rol.” Maar een rol die hij met verve vertolkt, en waarin hij niet meegaat in de verleiding om een politiek standpunt over rechts-extremisme of migratieproblematiek in te nemen. Dat zijn onderwerpen waar zijn roman wel tegenaan schurkt, maar op die terreinen ligt zijn ambitie als schrijver niet. Hij spreekt liever over „dat wat alleen fictie kan doen”, namelijk „de complexiteit van het mens-zijn” tonen. Hij betoogt dat zijn roman een „kitchen sink drama” is „en geen politieke roman, al zit er een politieke dimensie aan”.

Hoofdpersoon Eilish Stack is de moeder van vier die haar man Larry plotseling niet thuis aantreft, de avond na de demonstratie. Vanaf dat moment laait de maatschappelijke onrust op, er wordt een avondklok ingesteld, rebellen gaan zich tegen de stringente overheid verzetten, er ontstaan gevechten, het maatschappelijke leven raakt ontwricht, de straten onveilig. Paul Lynch: „Ik ben geen politicoloog, maar dat leek mij in een liberale democratie het omslagpunt: als het recht op demonstratie niet meer geëerbiedigd wordt. Eilish zegt tegen Larry dat hij gewoon naar die demonstratie toe moet gaan, hij twijfelt en ze maakt zich zorgen, maar zegt: we moeten vasthouden aan onze grondrechten.”

Zij denkt: we hebben regels en wetten die ons beschermen.

„En dan wordt hij opgepakt, want de regels en wetten hebben hun kracht al verloren. Die ontkenning van de werkelijkheid is heel belangrijk in het boek. We denken: dit kan niet gebeuren, want dit zijn de regels waarnaar wij leven, wij allemaal. Maar wie de macht heeft, kan de regels veranderen of naast zich neerleggen. De temperatuur verandert zo geleidelijk dat we niet doorhebben dat het water kookt, tot we verbranden in de pan. Het is heel moeilijk om te zien wanneer het te laat is.

„We denken misschien dat we wel weten wanneer we op de rem moeten trappen, of wanneer we moeten vertrekken. Dit boek stelt de vraag: weet je dat echt? Want als je dat terugbrengt naar een doorsnee leven in een samenleving, zie je hoe ingewikkeld dat is. Er is het grote strijdtoneel van de wereldproblemen, maar ondertussen maken we ons druk of we nog genoeg melk in de koelkast hebben.”

Het probleem is dat we doen alsof dat twee verschillende werkelijkheden zijn?

„Je kunt het grote plaatje niet zien als je bezig bent met de melk in de koelkast. Je zit gevangen in het moment van je leven, je bent bezig je kinderen naar school te krijgen en vrolijk te houden, je moet je oude vader die dement wordt bijstaan, zoals Eilish. Hoe kun je dan denken over vluchten voor je veiligheid? Je kunt niet van huis omdat je man misschien ineens vrijgelaten wordt en omdat je puberzoon op oorlogspad is. Enzovoort. Dat is de complexe realiteit: onze familie, de mensen met wie we ons omringen en van wie we houden, die verankeren ons in de levens die we leiden. Dat achterlaten is: één voor één alle banden doorknippen. Daar gaat de roman voor mij over.”

Was dat ook het beginpunt?

„Dat zou het proces van fictieschrijven te zeer rationaliseren. Fictie is niet rationeel. Ik houd van het citaat van Ingmar Bergman waarin hij zegt: intuïtie is de speer die je in de duisternis werpt, intellect is het leger dat je daar achteraan stuurt. Kunst begint met intuïtie, met een daad van geloof, en zo begon ik dit boek ook te schrijven, met een gevoel en een poging. Ik begon en wist nog niet wat ik aan het doen was, maar ik voelde de zang in de taal, de energie die resoneerde. Er zat iets in. Mijn hoofd zat wel vol onderwerpen, ik was bezig met Syrië en mensen die hun land en hele bestaan ontvluchtten – met het gevluchte jongetje dat aanspoelde, en hoe gemakkelijk we over alle doden heen keken.”

Wanneer stuurde u dan het leger achter die speer aan?

„Na een paar maanden, toen ik wist wat de laatste zin van het boek zou moeten zijn. Ik wil niets verpesten, maar Eilish denkt daar, in volle overtuiging: ‘naar zee, we moeten naar zee, de zee is leven’. Dat lijkt een krankzinnig, volkomen verkeerd idee. Hoe zou op een bootje de zee opgaan léven kunnen betekenen? Ik moest in de roman demonstreren hoe ze op dat punt zou komen.”

Een levensgevaarlijke boottocht zien als de beste kans op leven – dit is ook de dagelijkse realiteit aan de Middellandse Zee.

„Uiteraard. En op zoveel andere plekken.”

Wilde u daarover schrijven?

„Ik had al snel door dat dit boek niet specifiek over de Middellandse Zee of Syrië wilde gaan, maar dat het z’n eigen kant op ging, dat het iets veel ambitieuzers wilde, namelijk een universeel verhaal vertellen. Ik wilde het zo schrijven dat het de potentie had om meerdere politieke realiteiten in zich te dragen, van over de hele wereld, van vroeger en nu.”

Het bóék wilde die kant op, in plaats van u, de schrijver?

„Zo voelde het wel. Met dat soort intuïtie is mijn schrijverschap ook begonnen: ik was redactiechef en filmcriticus bij een krant, toen ik tijdens een vakantie de openbaring had dat mijn leven een leugen was, dat ik fictie moest schrijven. Het was een stem vanbinnen die dat zei, een interventie van het onderbewuste. En wel de juiste keuze, denk ik inmiddels.”

Maar u wilde op een zeker punt misschien ook iets met de roman? Dit gaat ook over onze wereld?

„Ja, maar niet in politieke zin. De literatuur heeft het vermogen om ons te tonen zoals we zijn en ons daarmee een spiegel voor te houden, waarna je misschien begripvoller en betekenisvoller kunt leven. Maar ik heb geen boodschap. De roman gaat over deze wereld én over de wereld van vroeger én van de toekomst. Het had eigenlijk een motto moeten hebben uit The Crossing van Cormac McCarthy, waarin hij iets schrijft als: de opdracht van de verteller is niet gemakkelijk, want hij lijkt één verhaal te moeten kiezen uit de vele mogelijke, maar dat is niet het geval, hij moet integendeel vele mogelijke verhalen uit het ene maken.”

En dat ‘ene’ verhaal is…?

„Tja, het verhaal van de mensheid. De mythe die de hele menselijke ervaring bevat, denk: De Odyssee. Dat is het doel van grote literatuur: hoe dichter je bij dat ene verhaal komt, hoe meer jouw verhaal bevat en betekent, hoe universeler het wordt. Dat was de belachelijke ambitie bij het schrijven van mijn roman.”

Had uw persoonlijke geschiedenis daarin nog betekenis? De directe ervaring met militaire dreiging, van Ierland en Noord-Ierland ten tijde van de Troubles?

„Niet bewust, de Troubles voelen heel ver weg! Maar de echo’s zijn er natuurlijk nog, in Noord-Ierland vooral. Ik groeide dicht bij de grens op en daar reden wel gewapende voertuigen rond, we konden de wachttorens zien, er waren bomaanslagen op het journaal. Dat is doodeng als je jong bent, maar het was ook normaal. Die chaos is misschien in het boek terechtgekomen. En misschien ook de politiestaat: Ierland was in feite een theocratie die geleid en beheerst werd door de katholieke kerk, een land waar schaamte de munteenheid was.”

Voelt u zich als schrijver verbonden met die geschiedenis?

„Ik doe er niet speciaal mijn best voor, maar ik ontkom er niet aan dat mijn boek een typische hedendaagse Ierse roman is – vol droefenis en lijden en regen. Tegelijk denk ik dat er in veel Ierse kunst nu een extra dimensie zit, dankzij de post-katholieke fase, die ons voor de vraag stelt: wie zijn we nu, en wat is betekenisvol? Ik denk dat we onszelf aan het heruitvinden zijn en daarbij de blik sterk naar buiten richten. Sociale verandering brengt vaker grote kunstzinnige bewegingen voort, want kunst is een manier om te interpreteren wat er gebeurt.

„En mijn boeken benaderen ook allemaal diezelfde stof, namelijk vragen over de menselijke conditie: wat betekent het om mens te zijn? Mijn boeken stellen vragen over waardigheid, het probleem van de waardigheid bij lijden en betekenisloosheid. Mijn personages zijn verliezers, ze jagen iets na wat niet gevangen kan worden, proberen te ontsnappen aan iets waaraan niet ontkomen kan worden. Ik kom telkens uit bij de waardigheid van mensen die een betekenisvol leven zoeken in een wereld die niet om mensen geeft.”

Een wereld die niet om mensen geeft, dat brengt me ook weer bij de actualiteit van uw roman. U zei: dit boek maakt radicale empathie mogelijk. Is uw boek bedoeld als hoopvol voor mensen die in oorlog terechtkomen, huis en haard achterlaten?

„Ik denk het wel, maar de mogelijkheid tot radicale empathie is nog iets anders dan een verplichting ertoe, want die macht heeft een roman niet. En misschien is het onoplosbaar. Misschien hebben we een geglobaliseerde wereld gecreëerd die nooit écht globaal kan aanvoelen, vanwege dat probleem van verbinden, verbindingen – misschien zijn we daar als mensen niet voor gemaakt. Misschien missen we de bedrading om empathie te kunnen hebben in een mate die vereist is om een waarlijk mondiale gemeenschap te vormen.”

We blijven altijd ‘de ander’ zien.

„Ja, want de kuddementaliteit zit diep in ons. Er is één manier om aan kuddes en stammen voorbij te gaan, namelijk met beschaafde idealen. Als die idealen tekortschieten, wenden we ons weer tot onze kudde.”