Bom diggy bam! Schrijfster Laura van der Haar ziet levenslust in de dingen

Bom diggy diggy diggy bom diggy bam, zong Ice Mc in 1994. Het lied duikt op in het hoofd van Laura van der Haar (1982) wanneer ze ter afleiding van liefdesverdriet haar huis uit loopt: „Bom diggy bammend de wijk uit, mijn stadsdeel uit, een nieuw en semi-onbekend stadsdeel in.” Op dit kleine wandelingetje vallen haar direct allerlei boeiende gedachten en overwegingen in. Met graagte bom diggy bam je achter haar aan: wat een geweldig boek is Verkeerd verbonden, haar nieuwe… ja, haar nieuwe wat eigenlijk?

Is Verkeerd verbonden een roman, een soort dagboek, een persoonlijk essay, non- of autofictie? Het is dat allemaal en ook weer niet. Van der Haar vond een eigen vorm om te bespiegelen over de wereld en haar plek daarin. Verkeerd verbonden heeft paradoxaal klinkende kwaliteiten. Het is puur persoonlijk en volstrekt origineel, én zo goed als algemeen geldend en herkenbaar. Het is filosofisch, maar ook op een goede manier alledaags. Het is ontzettend grappig, maar zeker niet onserieus. Ontroeren doet het ook. Het springt van de hak op de tak, maar is uitstekend te volgen en goed gecomponeerd. Vorm én vent (wat is het vrouwelijke equivalent van ‘vent’? Ventevrouw? Dat betekent ‘varende vrouw’. Of toch liever: wijf? Een Van der Haar-eske vraag, want inspireren doet ze ook).

Hoe te leven, dat is de onderliggende vraag, en wat de mens en de tijd, en de mens in de tijd, nou helemaal voorstelt. Met name deze ene mens. Behalve schrijver is Van der Haar archeoloog. Eerder maakte ze van haar kennis over bodemlagen, en wat er zoal rondslingert in bodemlagen, al slim gebruik in haar roman De kuil (2023). Nu vormen restanten van menselijk leven, diep weggezakt en compleet vergeten, maar soms herontdekt, een rode draad in dit boek – een van de rode draden.

Net als verval. Kennis over de dood vergaart ze actief. In het boek vervat zijn allerlei reportages gewijd aan „verval-plekken”, zoals een paardencrematorium (ook voor zwaarlijvige mensen) en een plek waar aan de hand van dode varkens processen van ontbinding en mummificatie in kaart worden gebracht. Ze spreekt ook een forensische arts: „De beste manier om je van de dood te vergewissen is door een vinger tegen de zijkant van de oogbol te drukken. Niet omdat een levend persoon zich dan luidkeels af zou vragen wat je in godsnaam aan het doen bent met zijn oog, maar omdat de pupillen van doden zich onder druk vervormen.”

Deze stukken uit het boek verschenen eerder in het magazine Vice. Van der Haar hergebruikte ze (in ietwat aangepaste vorm), wat goed past omdat hergebruik, herdefiniëring, iets of jezelf anders gaan zien, ook een dragend thema is van dit boek.

Het frappeert Van der Haar hoe „miljarden en miljarden ervaringen en gebeurtenissen […] zich synchroon afspelen” en hoe eenieder daar zijn eigen kleine liedje in mee zingt, ongeacht hoe „tektonische platen” intussen onverstoorbaar voortschuiven onder onze voeten en alles voort- en voorbijgaat. De mens verbeeldt zich heel wat, al verandert, vervliegt en vergaat alles waar je bij staat – en kan ook niet anders. „Levenslust” noemt ze „het hoogst haalbare” voor ieder individu, wat er in het leven ook voorvalt aan keuzes en niet-keuzes.

Levenslust

En dat draagt ze met verve uit in dit boek: levenslust. Waar ze in een eerder, verwant werk, Loslopen (2019), nog tobberig klonk af en toe, wint hier de zelfrelativering en -spot. Zelfs al kan ze nog steeds snakken naar iets als een leidraad in het leven en vormt dit boek deels een verwoede zoektocht naar iemand die „een stramien biedt, een richtsnoer, regels”. Ze grasduint op datingsites: „Waarom is iedereen operations manager? Wat doen die? […] En wat is een test manager? Een strategic consultant, een value manager, een business developer? En wat bedoel je met owner, owner van wat? Ooooo, je bent product owner.” Soms lijkt het daten te slagen, dan lukt het vinden van verbinding toch weer niet. Haar dochter, die ze Fluitje noemt, biedt tegenwicht: „door en voor Fluitje voel ik een gegronde liefde, een aardse liefde, lichaamsliefde en oerliefde, met haar ben ik er, geaard, verbonden. Zij maakt dat het altijd nu is.”

Voortdurend verliefd

Zoekend naar een man lijkt Van der Haar voortdurend verliefd, op het leven dus. Zodra ze buiten is, valt haar van alles op. Ze maakt er ook foto’s van, die helaas nogal flets staan afgedrukt in dit boek – een aanrader is naar haar website te gaan, daar staan ze juist heel mooi op, onderverdeeld in categorieën als ‘Gezellig’, ‘Wablief’ en ‘Boomkutjes’. Ze kijkt goed, ze leert graag. Allerlei aspecten van het leven frapperen haar, zoals de natuur, de geschiedenis en taal. Ze houdt lijstjes bij van mooie woorden, bijvoorbeeld van „zoetwaterweekdiernamen”: „Grootmondpluimdragers. Kleine blinkslakjes. Meertandige muizenoortjes. Genavelde tonnetjes. Geruite mondhorens. Opgezwollen brakwaterhorens.” Andere woorden, zoals „teamspeler” en „soortement” staan haar intens tegen; ze vraagt zich af en legt uit waarom.

Van der Haar is een kei in opsommingen. Haar schrijven heeft een goed ritme en veel schwung. Ze kan de taal naar believen laten stromen of hakkelen. Haar taalgevoel leidt ook tot aansprekende constateringen: „Een groot hart en een klein hartje zijn allebei positief”, of: „Viel mee en viel tegen betekenen soms precies hetzelfde.”

Verkeerd verbonden zit tjokvol vondsten en associaties, het is een meanderend boek, dat toch geen indruk van willekeur wekt. Doordat vaste elementen, verhaallijnen terugkeren is het een eenheid. Soms op een slapstickmanier, zoals in de steeds wanhopiger wordende weerslag van haar contact met Ikea om een keuken geïnstalleerd te krijgen, maar ook in de existentiële overpeinzingen en observaties. Het is alles, het is niets. De dingen hebben Van der Haar nodig om gezien te worden.