N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
STIKSTOF Het kabinet ziet verhuizing van boerenbedrijven als een oplossing voor het stikstofprobleem. Agrarische makelaars zijn sceptisch.
Met gemengde gevoelens laat Pauline Dirksen (32) haar erf in de lommerrijke omgeving van het Noord-Brabantse Chaam zien. Veertig paarden staan in een veldje, gehuld in dekens tegen wind en kou, de meeste tot hun enkels in het water. Van lente is op deze koude aprildag geen sprake. In de stallen ligt volop stro, op alle deuren een bordje met in krijt een paardennaam: Quelindo, Ravel, Cas.
Twee jaar geleden verhuisde Dirksen hierheen met man Anthon (nu 56) en dochter Rosa (7), vanuit het Noord-Hollandse Uitdam. Daar hadden de Dirksens een kleiner paardenpension en een melkveehouderij. Maar het erf moest teruggegeven worden aan de natuur, vond de provincie, om weidevogels de ruimte te geven. De familie werd uitgekocht.
Van dat geld, een volledige schadeloosstelling, kochten Pauline en Anthon het paardenpension in Chaam. Dat ging best vlot, vertelt ze. Ze hadden het oog al op de regio laten vallen, en voor hen precies op tijd kwam het bedrijf op de markt. Binnen een jaar waren ze over.
Het werk op het paardenpension is geboren uit hobby, het bedrijf zelf vinden de Dirksens fantastisch. De zeventig koeien missen ze niet. Twee keer op een dag melken, zegt Anthon, begon wel „een moetje” te worden.
Maar de negatieve gevoelens komen door Chaam, of beter gezegd: door Chamenaren, aan wie ze niet hebben kunnen wennen. De Dirksens missen hun sociale leven in Uitdam, de reuring die het melkveebedrijf met zich meebracht. Altijd stond er wel iemand op het erf voor een kopje koffie – van jagers tot natuurbeheerders. Hier ervaart de familie buitensluiting.
Dochter Rosa werd in de klas gepest omdat ze „anders” was, Pauline genegeerd door moeders op het schoolplein. Ze denkt dat het komt door al haar tatoeages, zegt ze terwijl ze de mouw van haar jas omhoog trekt en een flard inkt laat zien. Met hun klanten hebben ze een goede band, maar vrienden hebben Pauline en Anthon in twee jaar tijd niet gemaakt. „Sinds een half jaar gaat het beter hier”, zegt Pauline. „Maar het eerste jaar dacht ik: we zetten een bord met ‘te koop’ in de tuin en we gaan weer.”
Enige spoed vereist
Een verhuizing van het bedrijf staat mogelijk meer Nederlandse boeren te wachten. Naast uitkoop en inzet van technische innovaties ziet het kabinet verplaatsen van boerenbedrijven als een mogelijke oplossing voor overmatige stikstofuitstoot.
Die verplaatsing vergt enige spoed. ‘Stikstofadviseur’ en oud-minister Johan Remkes stelde vorig jaar oktober dat voor het einde van 2023 zeker zeshonderd boeren hun uitstoot moeten hebben geminimaliseerd of moeten zijn gestopt. Voor uitkoop, bleek eerder uit onderzoek van NRC, zijn echter maar weinig boeren te porren. Stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) wil dat zo’n drieduizend piekbelasters dit jaar „een keuze maken” voor de toekomst van hun bedrijf.
Verhuizen dan? Op grond van cijfers die makelaarsvereniging NVM aan NRC heeft verstrekt, lijkt grootschalige verplaatsing van boerenbedrijven weinig realistisch. Via agrarische makelaars binnen de NVM, verreweg de grootste makelaarsorganisatie, gingen vorig jaar ongeveer 140 boerenbedrijven naar andere boeren. Dat is nog geen 0,3 procent van alle 52.000 Nederlandse agrarische bedrijven. Ter vergelijking: in hetzelfde jaar veranderden zo’n 200.000 woningen van eigenaar. Dat is bijna 4,5 procent van alle Nederlandse koophuizen. Eerder berekende het Kadaster dat landbouwgrond gemiddeld eens per 52 jaar van eigenaar wisselt.
Daar komt bij dat de uitstoot van stikstof, zeker in de buurt van natuurgebied, veel boerenbedrijven ongeschikt maakt voor overname door andere boeren. Boeren verkochten in 2022 het vaakst bedrijven in Noord-Brabant (zeker 26 transacties) en Gelderland (21). Uitgerekend daar zijn veel Natura 2000-gebieden en moet de stikstofuitstoot flink omlaag, dus ook het aantal dieren. Bijna nergens is nog stikstofruimte beschikbaar.
Dat er weinig boerenbedrijven worden verkocht, zeggen agrarische makelaars, komt doordat het proces erg veel tijd vergt. NRC vroeg negen van die makelaars, verspreid door het land, naar hun ideeën en ervaringen op het gebied van verplaatsingen. Wat komt er allemaal kijken bij het verhuizen van een boer?
Allemaal zeggen ze: de verplaatsing van een boer is niet zomaar geregeld. Een „proces van jaren”, noemen diverse makelaars het. „Soms ben je met een half jaar klaar, maar vijf tot tien jaar komt ook regelmatig voor”, zegt Paul van ’t Veer, werkzaam in Drenthe. Gemiddeld genomen, zegt de Brabantse makelaar Anet van den Berk, duurt een verplaatsing „een jaar of vier, vijf”. Veel makelaars die NRC sprak, tonen zich er sceptisch over dat grootschalige verplaatsing van boeren een oplossing biedt voor het stikstofprobleem.
Boeren verhuizen omdat ze hun bedrijf willen uitbreiden, maar meestal doordat rijksoverheid of provincie hen onteigent of uitkoopt. Voor natuurbeheer, bijvoorbeeld, de aanleg van wegen of woningbouw. In de toekomst zullen stikstof en bescherming van Natura 2000-gebieden een grotere rol spelen.
Eerst een nieuw bestemmingsplan
Bij uitkoop of onteigening moet de overheid eerst een nieuw bestemmingsplan hebben, zegt makelaar Jaap Ridderhof, werkzaam in Gelderland. Boeren weten vaak al bij het begin van een procedure dat zij mogelijk weg moeten en hebben dan de kans een adviseur, zoals een makelaar, in te schakelen.
Is het bestemmingsplan er, dan kan de boer formeel onteigend worden. Hij of zij moet met de overheid aan tafel om tot een financiële oplossing te komen. Bij onteigening worden boeren volledig schadeloosgesteld; dan krijgen ze de volledige waarde van het bedrijf vergoed. Boer en overheid schakelen tijdens dit proces over en weer taxateurs en adviseurs in om de waarde van het bedrijf te bepalen.
Wil een boer verder, dan moet hij tot slot een nieuwe locatie vinden. Waar de andere delen van het proces vooral veel tijd kosten, zit hier volgens makelaars een probleem: aanbod is er nauwelijks. Omdat er nu eenmaal weinig boeren zijn die hun bedrijven willen verkopen. En omdat een boer alleen eenzelfde soort bedrijf kan kopen als hij al heeft. Een melkveehouder moet een andere melkveehouderij kopen, wie kippen houdt kan dat niet in een varkensstal doen. Het ombouwen van een ander soort stal is onbegonnen werk en kan niet uit, zeggen makelaars.
Maar ook speelt hier dat sommige boeren hun eventuele verhuisplannen het afgelopen jaar hebben uitgesteld. Redenen: er is nog geen uitkoopregeling rond het stikstofbeleid én er is nog geen lijst van zogeheten piekbelasters. Boeren weten niet welke locaties wel en niet ‘veilig’ zijn. De uitkoopregeling voor piekbelasters moet nog door de staatssteuntoets in Brussel komen. De regeling moet deze maand gepubliceerd worden.
„Ik heb boeren die willen verkopen, maar die zeggen: ik wacht eerst wel op die regeling van de overheid. Dus die doen niks”, zegt de Gelderse Ridderhof. „En de boeren die wél wat willen kopen, lopen aan tegen de bank. Die zegt: wacht maar af hoe het afloopt met de stikstofregeling. Straks ben je nog piekbelaster, met het gevaar dat je alsnog moet stoppen.” Van den Berk uit Noord-Brabant: „Het is op dit moment heel rustig op onze markt. En wij zeggen tegen boeren: wacht maar even af wat de overheid gaat doen.”
Uit de cijfers van makelaarsvereniging NVM blijkt dat er vorig jaar al ruim een kwart minder transacties tussen boeren waren. Waar ze in 2022 zo’n 140 agrarische bedrijven kochten, lag dat in de jaren ervoor op ongeveer 190. Mogelijk leidde de onzekerheid rond het stikstofdossier tot terughoudendheid.
‘Er valt wel eens een traantje’
Bovendien, zeggen makelaars, komt er ook een tijdrovend stukje ‘mensenwerk’ kijken bij boerenverhuizingen. Veel boeren zijn emotioneel wanneer ze onteigend of uitgekocht worden. Frustratie, woede, verdriet, weemoed. Van alles komt voorbij, zegt makelaar Bert Koo-mans uit Drenthe. „Er vloeit wel eens een traantje. Het gaat soms om bedrijven waar al generaties dezelfde naam op zit.” Ook gaat het niet alleen om het verhuizen van een bedrijf, maar ook om het leven van een familie: school en verenigingen van kinderen, familie, vrienden.
Op het paardenpension van de Dirksens is vooral teleurstelling voelbaar. Hun Noord-Hollandse wortels zijn hier en daar nog waar te nemen. Aan de scherpe tongval bijvoorbeeld, met de kenmerkende harde ‘g’ en de rollende ‘r’, die afsteekt tegen het Brabants van de paar aanwezige klanten. En voor aan het erf staat Heineken, een kleine, zwarte Shetlandpony met een vlecht op het hoofd. Die is van dochter Rosa. „Vroeger hadden we ook een Amstel”, zegt Pauline. „Maar dat paardje is helaas niet meer.”
Maar via de stikstofproblematiek dient zich ook frustratie aan. Het paardenpension valt onder de zogeheten ‘PAS-melders’, bedrijven die onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS) konden volstaan met een melding van de berekende stikstofbelasting op kwetsbare natuur – mits ze zouden beloven hun uitstoot op termijn terug te brengen. Door een uitspraak van de Raad van State in 2019, die een einde maakte aan PAS, heeft het bedrijf van de familie Dirksen geen vergunning om stikstof uit te stoten. Of ze piekbelaster zijn en op den duur weg moeten, weten ze niet – evenmin als andere boeren. Toch denkt Pauline: „Over een aantal jaar wonen wij hier niet meer.”
Op de vraag of de familie er goed aan heeft gedaan te verhuizen, kijken Anthon en Pauline elkaar aan. Er volgt een lange stilte, even onderbroken door een voorzichtige „tsja” van Pauline. Uiteindelijk zegt ze: het móést wel. Waren ze niet vrijwillig vertrokken, dan had de provincie hen wel onteigend. „Maar als ik dit bedrijf op kon tillen en precies op deze manier in Noord-Holland neer kon zetten, zou ik morgen weg zijn.”