Het is een pikante vondst die Sytze van der Zee deed bij zijn onderzoek voor een biografie van SD-kopstuk Willi Lages. Na de Tweede Wereldoorlog werd Lages, verantwoordelijk voor de deportatie van meer dan zeventigduizend Joden en de dood van zo’n vijfhonderd verzetsmensen in Nederland, ter dood veroordeeld. In 1952 moest koningin Juliana beslissen of hij gratie zou krijgen. Ze aarzelde. Nadat ze de directeur van haar kabinet om advies had gevraagd, zette ze zelf nog eens alle voors en tegens op een rij. Van der Zee, die voor zijn onderzoek toegang kreeg tot het Geheim Archief van het Kabinet van de Koningin, trof daarin een blanco velletje papier aan waarop de koningin onder meer had gekrabbeld: ‘executie (KNIL) Joh. Post (Indonesië)’.
Wat Juliana vermoedelijk wilde zeggen: de terechtstelling van verzetsleider Johannes Post, een van de vele doden die Lages op zijn geweten had, was te vergelijken met de executies door het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) in Indonesië tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. ‘Laten we eens naar onszelf kijken’, interpreteert Van der Zee. Een pikante vondst, omdat Nederland zich in die dagen nog moreel verheven voelde boven Duitsland. Maar ook weer niet héél verrassend: er waren in de pers al verhalen verschenen over Nederlandse militairen die in Indië extreem geweld hadden gebruikt. In ieder geval weigerde Juliana de doodstraf te bekrachtigen, met als gevolg een constitutionele crisis.
Journalist Van der Zee, 84 jaar inmiddels, schreef verschillende boeken over de oorlog, waarvan het bekendste ongetwijfeld Potgieterlaan 7 is, over zijn jeugd in een NSB-gezin. Willi Lages kwam voor het eerst op zijn weg toen hij in 1966 als jonge verslaggever van het Algemeen Handelsblad naar Braunlage in Duitsland werd gestuurd, waar de oorlogsmisdadiger – hij kreeg uiteindelijk gratie – zijn laatste dagen sleet. Hij kwam niet verder dan de voordeur van de wasserij waar de vrouw van Lages werkte. Maar de fascinatie bleef, met als resultaat nu de eerste echte biografie van één van de belangrijkse nazi’s in Nederland.
Van der Zee beschrijft om te beginnen hoe Lages, zoon van een handelaar in zuidvruchten en koloniale waren, carrière maakt als politieman in Vrijstaat Braunschweig. In deze deelstaat van Weimarrepubliek grijpen de nazi’s al in 1930 de macht. Interessant detail: doordat Adolf Hitler in februari 1932 wordt benoemd tot Regierungsrat (referendaris) bij het gezantschap van de vrijstaat in Berlijn, wordt hij Duits staatsburger.
In Braunschweig krijgt Lages al volop kansen om zich te bekwamen in het vak van politieman in een totalitaire staat. Zo houdt hij zich er bezig met Schutzhaft, schrijft Van der Zee. ‘Dit machtsmiddel stelde hem in staat politiek verdachte personen zonder verdere inmenging van justitie in hechtenis te nemen en naar een concentratiekamp te sturen. Hij had het vooral gemunt op Joden, Jehova’s getuigen alsmede Roma en Sinti.’
Zijn overplaatsing naar Nederland, in het najaar van 1940, komt voor Lages als een verrassing. Hij weet weinig over het land. Lages wordt bevelhebber van de Sicherheistpolizei (Sipo) en Sicherheitsdienst (SD) in de regio Den Haag. Na de Februaristaking op 25 en 26 februari 1941 wordt hij naar Amsterdam gestuurd om orde op zaken te stellen. Daar zal hij de rest van de oorlog blijven. Niet alleen geeft hij daar leiding aan Sipo en SD, ook krijgt hij de supervisie over de Zentralstelle für jüdische Auswanderung – de organisatie die verantwoordelijke is voor alle politiële maatregelen tegen Joden in Nederland en hun ‘emigratie’ naar het buitenland.
Lees ook
Waarom werkte de Joodse Raad samen met de nazi’s? Alles leek beter dan Mauthausen
Kat-en-muisspel
Sytze van der Zee heeft onmiskenbaar veel werk verzet voor deze vuistdikke (ruim 470 pagina’s) biografie. Gedetailleerd beschrijft hij de vele gesprekken die Lages en zijn rechterhand Ferdinand aus der Fünten voeren met de voorzitters van de Joodse Raad, David Cohen en Abraham Asscher. ‘Van enige haat ten opzichte van de Joden lieten ze niets blijken’, zei Asscher na de oorlog over Lages en Aus der Fünten. Dat weerhoudt de Duitsers er niet van een wreed spel te spelen met de voorzitters. Historicus Jacques Presser vergeleek Lages’ gedrag al met dat van een kat die met een muis speelt, schrijft Van der Zee. ‘’s Ochtends beloofde hij de voorzitters dat er de komende dagen en zelfs weken geen razzia’s meer zouden plaatsvinden, om dezelfde avond of nacht de Joodse bewoners zo nodig met ruw geweld uit hun huis te laten halen en op transport te stellen.’
Maandenlang werkten de voorzitters hoopvol aan een plan om in Vught een werkkamp voor Joden op te zetten – alles beter dan een onduidelijk lot in Polen. Uiteindelijk kwam daar natuurlijk niets van terecht. Net als van het verzoek van de voorzitters om een reis te mogen maken naar Auschwitz, om te zien onder welke omstandigheden de Joden daar ‘tewerkgesteld’ worden.
Het is allemaal ook uitvoerig beschreven door Bart van der Boom in De politiek van het kleinste kwaad, zijn boek over de Joodse Raad dat vorig jaar verscheen. Verrassender zijn daarom de hoofdstukken over de laatste oorlogsjaren, waarin het verzet aan kracht wint en regelmatig aanslagen pleegt op leden van de bezettingsmacht. Lages grijpt daarom naar steeds rigoureuzere maatregelen. Als het verzet in maart 1945 een mislukte aanslag pleegt op Hanns Albin Rauter, de hoogste SS’er, zou zijn reactie zijn: ‘Jetzt müssen wenigstens Zweihundert hingelegt werden.’ Nu moeten er minstens tweehonderd worden omgelegd.
Van der Zee beschrijft de vele zaken waar Lages bij betrokken was, zoals die van verzetsstrijdsters Hannie Schaft en Truus van Lier, in detail. Ook zijn privéleven komt hier en daar aan bod – terwijl hij drank en levensmiddelen naar zijn vrouw in Duitsland stuurt, heeft hij af en toe een scharrel in Amsterdam. Toch krijg je als lezer niet echt het gevoel dat je een blik wordt gegund in het gevoelsleven van deze voor Nederland zo belangrijke nazi. Af en toe krijg je een glimp van zijn gedachten te zien, bijvoorbeeld wanneer Van der Zee beschrijft dat Lages laat onderzoeken of een nekschot bij een executie een pijnlijkere dood tot gevolg heeft dan een kop- of hartschot. Hoe gruwelijk die vraag ook is: het herinnert je er even aan dat we hier van doen hebben met een mens.
Lages, die na de oorlog volhield dat hij niet had geweten welk lot de Joden in Oost-Europa te wachten stond, was er waarschijnlijk de man niet naar om zich echt te laten kennen. Dat is in ieder geval het beeld dat in je in deze biografie van hem krijgt, helaas, want het heeft iets onbevredigends. Een verslaggever van Het Vrije Volk, die er na de oorlog wel in slaagde Lages te interviewen, werd getrakteerd om een lange klaagzang over het opdringerige gedrag van Nederlandse journalisten. Maar ‘toen de verslaggever hem vroeg in een paar zinnen te zeggen hoe hij terugkeek op wat hij in de oorlog had gedaan, zweeg hij. ‘Er komen geen woorden meer’, luidde laatste zin van het artikel.’
Lees ook
De latere voorzitter van de Joodse Raad waarschuwde al voor 1940 voor de nazi’s, maar niemand luisterde naar hem
Leeslijst