Biodiversiteit als handelswaar: gaat dat de natuur helpen?

De vernietiging van de natuur is een van die dingen die laten zien dat economie een hele rare wetenschap is. Gezonde ecosystemen, eigenlijk de hele basis van ons bestaan en dus ook van de economie, gelden in de economie als ‘externaliteit’. Als een bij-effect, als iets dat buiten de economische modellen valt, als een ‘oh ja dat ook nog’. In een samenleving die zó wordt gedomineerd door economisch denken is het dus niet heel verrassend dat de natuur wordt geslachtofferd. Een levende, gezonde natuur is namelijk niet makkelijk meetbaar. Er is niet op korte termijn een ‘product’ van te maken, je kunt er niet in beleggen.

Maar misschien is daar verandering in aan het komen.

Dat is in elk geval waar Arnout Asjes, mede-oprichter van Land Life, op hoopt. Zijn bedrijf, met 75 medewerkers, herstelt landschappen. Het pakt in onder meer Spanje, Australië en de VS verslechterd land aan, vaak verdroogd of geërodeerd, door aanplant van bomen en het verbeteren van de bodem. Maar zie dáár maar eens geld mee te verdienen.

Een manier om dat nu te financieren is via carbon credits. Bedrijven en burgers kunnen die kopen bij een verstrekker van de credits, die meet of een bedrijfsactiviteit CO2 opslaat: bijvoorbeeld het planten van bomen. Zo’n verstrekker geeft een credit uit zodat mensen kunnen investeren in meetbare CO2-opslag in de toekomst. Dat lijkt een uitkomst voor bedrijven zoals Land Life. Doordat het bomen plant die CO2 opnemen, kan het aanspraak maken op geld bij de verstrekkers van credits.

Maar eigenlijk zijn carbon credits alléén niet zo geschikt voor wat Land Life wil, vertelt Asjes. „Het werk dat wij doen, zeker in droge gebieden, is wel goed voor de biodiversiteit maar levert op korte termijn relatief weinig CO2-opslag op.” Van nature is er namelijk weinig regenval in de gebieden waar Land Life actief is. Het gaat veelal om land waarop vegetatie traag groeit. „Als we vooral snel veel CO2-opslag willen, zouden we in Brazilië of Congo moeten gaan werken”, zegt hij. In die tropische landen groeien bomen veel harder, en gaat het daarom veel harder met CO2-opslag. En valt dus veel meer te verdienen met CO2-credits.

Maar ja, ook in landen waar natuurherstel langzamer gaat dan in de tropen, is behoefte aan betere ecosystemen. De worsteling van Land Life om aan genoeg geld te komen voor toch evident belangrijk werk is tekenend voor meer bedrijven in ecosysteem- en landschapsherstel. Ook in landen waar bomen langzaam groeien moet de natuur hersteld worden, maar daar lenen carbon credits zich niet altijd goed voor. Dat maakt het lastig om natuurherstel te financieren.

Daarom kijkt Asjes hoopvol naar een opvallend idee dat de laatste tijd in opkomst is: biodiversity credits, ook wel nature credits genoemd. Als je investeringen in CO2-afvang kan vatten in een financieel instrument, waarom dan biodiversiteit niet ook? „Dat zou een beter verdienmodel kunnen creëren voor natuurherstel, iets waar enorme behoefte aan is.”

Het idee is al zeker twintig jaar oud, maar door technologische ontwikkelingen en groeiende politieke druk op natuurherstel staat het ineens volop in de belangstelling. Allerlei start-ups, banken en overheden melden zich ermee bezig te houden. Tientallen bedrijven bieden al natuurcredits aan. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk maken samen plannen om tot een markt voor biodiversiteitscredits te komen. Ook bij de Europese Unie en de Verenigde Naties werken comités eraan.

Zouden dit soort financiële instrumenten kunnen helpen om de natuur te redden? De beloftes zijn groot, maar deskundigen wijzen op grote valkuilen. Vier vragen.

1. Hoe werken biodiversiteitscredits?

De credits zijn financiële instrumenten die het bedrijven, individuen of overheden mogelijk maken te investeren in projecten die meetbaar bijdragen aan biodiversiteit. Zo’n credit is een manier om vast te leggen waar het ecosysteemherstel heeft plaatsgevonden, wie het heeft gedaan en wat het effect is.

Een onafhankelijke verstrekker van de credits controleert en meet het effect van natuurherstel, geeft de credit uit, en deelt de inkomsten van de credits met de partij die het herstel uitvoert. Het is een manier om te voorkomen dat geldschieters de natuurherstellers op hun blauwe ogen moeten vertrouwen: het maakt natuurherstel kwantificeerbaar en verhandelbaar.

Een biodiversiteitscredit is dus een instrument om aantoonbaar te investeren in natuurherstel. En het kan ook een manier zijn om vooraf te investeren in de opbrengsten van gezondere ecosystemen. Gezondere ecosystemen kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan hogere landbouwopbrengsten, ecotoerisme, hogere grondprijzen.

Neem een bedrijf dat producten maakt met fruit, dat dus op termijn afhankelijk is van gezonde bodems en genoeg bijen om fruitbomen te bestuiven. Zo’n bedrijf heeft belang bij een biodiversiteitscredit dat bijdraagt aan gezonde ecosystemen. Of neem een verkoper van bloemenvazen. Die zou zijn klanten kunnen aanbieden biodiversiteitscredits bij de vaas te kopen om zo indirect de beschikbaarheid van wilde bloemen op termijn zeker te stellen. Het idee is dat dit soort credits zowel vrijwillig kunnen zijn als verplicht kunnen worden gesteld bij bepaalde aankopen, een beetje zoals de CO2-compensatie die nu voor bijvoorbeeld vliegtickets geldt.

2. Voor wie zijn ze bedoeld?

Iedereen kan deze credits kopen: staten die natuurherstel willen financieren, filantropen, bedrijven en burgers die milieuschade willen compenseren of vrijwillig een bijdrage willen leveren aan een gezondere natuur. Je koopt ze bij een verstrekker van de credits, en ze zijn ook verhandelbaar, bedrijven kunnen ze als aanvulling op producten verkopen, etcetera.

Roland van der Vorst, topman van de Rabo Carbon Bank, een tak van Rabobank die zich richt op natuurvriendelijker landbouw, ziet vooral potentiële toepassingen in die sector. „Veel landbouwpraktijken hebben een slechte invloed op de biodiversiteit. Dat bedreigt niet alleen de leefbaarheid, maar ook de landbouw zelf.” Als de biodiversiteit afneemt waardoor er minder insecten zijn, neemt ook de bestuiving en dus de oogst van de gewassen af, bijvoorbeeld.

Een financieel belang bij biodiversiteit is er dus al, alleen ontbreekt een standaardmanier om daarin te investeren. Er is namelijk een probleem. Voordat een gezondere bodem en omgeving zich vertalen in betere oogsten, ben je jaren verder. Van der Vorst: „Als ik mijn huis duurzamer maak, heb ik meteen financieel profijt: lagere energiekosten. Dat is bij veel landbouwpraktijken niet zo.”

De uitdaging waarbij biodiversity credits volgens hem kunnen helpen, is biodiversiteitswinst op lange termijn voor de boer te vertalen in financiële winst op korte termijn. Dit zit bij Rabo in de onderzoeksfase, maar Van der Vorst verwacht dat natuurcredits de komende jaren „vrijwel zeker” een serieuzer instrument worden.

Sonny Duijn, biodiversiteitsadviseur bij ABN Amro, vertelt dat zijn bank de mogelijkheden van natuurcredits nauwlettend in het oog houdt, maar er nog niet in handelt. „Voorlopig zijn er vooral fictieve voorbeelden van hoe ze concreet kunnen werken.”

3. Wat zijn valkuilen?

Volgens zowel Van der Vorst als Duijn is het gebrek aan een duidelijke standaard voor natuurcredits nu het grootste probleem. Om goed internationaal verhandelbaar te zijn, moet zo’n credit een onomstreden eenheid zijn, zoals de dollar of de euro dat ook is. Wat een credit vertegenwoordigt, moet meetbaar, vergelijkbaar en enigszins stabiel zijn. „Dat is lastig bij biodiversiteit, omdat biodiversiteit in de Achterhoek heel anders is dan in de Amazone”, zegt Van der Vorst.

Wat tel je allemaal als je biodiversiteit meet? Schimmels, bacteriën, wormen, korstmossen? Of alleen plantensoorten? Er is, anders dan bij CO2, bitter weinig eensgezindheid over hoe je zoiets complex als biodiversiteit precies meet. Zulke overeenstemming is wel nodig om controleerbaar te houden of een biodiversiteitscredit daadwerkelijk bijdraagt aan biodiversiteit.


Lees ook
‘Onze boeren laten de natuur zoveel mogelijk hun werk doen’

‘Onze boeren laten de natuur zoveel mogelijk hun werk doen’

Tot nu toe was het bijna ondoenlijk om biodiversiteit goed te meten, maar dankzij snelle technologische ontwikkelingen is dat aan het veranderen, ziet Arnout Asjes van Land Life. Zijn bedrijf werkt aan eigen meetmethodes, bijvoorbeeld door dna-analyse van bodemmonsters. Ook is hij optimistisch over inzet van camera’s om informatie te verzamelen over bijvoorbeeld soortenrijkdom, en over ‘bio-acoustica’: technieken om te horen wat er allemaal in de omgeving krioelt en kruipt. Daarbij helpt het dat data-analyses en patroonherkenning snel beter worden door kunstmatige intelligentie.

Rabo Carbon Bank experimenteert met satellietdata om biodiversiteit te meten. Zodra er betrouwbare manieren zijn om biodiversiteit te meten, kunnen partijen credits verkopen.

Tot die tijd is het lastig tot een wereldwijd bruikbare standaard te komen. En dat is nodig, wil een functionerende mondiale markt voor de credits ontstaan.

4. Zijn zulke credits wel een oplossing?

De praktijk rondom carbon credits stelt niet gerust. De handel in CO2-credits gaat gepaard met allerlei perverse prikkels die negatieve ecologische gevolgen hebben. In sommige landen leiden de carbon credits bijvoorbeeld tot monoculturen. Dan worden heel snel heel veel dezelfde soort bomen geplant om zo snel mogelijk zo veel mogelijk CO2 op te slaan. Zo worden in de Amazone talloze rijen uitheemse eucalyptusbomen geplant door bedrijven die gefinancierd worden met geld dat verdiend wordt met de verkoop van carbon credits. Eucalyptusbomen groeien snel en slaan veel kooldioxide op. Dat zorgt ervoor dat ze aantrekkelijk zijn om carbon credits op te verkopen. Maar landschappen vol eucalyptus zijn slecht voor bodem en biodiversiteit, en de bomen branden als luciferhoutjes bij bosbranden. CO2-credits mogen dan bijdragen aan CO2-reductie, ze vernietigen zo lokale ecosystemen juist.

Door die perverse prikkels, gebrekkig toezicht en cowboypraktijken zijn er de afgelopen jaren veel schandalen geweest rondom carbon credits. Zo bleek uit onderzoek van The Guardian en andere internationale kranten vorig jaar dat 90 procent van de beloofde CO2-compensatie van Verra Carbon Standard, een grote aanbieder, waarschijnlijk nooit heeft plaatsgevonden.

Volgens Philippe König, partner bij advocatenkantoor Houthoff, zijn uit de missers bij carbon credits duidelijke lessen te trekken voor biodiversiteits-credits. Hij houdt zich op persoonlijke titel bezig met een lobby voor de ontwikkeling van biodiversiteitscredits. König benadrukt de beloftes ervan voor natuurherstel, maar signaleert ook een ander risico: „Het zou bijvoorbeeld geen goed idee zijn ze alleen te gebruiken voor offsetting” – compensatie van schade. Stel: een mijnbouwer vernietigt een ecosysteem, en koopt dat af met biodiversiteitscredits voor ecosysteemherstel elders. König: „Als ze vooral zó worden gebruikt, schiet de natuur er netto niets mee op.”

Om dit soort problemen te ondervangen, werkt onder meer de Europese Commissie aan ‘robuuste methodologieën’ om herhaling van de vergissingen bij carbon credits te voorkomen. Dat kondigde de hoogste milieu-ambtenaar van de EU, Florika Fink-Hooijer, afgelopen oktober aan.

Veel natuurorganisaties hebben ook om andere redenen dubbele gevoelens over biodiversiteitscredits. Door een monetaire waarde te plakken op zoiets onbetaalbaars als de natuur, reduceer je ecosystemen weer tot handelswaar. En was dat niet juist de oorzaak van alle rotzooi? Moeten we niet juist áf van al te economisch denken in plaats van de natuur binnen de economische modellen te brengen?

Principiële bezwaren of niet, manieren om biodiversiteit te verhandelen zullen volgens betrokkenen de komende jaren zeker toenemen. De grote vraag is volgens Roland van der Vorst van de Rabo Carbon Bank of dat zal gebeuren met een min of meer mondiaal systeem, of dat het voornamelijk kleinschaliger, lokalere creditsystemen zullen blijven vanwege de grote verschillen tussen ecosystemen.

Hoe dan ook, het is de hoogste tijd voor betere manieren om in biodiversiteit te kunnen investeren, vindt Arnout Asjes van Land Life: „Met het huidige tempo van natuurherstel gaan we het simpelweg niet redden.”