‘Binnen die vierkante meter krioelt het van het leven’


Illustratie Lotte Dijkstra

De wilde tuin Een jaar lang lieten NRC-lezers de natuur op een klein stukje in hun tuin of op hun balkon de vrije loop. Wat leverde dat op? „Iets laten verruigen, dat is een enorme mentale stap.”

„Ik kijk anders naar onkruid en hoe de bodem werkt.”

„Ik wist niet dat m’n wilde tuin mij zo nieuwsgierig zou laten genieten.”

„Ik ben bewuster naar de tuin gaan kijken en vooral naar insecten. Het wespennest mag blijven. Dat betekent voor ons en de jonge kleinkinderen: aandachtig lopen en bewegen.”

Dit zijn zomaar wat reacties van de in totaal 8.500 mensen die deelnamen aan het wildetuinproject. Een jaar geleden riep NRC lezers op om een vierkante meter tuin of balkon apart te houden, en de natuur er een jaar lang de vrije loop te laten. Ingrijpen was in principe verboden. De opzet was niet bedoeld als model voor tuinieren, licht universitair docent Ben Vollaard toe, die het project vanuit Tilburg University mede coördineerde. „Verwondering over en verbinding met de natuur stonden centraal.”

Het project loopt nu af. Wat heeft het opgeleverd?

In een enquête die halverwege het project is gehouden onder bijna duizend deelnemers, gaf 29 procent aan dat hun houding ten opzichte van natuur in de tuin is veranderd. Sommige deelnemers zijn minder vaak het gras gaan maaien, en geven planten minder vaak water. Anderen laten dood hout, bladeren en verdorde planten nu liggen. Of ze schoffelen minder, en gebruiken geen gif of kunstmest meer. Sommigen hebben planten gepoot die insecten aantrekken. Eén deelnemer schreef dat hij „meer rust” had, nu hij de tuin meer z’n gang liet gaan.

Maar er waren ook teleurgestelde deelnemers. Iemand zag in het apart gehouden stukje „alleen gras, mos, één paardebloem, een vergeetmijnietje, en een kleine brandnetel” opkomen. Terwijl de rest van de tuin zo kleurrijk en divers was. „Ik ben eerder negatief gaan denken over wild tuinieren.” Iemand anders schreef dat hij het concept niet over de rest van de tuin zou uitrollen. Het stukje wilde tuin was te rommelig. „Tuinieren is de natuur met zachte hand geleiden. Niets doen is geen optie.”

Er is een verschil tussen wat mensen van hun eigen tuin vinden, en wat ze denken dat de buren ervan vinden. Driekwart vindt dat gevallen blad en takken in de tuin kunnen blijven liggen. De helft heeft geen probleem met onkruid. Maar deelnemers denken dat veel buren het laten liggen van blad en takken, en het laten groeien van onkruid afkeuren. „Het zou kunnen dat deelnemers hun buren te streng inschatten, maar dat hebben we niet onderzocht”, zegt Vollaard.

Er is een verschil tussen wat mensen van hun eigen tuin vinden, en wat ze denken dat de buren ervan vinden

Ben Vollaard universitair docent

Wat ook opviel is dat bij een op de vier wilde tuintjes in de eerste maanden vooral planten opkwamen die het goed doen als er veel stikstof is: grassen, brandnetels, bramen. Op het platteland gebeurde dat vaker dan in de stad.

Riyan van den Born, directeur van het Centrum voor mens-natuur-relaties aan de Radboud Universiteit Nijmegen, noemt het een interessant en waardevol project. „Juist omdat deelnemers niks mochten doen in die vierkante meter. Mensen hebben een sterke neiging om in te grijpen”, zegt Van den Born, die in het deskundigenpanel zat dat bij het project was betrokken. Dat bijna eenderde van de geënquêteerden aangaf anders naar de tuin te zijn gaan kijken, herkent ze uit de wetenschappelijke literatuur. „Je geeft meer aandacht, in dit geval aan die vierkante meter tuin, en wat je er allemaal in aantreft. Waar je meer aandacht voor hebt, daar voel je al snel meer verbondenheid mee. En voel je je eenmaal verbonden dan wil je er ook zorg voor dragen.”


Lees ook: De Wilde Tuin: dit groeit, zoemt en kruipt nu in de tuinen van onze deelnemers

Annet van Mazijk (69) en Jaap Starkenburg (68) uit Heeten

‘Het is een gevecht om dingen te laten staan en niet in te grijpen’

Het wildetuinproject heeft hen veranderd, zeggen Annet van Mazijk en Jaap Starkenburg. „Ik kijk nu beter naar dingen waar ik voorheen niet zo op lette. Naar het bodemleven bijvoorbeeld”, zegt Van Mazijk. Ook laat ze de tuin nu meer z’n gang gaan. „Ik wacht meer af wat er zich ontwikkelt.” Haar man: „Het is wel een gevecht om dingen te laten staan en niet in te grijpen.”

Ze wonen in het buitengebied van Heeten, net boven Deventer, op het erf van een voormalige melkveehouderij. Vijftien jaar geleden hebben ze samen met twee andere gezinnen de boerderij gekocht, inclusief zes hectare grond. Eenderde van het perceel bestaat uit bos. In het weiland hebben de bewoners in gezamenlijk overleg een poeltje aangelegd, voor salamanders en kikkers. Er is een knotwilgensingel en een bloemenweide gekomen.

Van Mazijk en Starkenburg wonen in een nieuw gebouwd huis dat de vorm heeft van een varkensstal. „Om de uitstraling van het boerenerf te bewaren”, zegt Starkenburg. Om hun huis hebben ze een grasveld aangelegd. In de hete zomers verdorde een deel. Daarop besloten ze deel te nemen aan het wildetuinenproject en het gras te laten groeien.

Van Mazijk heeft van het project genoten, zegt ze. „Eerst zag ik wilde peen, duizendblad en paarse dovenetel opkomen. Daarna vlasleeuwebek en diverse distels. En één morgenster. Toen die grijsgroene sprietjes boven de grond kwamen wist ik eerst niet wat was. Elke ochtend bij het ontbijt ging ik kijken.”

Ze vinden het wilde tuinproject „slim opgezet”. Omdat het maar om één vierkante meter ging die je moest laten verruigen. „Dat is geruststellend behapbaar”, zegt Van Mazijk. „Als je het niks vindt, spit je het zo weer om.”

Het project heeft hen iets belangrijks geleerd, zegt Starkenburg. „Iets laten verruigen, dat is een enorme mentale stap. Ik ben bioloog en boerenzoon. Als bioloog leerde ik dat je vegetatie moet maaien, liefst in het najaar. Maar nu leer ik dat het juist goed is als je in ieder geval een deel van de vegetatie laat overwinteren, zodat insecten erin kunnen schuilen. En op de boerderij werd altijd gezegd dat je van het erf moest kunnen eten. Alles moest netjes aan de kant. Wij mensen zijn zo gewend aan regelen, controleren en onderdrukken. Dat beeld is aan het kantelen.”

Marcel aan de Brugh

Eveline Goedhardt-Vrisekoop (52) uit Vlissingen

‘Ik moest twee dagen lang distels uittrekken’

Foto Annabel Oosteweeghel

De typische zilte zeelucht vult de tuin van Eveline Goedhardt-Vrisekoop uit Vlissingen. Haar tuin loopt schuin af naar een twee meter brede sloot. „Tijdens de droge zomer van 2018 wilde we geen kraanwater gebruiken om de tuin te sproeien”, vertelt Goedhardt-Vrisekoop. „Dus we besloten het water uit deze sloot maar te gebruiken.”

Dat bleek een slecht idee: het gras verdorde en de tuin was er slechter aan toe dan ooit. „Uiteindelijk herstelde de grasmat maar dat duurde maanden.” Na de zoute plons wilde Goedhardt-Vrisekoop geen vreemde ingrepen meer in haar tuin. Niet gek dat het wildetuinenproject haar aansprak. „Ik had altijd wat moeilijkheden met mijn tuin omdat het een zilte bodem is, veel planten doen het er slecht.”

Ze was benieuwd wat er zou gebeuren als je die grond met rust laat. „Eens kijken wat het dan wél goed doet.”

Daarom maakte ze een vierkante meter vrij, paaltjes erom, niet meer maaien, klaar. „Ik was erg benieuwd en hoopte op een kleurrijk bloemenveld met klaprozen en boterbloemen.” Het resultaat: dikke prikkelende distels die de tuin in no time overwoekerden. „Ik ben twee dagen bezig geweest de zaailingen er met de hand uit te trekken, verschrikkelijk.”

In de tuin zitten her en der nog gaten zonder begroeiing als restant. De wildetuinervaring van Goedhardt-Vrisekoop was dus op z’n zachtst gezegd teleurstellend. „Omdat we ons huis wilden verkopen ben ik er maar helemaal mee gestopt”, zegt ze. „Je wilt toch een nette tuin hebben en tja, onkruid ziet er nou eenmaal onverzorgd uit.”

Hoewel het project geflopt is, vindt ze biodiversiteit in de achtertuin nog steeds erg belangrijk. Aan de overkant van de sloot ligt een dertig centimeter dikke laag pikzwart sediment uitgestrooid over de oever, het resultaat van het baggeren van de sloot door graafmachines. Aan de oever grenst een dijk die fungeert als geluidswal tegen het verkeer. „Daar stonden een hoop bomen en het groeide allemaal mooi wild door elkaar.” Inmiddels zijn ze gerooid omdat de baggermachines er niet door konden. „Eeuwig zonde dat de diversiteit het hier heeft moeten afleggen tegen praktisch baggergemak.” Wat nog rest: brandnetels en een paar bramenstruiken.

Jan van Poppel

Anne Schram Ouweneel (51) uit Zuiderwoude

‘Ik wilde de weegbree weghalen. Onkruid, dacht ik’

Foto Annabel Oosteweeghel

‘Als je neerhurkt en tussen de planten gluurt, betreed je een ander universum. Spinnen, kevers, sprinkhanen, piepkleine holletjes en gangetjes… Binnen die vierkante meter krioelt het van het leven. En dan heb je de smalle weegbree. Die is van een buitenaardse schoonheid.” Anne Schram Ouweneel zaaide zo’n twee jaar vóór De Wilde Tuin begon een hoekje van haar tuin in met een bloemenmengsel. „Daar kwamen klaprozen en rolklavers uit, maar ook één smalle weegbree. Eerst overwoog ik om ‘m weg te halen. Onkruid, dacht ik.” Maar kort daarna groeide er een lange aar uit, met een krans van witte bloemetjes eromheen. „Een beetje zoals de ringen van Saturnus. Fantastisch.” Ze liet de plant staan. „Het jaar erop stond er heel veel smalle weegbree. Het dreigde uit de hand te lopen, maar toen begon De Wilde Tuin en besloot ik dit hoekje te laten staan.” Tussen de weegbreeplanten ontdekte ze honderden veldsprinkhanen. „We hebben een paar jaar in Afrika gewoond. Sindsdien heb ik een zwak voor sprinkhanen.”

In 2014 verhuisden Schram Ouweneel, haar man Rommert en hun twee kinderen vanuit Tanzania naar het Noord-Hollandse Zuiderwoude. Hun achtertuin grenst aan een sloot en daarachter ligt een grasveldje; nog verder weg grazen koeien in de wei.

Als kind groeide ze op in een ‘vogelfamilie’. „Mijn dochter van 17 is nu ook fanatiek aan het vogelen, ze zit bij een natuurvereniging en trekt er in de weekends met verrekijker en telescoop op uit. Haar wereld wordt steeds groter, die van mij krimpt naarmate ik ouder word. Deze tuin en alles wat daarin leeft leert me dat kleinschalig niet mínder is. Ik kan intens genieten van een wuivende grashalm.”

De Wilde Tuin gaf haar ‘een rechtvaardiging voor het bestaan van een wild hoekje’. „In plaats van schaamte dat ik een stukje van mijn tuin laat verwilderen, voel ik nu trots. Voor de zekerheid vertel ik bezoek wel dat het onderdeel van een wetenschappelijk project van de Tilburgse universiteit is…” Ook haar echtgenoot raakte steeds enthousiaster. „Samen met Rommert heb ik in de voortuin een Tuiny Forest geplant, een piepklein bos.”

De weegbreehoek zal intact blijven. „Al ga ik die wel afbakenen, met een omheining van wilgentakken. Ik streef geen compleet overwoekerde Doornroosjetuin na. Maar in een mini-wildernis voel ik me thuis.”

Gemma Venhuizen


Henk van den Wildenberg (73) uit Tilburg

‘Dat bijennest halen we niet weg, we hebben er geen last van’

Zijn vrouw Conny is de ‘balkonvrouw’ en Henk van den Wildenberg ‘de tuinman’. De verdeling komt samen in een klein gaatje in het plafond van het balkon: het bijennest. „Maar dat halen we niet weg hoor”, zegt Van den Wildenberg. „We hebben er geen last van.” Dat het goed toeven is voor de bijen komt door de wilde tuin achter het huis, die als een oase in een woestijn van flats ligt.

Vorig jaar las Van den Wildenberg over het wildetuinenproject en werd direct enthousiast. Een probleem: „Het was best moeilijk om een vrije vierkante meter te vinden want de tuin stond al aardig vol.”

Hij vond een plekje, vlakbij de tachtig jaar oude taxus die oom Piet hier ooit plantte. Het vierkant heeft geen borders of paaltjes die de boel afbakenen. Hier en daar staat steekt een sneeuwklokje haar bloem al bovengronds. De bladeren van de gele helmbloem bedekken voor een deel de bodem en in de hoek rijst de eerste hyacint. Niet alle planten zijn wild en puur natuur. Van den Wildenberg kocht jaren geleden een paar bolletjes sneeuwklokjes, narcissen en boshyacinten en plantte die zomaar ergens. „Maar moet je zien”, zegt hij trots: „Nu staat de hele tuin vol omdat ze zo mooi wild uitzaaien.”

Hij hoopt dat het stukje NRC-tuin net zo wordt als de rest van zijn wilde paradijsje. Veel is zomaar gegroeid, zoals judaspenning, stinkende gouwe en vingerhoedskruid, zelfs de grootste boom uit de tuin, een es, is aan komen waaien.

„Kijk”, zegt hij. Hij wijst naar een blauweregen die als parelketting door struiken en bomen kronkelt. „Van deze plant is een grote tak gesnoeid door de tuinman van de buren, die hing nog aan een hele dunne flinter van de stam. maar toch heeft ie die zomer nog gebloeid.” Het toont volgens Van den Wildenberg de veerkracht van de natuur.

„Ik vind het vreselijk wat er gebeurt met de biodiversiteit door stikstof en klimaatverandering,” zegt Van den Wildenberg. „Als ik kijk naar een natuurdocumentaireserie als Planet Earth besef ik wat voor juweel van een planeet we hebben en we gebruiken haar nu helemaal op.” Hij wil graag bijdragen aan meer natuur: „Ik doe wat ik kan doen.” Voor het huis staan wilde perkjes die de gemeente niet meer hoeft te onderhouden. „Die verzorg ik wel.” In dit stukje Tilburg doet de natuur z’n ding en dat is voor hem precies de schoonheid.

Jan van Poppel

Illustraties: Lotte Dijkstra
Fotografie: Annabel Oosteweeghel