Elegant. Als ik het nieuwe restaurant van chef-kok Titi Waber in Zwolle met één woord zou moeten vangen, zou dat het zijn.
Het interieur is smaakvol ingericht met een aantal Indonesische decoraties aan de muur. Gedoseerd, niet te veel. De Indonesische sfeer is niet nostalgisch, maar zelfverzekerd en hedendaags. Net als de kaart, die is klein en bestaat uit vier menu’s – vlees, vis, vegetarisch of een mix. De uitvoering is zorgvuldig.
Waber heeft haar sporen dan ook verdiend. Ze is geboren in Oost-Java, kwam op haar tweeëntwintigste naar Nederland om te studeren, werd verliefd, bleef en besloot na haar scheiding het roer om te gooien en een koksopleiding te volgen. Ze werkte bij restaurants als Ron Gastrobar Oriental en Blauw en in 2020 kwam haar boek Sambal uit; haar sambals zijn fantastisch.
Dus toen ik begin november zag dat ze haar eigen restaurant Waber. had geopend (met de eigenaren van het Zwolse restaurant Ensemble), zette ik hem direct op mijn lijst. De Indonesische keuken én een vrouw in dit door mannen gedomineerde vak – dat is altijd een aanbeveling.
Allereerst de wijnkaart: die valt op door de gedurfde keuze voor alleen maar Duitse wijnen, omdat die, zo legt de sommelier uit, door het koudere klimaat en het frisse karakter goed passen bij de kruidige gerechten. Mijn tafelgenoot is er zeer over te spreken.
We kiezen voor één vis- en één vleesmenu. De amuse is een tempura van tempeh met frisse, lichtzure dotjes limoenmayonaise en limoenzest. De structuur lijkt op die van gefrituurd brood, een beetje stevig en licht elastisch. Een goed begin, maar wel iets te vettig gebakken.
De saté lilit, gehakt van schelvis en gamba met sereh en rode peper, is lekker, maar voorzichtig gekruid. Net als de saté van rundergehakt, die sappig is met een welkome tik pit dankzij de sambal van koriander, rode peper en knoflook.
Voor de soto (soep) krijgen we een bord met alleen de droge ingrediënten, wortel, tomaat, selderij en boterzachte stukjes vlees, waarna de bouillon aan tafel eroverheen wordt gegoten. De verwarmende aroma’s van kruidnagel en anijs maken hem ideaal voor het ijskoude weer buiten. De sambal erbij verrijkt de smaak aanzienlijk. De vissoep van mijn tafelgenoot is overtuigend en heeft geen extra sambal nodig.
Restaurant Waber. laveert tussen traditie en moderniteit. Zo komt de martabak, een traditioneel pasteitje, in de vorm van een millefeuille: laagjes deeg met lamsgehakt, prei en ei, daarbij wat frisse ingelegde daikon. Het deeg is aangenaam zacht en de bovenlaag mooi krokant. Zeer geslaagd, maar wat opvalt is dat het geheel weer ingetogen gekruid is, waardoor de smaak wat vlak dreigt te worden.
Gul
Wat ik onweerstaanbaar vind aan de Indonesische keuken is het gulle gebruik van kruiden en specerijen. Die geven de gerechten een gelaagdheid en maken dat bepaalde hoekjes van die keuken voor mij naar thuis smaken. Dat is het mooie van eten: je vindt er in verre uithoeken de warme vertrouwdheid van thuis. Die vertrouwdheid ís er, in Wabers keuken. Het ene moment wat meer dan het andere.
Neem het hoofdgerecht, dat uit drie variaties van rendang bestaat, waarbij de receptuur van de boemboe (kruidenpasta) in complexiteit toeneemt: een zachte rendang met krielaardappel, een rendang van rundergehakt met wittebonensaus en de bekende rendang met die onovertroffen kruidig-pittige smaak, de geurige noten van komijn, gember en kokos.
In deze drie variaties geeft Waber haar signatuur af. Het vlees smelt bijna op de tong. De boemboes, die het hart vormen van de gerechten, zijn uit de kunst: mooi in balans, zonder aan karakter in te boeten. Mijn tafelgenoot heeft als hoofdgerecht een vaardig gebakken dorade met krokante huid, sperziebonen en de uitgesproken smaken van gember en sereh.
Maar het valt op dat chef Waber bij de rendang en de dorade wél inzet op stevige smaken, maar zich bij de martabak, soto en saté juist inhoudt. Wat mij betreft mag het allemaal uitbundiger. Ze kent haar vlees, sauzen en sambals en je mag als chef je gasten gerust overrompelen, graag zelfs.
Bij het dessert, dat Waber zelf aan tafel brengt, verrast ze met een knipoog naar een zoete dessertsoep met pompoen genaamd ‘kolak labu kuning’: in plaats van een soep krijgen we een laagjescake van pannenkoeken gevuld met pompoenmousse, een bitterbal van zoete aardappel, schuim van kokos en ijs van sereh. Een smakelijke samensmelting van traditioneel en modern.
Minpuntjes deze avond hebben met de bediening te maken: zo komt de wijn één keer pas op tafel als mijn tafelgenoot zijn gerecht al op heeft, en we moeten erg lang wachten op het hoofdgerecht. Als ik voorzichtig vraag of ze ons vergeten zijn, wil de bediening ons het hoofdgerecht van de tafel naast ons geven. Uitgesloten natuurlijk en ik moet nog flink op de dame inspreken om daar van af te zien. Ze put zich uit in excuses, geeft haar jonge collega de schuld, wat écht niet kan, verontschuldigt zich nog eens en biedt ons een drankje aan.
Waber koos voor Zwolle omdat de stad nog geen Indonesisch restaurant had, alleen wat afhaaltoko’s. Haar restaurant is nog maar kort open en wat ze heeft neergezet is veelbelovend. Ik denk dat in de toekomst, als ze haar draai helemaal gevonden heeft, de rest van het land naar Zwolle zal reizen om haar bijzondere gerechten te proeven.