Bij vrijgelaten gevangenen op de Westelijke Jordaanoever. ‘Hamas heeft alleen maar de score vereffend’

Om het vluchtelingenkamp Balata te bereiken moet je langs Huwara, een Palestijns stadje dat wordt omsingeld door volgens het internationale recht illegale Israëlische nederzettingen. Huwara was eerder al geregeld het toneel van schermutselingen en geweld, telkens wanneer kolonistenjongeren de Palestijnse bewoners een ongewenst bezoek kwamen brengen. Sinds de Hamas-aanval van 7 oktober ligt het er als een spookstad bij. Palestijnse winkeliers werden gedwongen hun zaak te sluiten, en op enkele patrouillerende soldaten na bespeur je geen levende ziel op straat. De drukte bij de rotonde, die volhangt met Israëlische vlaggetjes, valt zo extra op. Het blijken tientallen kolonistenjongeren te zijn, die met uitdagende houding en brede grijns iedere auto inspecteren, geflankeerd door zwaarbewapende Israëlische militairen.

Ossama Mustafa directeur Palestijns cultuurcentrum Yafa Elke keer als wordt aangekondigd dat de kolonisten een bezoek willen brengen aan Jozefs graftombe, hier in de buurt, houden wij ons hart alweer vast

„De kolonistenjongeren laten ons zelfs hier niet met rust”, zegt Ossama Mustafa (49). Hij is directeur van het Palestijnse cultuurcentrum Yafa, in het vluchtelingenkamp naast Nabloes, in het noorden van de Westelijke Jordaanoever.

„Elke keer als wordt aangekondigd dat de kolonisten een bezoek willen brengen aan Jozefs graftombe, hier in de buurt, houden wij ons hart alweer vast.” Mustafa geeft toe dat het dan moeilijk is om de jongeren uit het vluchtelingenkamp aan te sporen om de kolonisten te mijden en niet in te gaan op provocaties.

Met 32.000 vluchtelingen is Balata het grootste Palestijnse vluchtelingenkamp in de hele Westoever. Oorspronkelijk in 1950 opgericht voor zo’n 5.000 vluchtelingen, barst het kamp nu uit zijn voegen. Balata is een wirwar van nauwe steegjes tussen half afgewerkte betonnen woonblokken, met daarin traphallen zonder leuningen. Haast zestig procent van de vluchtelingen is jonger dan 25 jaar. Kinderen groeien op in armoede, zonder reëel toekomstperspectief. En in angst voor de frequente nachtelijke razzia’s door het Israëlische leger, dat de Westoever bezet. In Balata zie je geen muur of deuropening zonder ernaast een poster van een gedode strijder of door Israël gezochte, en nu ondergedoken militant.


Lees ook
‘Wraak is een goede zaak’, zegt een Joodse kolonist op de Westelijke Jordaanoever

Tzvika Mor (47) woont in nederzetting Kirjat Arba.

Ossama Mustafa toont het hart van het vluchtelingenkamp, waarin ettelijke woningen tot een hoopje grijs puin zijn gereduceerd. „Op 18 november heeft Israël het lokale hoofdkwartier van Fatah gebombardeerd”, zegt de ngo-directeur. Jonge kinderen spelen tussen de brokstukken, terwijl vanuit een stuk geschoten waterleiding op een straathoek het water naar beneden sijpelt. Een zwaarbewapende jongeman, helemaal in het zwart en zonder zichtbaar insigne van enig uniform, marcheert door de hoofdstraat van het kamp.

Er vielen vijf doden: één toevallige omstander en vier strijders van de Al-Aqsa-martelarenbrigade, de gewapende tak van Fatah. Hoe populair militante strijders hier zijn, blijkt uit ‘het schrijn’, een haast religieuze vereringsplaats voor gesneuvelde strijders. Het schrijn is zwartgeblakerd, nadat Israël het al een paar keer heeft gebombardeerd.

De hier populaire Fatah-beweging, van wijlen Yasser Arafat, is nochtans een rivaal van Hamas, waartegen Israël nu oorlog voert. Maar volgens het Israëlische leger werd het gebouw gesloopt omdat het een schuilplaats betrof van militanten die van daaruit aanslagen tegen Israëliërs beraamden.

Recht op gewapend verzet

Ossama Mustafa, leraar Engels en Frans, tracht in zijn cultuurcentrum met naschoolse activiteiten en een scoutswerking jonge kinderen het belang te doen inzien van geweldloosheid. In één adem zegt hij echter erbij dat de Palestijnen ook het recht hebben op gewapend verzet. Dat in westerse media geregeld gesproken wordt van ‘terroristen’, die aanslagen plegen tegen Israël, noemt hij een zeer eenzijdige lezing van dit conflict.

In zijn kantoor, naast een groot portret van een jonge Yasser Arafat, hangt een kleine foto van naamgenoot Rasmy Arafat (34), geen familie van de historische Palestijnse leider, maar wel een medewerker van Mustafa’s ngo. Op 29 oktober is Rasmy door een Israëlische schutter gedood. „Zijn enige schuld was dat hij op straat na een Israëlische aanval een gewonde vriend eerste hulp probeerde toe te dienen”, zegt zijn vader Faez (60) diepbedroefd.

„Het bezettingsleger houdt haast elke nacht razzia’s in dit kamp”, gaat Ossama Mustafa verder. „Tien dagen geleden hebben ze dit kamp zestien uur lang belaagd, en 74 huizen binnenstebuiten gekeerd. Waarom spreekt het Westen dan niet van terreur?” Op het nieuws van de dodelijke aanslag, donderdagochtend in Jeruzalem, wordt haast schouderophalend gereageerd. „Een dag eerder heeft het Israëlische bezettingsleger in Jenin twee kinderen gedood”, zegt Mustafa op droge toon.

Ettelijke gevangenen, die Israël onlangs vrijliet in ruil voor sommige gijzelaars van Hamas, zijn de voorbije dagen terug naar huis gekeerd, ook in het Balata-kamp. Het gaat om vrouwen en kinderen, van wie de meesten vastzaten zonder aanklacht, rechtszaak of zonder de kans zich te kunnen verdedigen.

Wael Mishi vertelt in het bijzijn van zijn grootmoeder Nafa Assi over zijn recente vrijlating uit een Israëlische gevangenis. Foto Ine Roox

Wael Mishi, zeventien jaar, kwam op 25 november vrij na een detentie van bijna een jaar. In de woning van het gezin, op de vijfde verdieping van een smal en labyrintisch gebouw, hangt een grote poster van een guitig lachend kind met bolle wangen. Zo zag Wael er vóór de gevangenis uit. Inmiddels is hij 16 kilo magerder en lijkt hij een stuk ouder: „Ze hebben daar mijn jeugd gestolen.”


Lees ook
Veel van de Israëlische gijzelaars bezochten door de jaren heen dezelfde middelbare school, vlakbij de Gazastrook. Oud-leerlingen zoeken elkaar nu weer op.

Poster van de Ma’ale Habsor-school. De tekst luidt: ‘Oud-leerlingen van Ma’ale Habsor staan naast de gegijzelden – tot ze terugkomen’.
17-jarige vrijgelaten gevangene over behandeling na 7 oktoberWael Mishi We kregen nog slechts één schotel eten voor acht man, en mochten niet langer buiten

Na 7 oktober werden de gevangenen slechter behandeld, zegt Wael: „Douchen mocht nog maar één keer per week en we mochten ook onze kleren niet verversen. We kregen nog slechts één schotel eten voor acht man, en mochten niet langer buiten.” Dat hij zou worden vrijgelaten, hoorde Wael pas de dag zelf, om acht uur ’s ochtends. „Ze zeiden me dat ik naar Gaza zou worden gebracht, en dat mijn familie daar al was. Om me bang te maken, natuurlijk. Ik ben nog nooit in Gaza geweest.”

Israëlische vlag in brand

De tiener zegt dat hij werd opgesloten wegens ‘activiteiten tegen de bezetting’, maar dat het een valse aanklacht betreft. Wel geeft hij toe dat hij in de gevangenis een Israëlische vlag in brand stak, en daarna enkele dagen in een isoleercel is beland. Hij grinnikt, en zijn grootmoeder, Nafa Assi, lacht mee.

In Balata hebben een heleboel bewoners ooit wel de binnenkant van een Israëlische cel gezien, of erger. Nafa Assi verloor in 2007 haar zoon Yussef, 21 jaar oud. „Hij had een Israëlische jeep in brand gestoken, waarop ze hem met 35 kogels hebben doorzeefd.” Een poster van Yussef, Waels oom, hangt op een deur in de woonkamer. Grootmoeder Assi toont trots een foto van haar dode zoon in haar mobieltje. In beide armen draagt Yussef een kalasjnikov.

Israël heeft Aseel Munir Ibrahim Ititi ook laten gaan, in ruil voor vrijlating van Israëlische gijzelaars. Foto Ine Roox

Net als Wael Mishi zegt ook Aseel Munir Ibrahim Ititi, 21 jaar oud, dat ze helemaal niets had misdaan. In oktober vorig jaar werd de jonge vrouw gearresteerd, toen ze in de gevangenis haar broer ging bezoeken. De plaats van de ontmoeting is thuis bij haar zwager, in de heuvels rond Nabloes. Op een van de huizen in de buurt staat een steunbetuiging in graffiti aan ‘Lion’s Den’ (‘Leeuwenkuil’), de recent opgerichte militante beweging uit Nabloes, verwant aan Hamas.

Aseel zou geprobeerd hebben om met een schaar een gevangenisbewaker te verwonden of te doden, maar ontkent. De jonge vrouw draagt een felrode trui en heeft bovenop haar hijab de Palestijnse vlag gedrapeerd. Een flinke laag zwarte mascara accentueert haar al vurige blik.

Op de vraag wat 7 oktober voor hen betekent, neemt in Nabloes niemand een blad voor de mond. Grootmoeder Nafa Assi steekt glunderend haar duimen omhoog. En oud-gevangene Aseel hoopt dat Hamas in deze oorlog „nog verdere successen boekt. Hamas heeft soldaten gevangen genomen, om onze gevangenen, en dus ook mij, vrij te krijgen.” Over de ontvoerde kinderen en bejaarden spreekt Aseel niet.

Ook volgens ngo-directeur Ossama Mustafa heeft Hamas op die voor Israël zwarte zaterdag alleen maar de score van een decennialang slepend onrecht vereffend: „In vijf uur tijd heeft Hamas gereageerd op alle moorden en vernederingen die ons volk al 75 jaar worden aangedaan.”