N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Uit eten
De Indische rijsttafel is een fenomeen met een beladen geschiedenis. Het is ‘uitgevonden’ door de Nederlandse kolonialen in Indonesië die, om indruk op hun gasten te maken, geïnspireerd op de traditionele lokale oogstfeestbanketten, zo veel mogelijk gerechten tegelijkertijd lieten aanrukken. Voor de Indische Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog massaal naar Nederland emigreerden was het dé culinaire manifestatie van de tempo doeloe, de weemoedige herinnering aan een ‘goede oude tijd’ in Nederlands-Indië, grofweg van halverwege de negentiende eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog.
Tegen de jaren zeventig was het Indische eten volledig ingeburgerd: ook roomwitte Nederlanders die Indonesië niet op de kaart konden aanwijzen, zetten regelmatig een saté met pindasaus met nasi of bami op tafel – of iets dat ervoor door moest gaan. In november 2022 werd de rijsttafel officieel toegevoegd aan de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed. Dat was bedoeld als erkenning van de Indische cultuur, maar werd door sommigen bestempeld als culturele toe-eigening.
Het is in ieder geval een mooie aanleiding om af te reizen naar restaurant Spandershoeve in Hilversum-Noord – naar eigen zeggen het oudste Indische familierestaurant in Nederland, het bestaat sinds 1972. Het wordt nog immer bestierd door Anita Boerenkamp, inmiddels 91, die nog altijd boven het restaurant woont, en haar kleinzoon Timo. Zij worden in de keuken bijgestaan door Indonesische ‘specialiteitenkoks’.
Spandershoeve is een soort ansichtkaart uit een recentere ‘tempo doeloe’, de goede oude tijd toen mijn grootouders nog leefden: ik heb sindsdien nergens meer rechauds met waxinelichtjes op tafel gezien. De kaart zit in een plastic mapje, de cola wordt uitgeschonken in een standaard cafetaria-wijnglas van de groothandel en de rujak wordt gemaakt met fruit uit blik. Het publiek stamt overwegend uit diezelfde tijd. Langs de muur veel houtsnijwerk en gevlochten rieten lambrisering.
Enige dat niet herinnert aan die goede oude tijd, zijn de à-la-carte-prijzen. Maar daar malen weinigen om in deze Hilversummer villawijk: voor de deur staan Bentleys en BMW’s; binnen dragen de heren lichtblauwe overhemden onder grijze spencers en een klein rond brilletje. Op de losse gerechten loopt de niet-villabewoner volledig leeg. Maar de rijsttafel is met 39,50 euro per persoon dan weer goed te betalen.
Boterzacht drooggestoofd
Om direct maar even de olifant te tackelen: werkelijk álles dat op tafel komt (en dat is nogal wat) is zoet. Dat kan je smaak zijn of niet – zo vonden opa en oma het in ieder geval lekker. Belangrijk om daarbij te realiseren is dat Indisch eten geen Indonesisch eten is. Dendeng belado (à la carte) is een van oorsprong Sumatraans gerecht, dat aldaar gillend heet is van de pepers. De Indische variant is mild en zoet (meer een dendeng Belanda). Daarmee is het geen slecht gerecht: het vlees is boterzacht drooggestoofd, door de gelaagde zoetigheid van de ui en palmsuiker doet het ergens een beetje denken aan Amerikaanse barbecue. Naast zoet is het ook goed zout, een tikkeltje zuur van de tamarinde met een smeulend pitje, en bereikt daarin een bliss point, waardoor je niet kan stoppen met eten.
Los van de zoete inval wordt er technisch goed gekookt bij Spandershoeve. De garnalen in de laksa (à la carte) – een fluwelen kokossoep die niet zou misstaan in een Frans restaurant – zijn knapperig vers. Al het vlees is mooi zacht – van de saté kambing (geitensaté met ketjap), tot de rendang. En het eitje in de sambal goreng (die je verder rustig in je ogen kunt wrijven) is precies afgekookt – in tegenstelling tot die rubberballetjes die je normaal bij de afhaal-rames krijgt. En niet te vergeten: de witte rijst. In goede witte rijst is ver weg een echo te proeven van de bloesemige parfums die in saké bijvoorbeeld heel duidelijk naar voren komen. En deze is perfect fluffy gekookt, niet te nat, wel net plakkerig.
De pisang goreng is een smaakvol rijp banaantje in een luchtig beignetdeeg. De huisgemaakte spekkoek (à la carte) is vet, sappig en goed kruidnagelig.
Minder geslaagd zijn de nogal vet gefrituurde pangsit en op de spitskool na zijn alle groenten in de sajoer lodeh snotgaar (geheel comform de tijdsgeest, dat dan weer wel). De martabak – een populaire Indonesische streetfood-snack, een opgevouwen flensje met hartige of zoete vulling – met kip en kerrie is meer een Surinaams pasteitje.
Mild gekruid is één ding, maar sommige gerechten zijn wel erg flauw. Zoals bijvoorbeeld de omelet met nondescripte zachte vleesvulling en de ajam roedjak, kippendij in een vlakke saus, die lijkt op een met kokosmelk afgeslapte sambal goreng.
Daartegenover staan een knaller van een babi ketjap, in een stroperig zwarte saus, diepdroppig van de steranijs. Een nasi goreng die stijf staat van de gefermenteerdegarnalenpasta (eigenlijk meer ‘trassi goreng’). Een prachtige mild kruidige, maar mooi gebalanceerde natte rendang. Sappige stukjes tofu in de sajoer boontjes (met mooie beetgare snijbonen). Een verleidelijke, licht speculazig gekruide perkedel – een gefrituurde bal van aardappel en gehakt. Een degelijk glas chardonnay of rioja, dat prima overeind blijft naast zoetigheid en diverse kruidigheden. En de allerlekkerste huisgemaakte gember- en sweetchilisaus die ik tot op heden geproefd heb – lichtzuur, niet te stroperig, levendig van smaak. En vooral: niet té zoet.
Spandershoeve is een tijdscapsule, net als de rijsttafel zelf. Het is de moeite waard om daar eens in stappen, voordat we het echt alleen nog maar van plaatjes kennen.