Nederlandse leerlingen zijn de afgelopen vier jaar opnieuw fors achteruit gegaan in wiskunde, de natuurwetenschappen en leesvaardigheid. Vooral met lezen gaat het nog slechter dan in 2018.
Nederland presteert in dit vak nu ruim onder het gemiddelde van de OESO-landen. Dat blijkt uit het internationale PISA-onderzoek onder 15-jarigen in 81 landen. Van de veertien deelnemende EU-landen scoort alleen Griekenland slechter op leesvaardigheid.
Het PISA-onderzoek focuste dit keer extra op wiskunde. Daar is een lichtpuntje over te melden: hier scoort Nederland nog steeds ruim boven het OESO-gemiddelde en het beste van de veertien deelnemende EU-landen. Ook zijn er relatief veel Nederlandse leerlingen die het excellente niveau halen. Toch zijn de prestaties van Nederlandse leerlingen ook in dit vak gemiddeld gedaald. Dat geldt vooral voor meisjes, die vaker aangeven dat ze last hebben van ‘wiskunde-angst’ dan jongens. Meisjes zijn dan wel weer betere lezers dan jongens.
Bij vmbo-leerlingen zijn de wiskundeprestaties sterker gedaald dan die van havo- en vwo-leerlingen. Hun achteruitgang is bijna vier keer zo groot als op het vwo. Het verschil tussen de beste en slechtste wiskundeleerlingen is in Nederland groter dan in de meeste andere landen. Gevraagd naar favoriete vakken op school, noemt minder dan een derde van de Nederlandse leerlingen wiskunde.
Lees ook
het vorige PISA-onderzoek
Schoolsluitingen
Nederland is niet het enige land waar de prestaties in de getoetste vakken achteruit zijn gegaan. Ook in andere landen doen leerlingen het minder goed dan in 2018. De onderzoekers spreken het vermoeden uit dat de dalingen mede het gevolg zijn van de schoolsluitingen tijdens de coronapandemie, al verklaart dit niet alles. In onder meer Nederland gingen de prestaties al achteruit vóór corona.
Nederlandse leerlingen zeggen zelf dat zij, toen ze afhankelijk waren van online lessen, achterop raakten met hun schoolwerk. Positief is wel dat driekwart van hen goed te spreken is over de beschikbaarheid van hun docenten als ze hulp nodig hadden tijdens het thuisleren. Vooral meisjes en vmbo-leerlingen lijken last te hebben gehad van de schoolsluitingen. Niet alleen hun prestaties gingen achteruit, maar ook hun mentale welzijn, blijkt uit vragenlijsten die leerlingen invulden.
30 procent van de 15-jarigen zegt zich, toen de scholen dicht moesten blijven, eenzaam te hebben gevoeld. Met dat gevoel kampten meisjes het sterkst, en dan met name op het vmbo. Nederlandse leerlingen hebben ook minder het gevoel ‘erbij’ te horen op school dan de 15-jarigen die werden ondervraagd in 2018. Toch waarderen Nederlandse leerlingen hun leven met een hoger cijfer dan leeftijdsgenoten in omringende landen: een 7,3. Hier is wel een daling zichtbaar: in 2015 gaven Nederlandse leerlingen hun leven nog een 7,8. Meisjes geven een lager cijfer (7,0) dan jongens (7,6).
Mobiele telefoon
Gekeken is ook naar het gebruik van digitale apparaten tijdens de les. De mobiele telefoon blijkt een belangrijke afleiding in klaslokalen. Ongeveer een kwart van de Nederlandse leerlingen zet tijdens de les nooit of bijna nooit meldingen uit van sociale netwerken. Ruim een derde van de leerlingen voelt tijdens de les druk om online te zijn en berichten te beantwoorden. Ook is ruim een derde wel eens nerveus of angstig als ze hun digitale apparaten niet bij zich in de buurt hebben. Meisjes hebben hier meer last van dan jongens.
Lees ook
niet-lezende onderwijzers
Onderwijscrisis
Theo Witte, neerlandicus aan de Rijksuniversiteit Groningen en voorzitter van het RED-Team Onderwijs, is „weer verschrikkelijk geschrokken” van de Nederlandse PISA-resultaten. „Vooral op het gebied van de leesvaardigheid. Dat is de basis om jezelf te kunnen redden in onze complexe maatschappij, dus als dat maar blijft dalen, is dat heel zorgelijk voor onze kenniseconomie en de bestaanszekerheid van nieuwe generaties.”
Het RED-Team Onderwijs maakt analyses van de problemen in het onderwijs en brengt daar adviezen over uit. „Er is sprake van een diepe onderwijscrisis”, zegt Witte, „maar als je de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen doorneemt, blijkt dat er geen enkele grote partij is die een overtuigend plan heeft om de kwaliteit van ons onderwijs weer op peil te brengen. Het zijn allemaal losse ideeën en idealen, waarvan het merendeel onuitvoerbaar is vanwege het lerarentekort.”
Dat lerarentekort is volgens hem een van de oorzaken van de achteruitgang van Nederland in de internatinionale vergelijkingen. „Voor alle vakken geldt dat de werkdruk enorm is opgelopen. Leraren hebben geen tijd meer om goed te kijken of leerlingen een tekst echt goed begrijpen. Er vragen over te stellen, een gesprek over aan te gaan.” De andere oorzaak is volgens hem de didactiek. „Die is helemaal doorgeslagen naar de verkeerde kant.” Daarnaast spelen ook externe factoren, zoals het telefoongebruik in de klas en thuis, een rol. „Voor lezen heb je concentratie nodig en focus.”
Witte vindt dat de leesdidactiek „fundamenteel” moet veranderen. „Het moet bij Nederlands weer meer gaan over de inhoud van een tekst tot je nemen. Nu gaat het vooral om strategieën en trucjes toepassen, zoals signaalwoorden herkennen, de hoofdgedachte bepalen, de kernzin uit een alinea halen enzovoort. Dat is al enkele decennia de praktijk. We moeten ogenblikkelijk stoppen met die geestdodende aanpak.”
Het is eigenlijk heel simpel, zegt hij. „Zorg ervoor dat leerlingen gewoon veel teksten moeten lezen over onderwerpen en thema’s die aansluiten bij hun voorkennis. Over onderwerpen die ze nodig hebben voor school, of die ze zelf interessant vinden. En laat ze over dat onderwerp praten en schrijven. Dat is de essentie.”
Staartdeling
Ook Sezgin Cihangir, directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut, een particuliere onderwijsinstelling, is kritisch op de didactiek die in het onderwijs wordt gebruikt. Volgens hem is de achteruitgang van de Nederlandse resultaten op het gebied van wiskunde te wijten aan het zogenoemde ‘realistisch reken- en wiskundeonderwijs’. Dat Die didactiek is in zwang sinds de jaren zeventig en legt de nadruk op eigen oplossingen van kinderen, in tegenstelling tot het traditionele rekenen, waarbij vaste rekenkundige procedures en oefenen vooropstaan.
„In Nederland hebben wij het idee opgevat om alles heel talig aan te bieden”, zegt Cihangir. „De altijd werkende staartdeling wordt in Nederland gezien als ouderwets. Daarin zijn we doorgeslagen. Het trieste gevolg is dat we niet meer tot de top behoren, terwijl Nederland altijd een land van sterke wiskundigen is geweest, een technisch land met bedrijven als Philips, ASML en Shell.”
In de top staan nu Singapore, China, Japan, Korea, Estland en Zwitserland. Cihangir: „Een land als Nederland, dat het moet hebben van de kenniseconomie, kan zich niet permitteren om niet meer bij die grote jongens te horen.”
Leeslijst