Bij het examen maatschappijleer ontbreekt ruimte voor eigen gedachten

Het eindexamen NRC bespreekt deze weken de eindexamens na met deskundigen. Redacteur Mark Lievisse Adriaanse over het havo-eindexamen maatschappijwetenschappen.

Foto Getty Images/bewerking NRC

Toen ik een paar weken terug langs een klaslokaal in Rotterdam liep, maakte mijn hart een sprongetje van plezier. Door het raam zag ik posters van politieke partijen hangen, een foto van Atatürk naast een Koerdische vlag, een portret van George Bush jr. naast een van Barack Obama. Hier moest wel maatschappijleer gegeven worden, en zo te zien door een betrokken en bevlogen docent.

Gezegend zijn de maatschappijleerdocenten! Want het is een heerlijk vak, vermoedelijk op middelbare scholen de concreetste invulling van het bildungsideaal. Meer nog dan over staatsinrichting leer je er debatteren, je in te leven in standpunten van anderen, je te verdiepen in maatschappelijke ontwikkelingen. Je leert er, anders gezegd, alvast een beetje burger te zijn.

Dat is althans het idee, of in ieder geval mijn eigen ervaring. Op de havo is zulk onderwijs opgedeeld in twee vakken: het verplichte maatschappijleer en het facultatieve maatschappijwetenschappen. In het eerste vak wordt geen eindexamen gedaan, het tweede vak stond maandagochtend op het programma.

Geheel in de tijdgeest ging de examenstof voor een aanzienlijk deel over de factoren die maken wie en wat we zijn, over ‘socialisatie’ en ‘identiteit’. En in het eindexamen werden geheel in de geest van de tijd over die onderwerpen wat korte bochten genomen.

Eén van de teksten die scholieren moesten doorgronden, was een interview over diversiteit op de werkvloer, en over de strubbelingen die dit kan opleveren. Vraag: hoe kan dat „ongemak” worden voorkomen? Goede antwoord: „Door in een diverse organisatie een inclusieve cultuur te realiseren.”

Wrijving

Klinkt mooi. Maar is ‘inclusiviteit’ echt zo’n neutraal begrip als hier geponeerd wordt? Het wordt immers gevormd door ideologische opvattingen over hoe macht verdeeld moet worden (en dat is prima). Dat maakt de vorming van zo’n cultuur ook per definitie onderdeel van discussie (en ook dat is prima) of van ongemak. Er worden immers machtsverhoudingen op de schop genomen – maar die hele component ontbreekt sowieso in deze vragen en antwoorden. Je kunt ook denken: dat ongemak is nu eenmaal een logische eerste reactie op verandering, en daarmee een eerste stap in de totstandkoming van zo’n cultuur. De wrijving is een noodzakelijk, louterend onderdeel van de verandering.

Lees ook: Het vak bedrijfseconomie is ook nuttig voor de ‘loonslaaf’

Er wordt in het examen meer gedepolitiseerd. Het examen begint met een tekst over het Woonprotest, en meerdere vragen gaan over de oorzaken van het woningtekort. Dat tekort lijkt Nederland als het ware overkomen: het komt volgens de goede antwoorden door ‘globalisering’, bijvoorbeeld via de instroom van internationale studenten, en door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Natuurlijk spelen die factoren een rol. Maar politieke keuzes waren minstens zo belangrijk: er is jarenlang simpelweg (te) weinig gebouwd, en (te) veel betaalbare sociale huurwoningen zijn verkocht.

Waardoor toch één vraag in me opkomt: hoeveel punten zou de scholier krijgen die in de geest van het vak zijn eigen kritische antwoorden geeft?