‘De foto is in 1942 genomen op Java, in Malang, waar de gescheiden moeder van mijn vader woonde. De eerste Japanse troepen waren al op Borneo geland, mijn vader was gemobiliseerd als reserveofficier. Allebei geboren in Indië, zoals de meesten van mijn grootouders en overgrootouders, ontmoetten mijn ouders elkaar op een feestje tijdens de studie in Leiden; Indisch recht voor mijn vader, Frans voor mijn moeder. Bij de eerste kennismaking vond mijn moeder mijn vader „een kwal”. Het toeval wilde dat ze honderd meter van elkaar woonden, in de Breestraat en de Mooi Japiksteeg, en allebei een hond hadden die geregeld uitgelaten moest worden. Een weerzien op straat was dus onvermijdelijk. Zonder de alcoholgeladen bravoure van het feestje beviel de kwal een stuk beter.
Mijn vader had, nadat de zijne zijn toelage had stopgezet omdat hij te lang studeerde, goed verdiend met het verkopen van verzekeringen, en een auto gekocht. Daarin nam hij mijn moeder mee naar Frankrijk. In Bretagne wilde hij een ring in Bretonse stijl kopen, waarbij ze kon kiezen uit twee inscripties: Toujours fidèle of Toujours Bretagne. Ze koos voor het laatste, maar toen mijn vader eindelijk afstudeerde en terugging naar Indië ging ze met hem mee, zonder haar studie af te maken. In 1940 trouwden ze. De benodigde papieren voor het huwelijk waren gekomen met het laatste schip dat voor de Duitse bezetting uit Nederland naar Indië vertrokken was.
Na drie zware jaren in Japanse kampen keerden ze terug naar Nederland, waar ze aanvankelijk vooral financiële problemen hadden. Mijn vader had een goede baan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar die leverde in het begin nog weinig op. Toen in 1949 mijn broertje geboren was, zouden de echtgenotes van zijn collega’s op kraamvisite komen, in de slaapkamer. Geld voor bovenlakens hadden mijn ouders zich nog niet kunnen permitteren. Giechelend vertelde mijn moeder me later dat ze van een oud gescheurd laken een intacte reep had afgeknipt en die boven om de dekens had gevouwen om de schijn op te houden. Ons kinderen heeft het nooit aan iets ontbroken. We werden goed en liefdevol verzorgd. Maar de opmerkelijkste prestatie van mijn ouders is misschien wel dat ze ons nooit iets hebben doorgegeven van de oorlogstrauma’s die ze ongetwijfeld hadden.”
‘De foto is in 1942 genomen op Java, in Malang, waar de gescheiden moeder van mijn vader woonde. De eerste Japanse troepen waren al op Borneo geland, mijn vader was gemobiliseerd als reserveofficier. Allebei geboren in Indië, zoals de meesten van mijn grootouders en overgrootouders, ontmoetten mijn ouders elkaar op een feestje tijdens de studie in Leiden; Indisch recht voor mijn vader, Frans voor mijn moeder. Bij de eerste kennismaking vond mijn moeder mijn vader „een kwal”. Het toeval wilde dat ze honderd meter van elkaar woonden, in de Breestraat en de Mooi Japiksteeg, en allebei een hond hadden die geregeld uitgelaten moest worden. Een weerzien op straat was dus onvermijdelijk. Zonder de alcoholgeladen bravoure van het feestje beviel de kwal een stuk beter.
Mijn vader had, nadat de zijne zijn toelage had stopgezet omdat hij te lang studeerde, goed verdiend met het verkopen van verzekeringen, en een auto gekocht. Daarin nam hij mijn moeder mee naar Frankrijk. In Bretagne wilde hij een ring in Bretonse stijl kopen, waarbij ze kon kiezen uit twee inscripties: Toujours fidèle of Toujours Bretagne. Ze koos voor het laatste, maar toen mijn vader eindelijk afstudeerde en terugging naar Indië ging ze met hem mee, zonder haar studie af te maken. In 1940 trouwden ze. De benodigde papieren voor het huwelijk waren gekomen met het laatste schip dat voor de Duitse bezetting uit Nederland naar Indië vertrokken was.
Na drie zware jaren in Japanse kampen keerden ze terug naar Nederland, waar ze aanvankelijk vooral financiële problemen hadden. Mijn vader had een goede baan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar die leverde in het begin nog weinig op. Toen in 1949 mijn broertje geboren was, zouden de echtgenotes van zijn collega’s op kraamvisite komen, in de slaapkamer. Geld voor bovenlakens hadden mijn ouders zich nog niet kunnen permitteren. Giechelend vertelde mijn moeder me later dat ze van een oud gescheurd laken een intacte reep had afgeknipt en die boven om de dekens had gevouwen om de schijn op te houden. Ons kinderen heeft het nooit aan iets ontbroken. We werden goed en liefdevol verzorgd. Maar de opmerkelijkste prestatie van mijn ouders is misschien wel dat ze ons nooit iets hebben doorgegeven van de oorlogstrauma’s die ze ongetwijfeld hadden.”
De smaak van pandan vind ik heel moeilijk te omschrijven. Geparfumeerd grassig, amandel en wasverzachter – dat zijn de enige woorden die bij me opkomen. Maar dat doet natuurlijk op geen enkele manier recht aan het specifieke, warme aroma van deze schroefpalm. U kunt het kennen van de rijst, maar daarin is het nogal subtiel. Veel duidelijker komt het naar voren in tropische, vooral Indonesische toetjes. Om die reden associeer ik die uiterst kenmerkende smaak altijd met romige toetjes.
Die pandan zal wel bij het toetje horen, dachten we daarom toen we de ‘woordenwolk’ bij Odille op tafel zagen staan – een kaartje met een verzameling ingrediënten die we in het menu tegen zullen komen, in willekeurige volgorde.
Imagine our surprise toen de geroosterde snoekbaars ten tonele verscheen, geflankeerd door een crème van cime di rapa en pistache en kapperblad, in een hele fijne bouillon op basis van stokvis en pandan. Verrassend, gedurfd, maar boven alles: uitermate geraffineerd. Pandan, maar ook pistache en kapperblad, zijn uitgesproken smaken. Ze zijn in dit gerecht echter bijzonder harmonieus verweven. De subtiele warme ondertoon van die stokvis fungeert als een solide backbone zonder de aandacht te trekken – als de bassist van de band.
Dezelfde stijlfiguur hadden we eerder al gezien in de chawanmushi met het zilt-zoete kokkeltje en zalvende aloë vera, venkel, avocado, knolselderij en een goede dot kaviaar. Veel smaken, niets zit elkaar in de weg, weer tegen een dienende, onopvallend vissige achtergrond van makreel in de bouillon waarmee de fluwelen, hartige Japanse eiercustard is gemaakt.
Deze fijne touch van is de hand van chef Casimir Evens, die eerder werkte onder chef Viki Geunes van driesterrenbastion ’t Zilte in Antwerpen. Odille is de droom van hem en zijn partner Lotte Bloem. Toen een oude herenmodezaak aan de Markt in het Oost-Brabantse Sint-Oedenrode vrij kwam, pakten ze de kans om in de enorme casco ruimte een restaurant te bouwen, volledig naar eigen inzicht. De keuken staat midden in het vertrek – eigenlijk zijn het drie werkbanken met eromheen tafels opgedekt met wit linnen. Mieren aan de muur symboliseren ‘teamwork’, net als kleine figuren die ‘vallen en opstaan’ in een kunstwerk van Daisy Boman. Niets om je aan te storen (behalve de muziek, zie inzet). De bediening loopt in uniforme kleuren (zand, kaki, beige), en op sneakers van het eigen Odille-merk.
Michelinster
Odille had binnen een jaar een Michelinster verdiend. Terecht. Alles is uitermate goed verzorgd, van het warme doekje met oranjebloesem en de amuses tot het krokante huidje van de snoekbaars en een verrassend eerste dessert met gele curry, duindoorn en aloë vera, tot het gepersonaliseerde menu achteraf voor mee naar huis. 70 procent van alle producten komt uit de regio, dat vertaalt zich onder meer in een „broodbeleving” met buffelboter uit Schijndel en geitenboter uit Heeswijk-Dinther. De koeienboter uit Sint-Oedenrode is zelfgerookt. Vier soorten brood worden zelf gebakken, waaronder een sjalottenbrood met Swinckels-bier. De katsuobushi (Japans tonijnschaafsel) voor bij de gemarineerde bonito wordt in huis gepekeld en gedroogd. Een menu begint bij 130 euro per persoon. Veel geld, maar niet duur. Als u in de gelegenheid bent, is het absoluut de moeite waard.
Hier en daar zou je iets aan kunnen merken: een ietwat ordinair geparfumeerd gelletje in het bonitogerecht, een erg medicinaal gekruide kombucha, een suffe uienamuse voor het vega-hoofdgerecht of een wat plichtmatig tweede dessert met basilicum en frangipan. Maar dat valt allemaal in het niet bij bijvoorbeeld een aan tafel gerookte knoeperd van een langoustine – werkelijk perfect gegaard, het verse schaaldiervlees knispert tussen de tanden – op een joekel van een supersmaakvolle, gebrande witte asperge, net aan gaar, in een schuimige saus op basis van lichtgefermenteerd aspergevocht met kardemom en sobrasada-olie. Een wereldgerecht.
De specerijen waarop de lango gerookt is echoën in de Bulgaarse rosé. En ook in het verrassend fruitige bleekselderijsap met rode peper en garam masala. De wijnen doen de subtiliteit van het eten eer aan, ze zijn complex en volwassen, geen fruitbommen of houtbakken. Net als de sappen, ze zijn complex, vaak vegetaal, sluiten prachtig aan bij de wijnpairings – zo vinden we dezelfde zoethouttonen uit de Syrah bij het hoofdgerecht terug in biet- en venkelsap. Ze zijn vooral licht – geen zorgen dus over een volle vruchtensapbuik als u geen alcohol wil drinken.
Het hoofdgerecht is een opnieuw perfect gegaarde kwartel met plompe vlezige morilles gevuld met een crème van morilles (love it), jus van vers kerrieblad en sappig gesneden mosterdblad. De vegetariër krijgt een minstens zo goed en misschien wel verfijnder gelakte eikhaas met aubergine in een lichtvoetige vadouvansaus, en voelt zich extra verwend met een portie aromatische biancetti-truffel. De bruggetjes van vadouvan naar witte truffel en van truffel naar eikhaas zijn alweer prachtig verweven – de smaken versmelten als kleuren in de nat-op-nat-techniek van Bob Ross.
Odille is geen doorsnee éénstertent. Het is geraffineerd, verzorgd, maar vooral toch ook verrassend en heel eigen. Kenmerkend is de beheersing. Evens kookt zonder uitspattingen, geen overdadig zout of umami, geen zure pieken, geen verplichte krokantjes. Alles is delicaat, goed doordacht en uitgevoerd. Eerder een virtuoos pianoconcert dan de 9de van Mahler – maar daarmee niet minder creatief of kunstig gecomponeerd.
De evangelische kerkleider heeft overleg gehad met zijn twee collega’s en stuurt Hidde een kort, zakelijk appje: je mag je functie als bandleider niet meer uitoefenen totdat we een definitief besluit hebben genomen.
Lente 2020 en Hidde blijft voortaan op zondagochtend thuis.
Terwijl: als er één plek is waar Hidde zich blij en vrij voelt, dan is het daar, op het podium met de kerkband. Maar het appje van de kerkleiding, bij wie Hidde als homo uit de kast is gekomen, maakt een voorlopig einde aan zijn hoogtepunt van de week. Hij blijft met veel vragen achter. Niets over het waarom, niets over de termijn tot het uiteindelijke besluit. En hij moet, meldt de kerkleiding, er zelf maar iets over communiceren richting zijn band.
Ondertussen blijft in zijn hoofd de gedachte maar oppoppen: kan ik terug de kerkband in? Voor hém bestaat er dan helemaal geen conflict tussen zijn geloof en zijn homoseksualiteit. Tenminste, steeds minder.
Het is een zonnige augustusdag in 2020 en op een terras in de bossen van het Gelderse Nunspeet, niet ver van zijn huis, laat Hidde bewust enkele tafeltjes leeg tussen hem en de andere gasten. Het is onze eerste ontmoeting. „Als iemand per ongeluk iets hoort, kan dat best wel gevolgen hebben”, zegt hij. „Dit is een heel christelijke omgeving en over homoseksualiteit wordt hier niet gesproken.”
Nunspeet ligt in de Biblebelt, een regio waar veel reformatorische en evangelische christenen wonen. Oppervlakkig bekeken zijn de verschillen tussen die twee orthodox-protestantse geloofsgroepen groot. Zo zingen refo’s traag en standaard op hele noten, terwijl evangelische christenen opgewekte, poppy liedjes spelen onder begeleiding van een strakke band met drum en synthesizers – denk EO-Jongerendag.
Wat betreft wereldbeeld zijn de verschillen minder groot: beide stromingen denken in zijn algemeenheid conservatief over abortus en euthanasie, seks voor het huwelijk en homorelaties. Aanhangers keuren ‘praktiserende’ homoseksualiteit vaak af: je kunt homo, lesbisch of biseksueel zijn, maar het is niet de bedoeling dat je daar iets mee dóét. Leef je niet celibatair, dan is dat in veel van deze kerken een zonde.
Na het gesprek op dat terras in Nunspeet schrijft Hidde dat hij het heel fijn vond om, voor het eerst, met een buitenstaander te praten over zijn seksualiteit zonder bang te hoeven zijn voor afwijzing.
Het bijzondere is dat Hidde er zelf voor koos zich steeds meer te begeven in een omgeving die moeite heeft met homoseksualiteit.
Atheïstisch gezin
Hij groeide op in een atheïstisch gezin. Op zondag werd weleens geklust, van de Bijbel wist-ie weinig. Maar toen christelijke vrienden hem een jaar of tien geleden eens meenamen naar een samenkomst van een christelijke tienergroep, beviel hem dat wel. Het samen zingen raakte hem misschien wel het meest.
Illustratie Mike Pellegrom
Er gebeurde iets met Hidde, lastig in woorden te vatten wát precies. Hij blééf gaan en na zo’n twee jaar dacht hij bij zichzelf: volgens mij zit er meer achter het leven dan ik altijd dacht. Of hij plots een warme gloed voelde, God in zich hoorde spreken, zoals sommige christenen dat over zichzelf zeggen? „Nee”, zegt hij nuchter, „het was volgens mij gewoon een overtuiging die ik voelde.” Misschien speelde belonging mee, een term uit de godsdienstsociologie: het gevoel zo verbonden te zijn met een religieuze groep dat dit een onlosmakelijk onderdeel van je identiteit wordt. Hidde werd overtuigd christen, en sloot zich aan bij een van de naar schatting ruim duizend evangelische gemeenten in Nederland.
Terwijl steeds minder Nederlanders zichzelf tot een religieuze groep rekenen (44 procent in 2024, volgens het CBS) is in de evangelische hoek iets opmerkelijks gaande: veel van die kerken groeien juist. Ze trekken vooral overstappers (mensen uit traditionelere kerken) en herintreders (‘oud-christenen’) aan.
Hoe is het om in zo’n evangelische gemeente gay te zijn?
In juli 2020 reageert Hidde, dan begin twintig, op een oproep van NRC op de Instagram-pagina van HolyBe, een online gemeenschap voor christelijke queerjongeren. „Ik ben zelf homo op de Biblebelt en zit in de kast”, mailt hij. Bij de meeste mensen althans. Hij wil er graag over praten als dat „kan bijdragen aan meer begrip”.
De hemel en de hel
Voor een grote groep spreken vindt Hidde niks, hij noemt zichzelf introvert, maar de kerkband leiden „heerlijk”: het is een manier om zijn gevoelens te uiten. „Je kunt met elkaar de hele zaal meeslepen.”
Hidde voelt zich thuis in de kerk, lange tijd. Hij gelooft in de Bijbel, in de hemel en de hel, dat Jezus aan het kruis gestorven is voor de zonden van de mensheid.
Illustratie Mike Pellegrom
Op een filmpje van een optreden staat Hidde achter een microfoon met een akoestische gitaar. Hij speelt een zoet liedje dat makkelijk in het gehoor ligt. Hij zingt over God, zijn toon is haast aaibaar zacht: „De Heer zegent, beschermt jou, zijn nabijheid geeft hij, genadig is hij.”
Bescherming? Nabijheid? Genade?
Daar begon hij steeds vaker aan te twijfelen. „Ik ben gaan geloven in het bestaan van God”, zegt hij, „en op een gegeven moment geloofde ik óók dat die God mij niet oké vond. Dat hij van iedereen hield, behalve van mij. Er werd in de kerk zóveel negatiefs gezegd over homoseksualiteit.”
Er was een tijd dat Hidde zijn homoseksualiteit zelf óók afkeurde – een kleine tien jaar terug.
Ik geloofde dat God van iedereen hield, behalve van mij
Homorelaties en homoseks leiden tot de hel: daar geloven veel orthodox-protestantse kerken in op basis van hun Bijbelinterpretatie en daar, zo stellen ze, waarschuwen ze voor uit liefde voor hun medemens. Als in de kerk een rijtje met zonden wordt opgesomd, dan staat praktiserende homoseksualiteit ertussen, vertelt Hidde. Hij kent geloofsgenoten die vinden dat je jezelf geen christen mag noemen als je homo bent.
Tegelijkertijd waait er overigens een progressief briesje door evangelisch Nederland. Zo zijn homo’s zonder én met relatie welkom bij de populaire evangelische gemeenten DoorBrekers en Mozaiek. Zij mogen ook meedoen aan doop en avondmaal.
Maar Hidde voelde een afkeer van zichzelf. Een massief gevoel. Het was, denkt hij, de belangrijkste reden dat hij depressief en suïcidaal werd. Hij werd stiller, zijn ogen werden doffer.
Illustratie Mike Pellegrom
Kwantitatief onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Universiteit van Amsterdam, gepubliceerd in 2023, laat zien dat homo- en bi-jongeren die opgroeiden in een conservatief protestants milieu (waaronder evangelisch) iets vaker suïcidaal zijn dan jongeren met een doorsnee-protestantse of -katholieke achtergrond. „We weten dat religie mensen tot steun kan zijn”, zegt socioloog Diana van Bergen, verbonden aan RUG, en kan beschermen tegen depressie. Hier lijkt, in ieder geval voor een deel, het tegenovergestelde te spelen. Daar kan het gevoel de geloofsgemeenschap als gay tot last te zijn ook aan bijdragen, voegt godsdienstpsycholoog Hanneke Schaap-Jonker (Vrije Universiteit Amsterdam) toe. Vergeet ook niet dat jongeren nog zoekende zijn naar hun identiteit, zegt zij, en daardoor extra kwetsbaar zijn voor afwijzing.
Simpelweg stoppen met geloven kon Hidde niet: daarvoor was zijn geloofsovertuiging te sterk. „Ik heb een tijdje gedacht dat ik genezen moest worden. Ik heb vrienden gevraagd voor mijn genezing te bidden.”
Een van hen was Matthias, een vriend en ex-huisgenoot, ook gelovig. „Toen we in dit appartement kwamen wonen”, vertelt Matthias, „gingen we ons voorstellen aan de buurman. Ik ben er bijna zeker van dat hij dacht dat wij een homostel waren.”
Hidde: „Die man vroeg precíés toen er een vrachtwagen langsreed: ‘Zijn jullie allebei…’ We konden de rest niet verstaan, en toen zei Matthias heel enthousiast ‘ja’.”
Matthias: „Ik hoorde hem dus niet goed.”
Hidde: „Toen wilde die man heel snel de deur weer dichtdoen.”
Matthias kan zich het niet meer precies herinneren, maar zegt dat het „goed zou kunnen” dat hij voor ‘genezing’ van zijn vriend heeft gebeden. Dat was dan „natuurlijk met de beste intentie”, zegt hij, „maar dat komt natuurlijk vies hard aan, en achteraf kan ik wel zien hoe heftig zoiets is.”
Illustratie Mike Pellegrom
Leven in twee werelden
In het voorjaar van 2020 stuurt Hidde een appje naar een van de kerkleiders – in zijn gemeente worden die ‘oudsten’ genoemd. Vier jaar eerder heeft hij een paar vrienden al verteld dat hij homo is. Zijn ouders weten het nog niet.
Hij leeft, zegt hij, „een beetje in twee werelden”. In zijn binnenwereld is hij sinds enige jaren de zichzelf steeds meer accepterende homoman, in de buitenwereld – voor een belangrijk deel die orthodox-christelijke omgeving – doet hij zich voor als hetero. Dat wringt steeds meer, en daarom neemt hij zich voor opener te zijn over wie hij is. Vanwege zijn prominente rol als leider van de kerkband staat de kerkleiding hoog op zijn lijstje.
Hidde schrijft de kerkleider dat hij iets kwijt wil dat effect zal hebben op zijn positie binnen de kerk – daar is-ie zich dan al van bewust, maar hij hoopt dat de impact meevalt. De oudste nodigt hem meteen bij hem thuis uit voor een gesprek. Dat is een fijn gesprek, zegt Hidde later. Hij maakt eruit op dat de kerk nog niet eerder op zo’n manier met homoseksualiteit te maken heeft gehad en er dus nog geen heldere visie op heeft. De man oordeelt niet en zegt dat Hidde wat hem betreft de kerkband kan blijven leiden.
Dat verandert als hij met twee mede-kerkleiders heeft gesproken. Daarop volgt het appje dat hij pas weer het podium op mag als ze een definitief besluit hebben genomen. Hidde vraagt zich af: wat maakt mij minder goed dan een ander?
Illustratie Mike Pellegrom
Anderhalve maand later is er nog geen besluit genomen. „De raad weet hoe belangrijk duidelijkheid voor me is”, schrijft hij in het dagboek dat hij in die periode bijhoudt. „Toch vinden ze het kennelijk niet noodzakelijk om een beetje op te schieten. Theologie blijkt belangrijker dan liefdevol omgaan met mensen, terwijl je juist van een kerk verwacht dat de liefde op één staat.”
Wat nóg meer pijn doet, is dat een goede vriend achter zijn rug om gevraagd is om hem te vervangen als bandleider. „Het voelt alsof ik er niet toe doe, niet meer meetel sinds ze weten dat ik homo ben.” Het ontbreekt aan een partner op wie Hidde terugvallen kan: daten doet hij niet, hij vindt het voor die ander oneerlijk dat-ie nog niet helemaal uit de kast is.
„Het is soms heel eenzaam”, schrijft hij in zijn dagboek.
Stuiterende hormonen
Hidde weet sinds zijn twaalfde, dertiende, dat hij op jongens valt. Hij werd „altijd heel verlegen”, vertelt hij, als in de klas die ene knappe jongen naast hem kwam zitten. Ze werden later goede vrienden – maar dat híj het was die hem kennis liet maken met die onbekende gevoelswereld vol stuiterende hormonen, heeft Hidde de jongen nooit durven vertellen.
Illustratie Mike Pellegrom
Terwijl de term homoseksualiteit in Bijbelse tijden onbekend was, gaat een handvol teksten in de Bijbel over seks tussen mensen van gelijk geslacht. Zo staat in het Oude Testament, in Leviticus 20: „De Here sprak tot Mozes: […] een man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw, beiden hebben een gruwel gedaan, zij zullen zeker ter dood gebracht worden […]”. Maar enkele regels daarboven staat dat iemand die „zijn vader of moeder vervloekt” net zo goed de doodstraf wacht, en mensen die vreemdgaan ook. Je kunt je afvragen of christenen zich niet schuldig maken aan cherrypicking, schrijft evangelisch voorganger en theoloog Joël Boertjens in Hoe dan? Gids voor een veilig gesprek over kerk, geloof en LHBT+ (2023). Waarom is het ene „onder aanvoering van wetten uit Leviticus een heet hangijzer” en maken we ons „om andere leefregels […] totaal niet druk?” In 2022 zei de gereformeerde hoogleraar ethiek Ad de Bruijne tegen het Nederlands Dagblad dat hij er moeite mee heeft „als we ineens rond homoseksualiteit een dam opwerpen, als een soort laatste bastion om te laten zien dat we ons heus niet helemáál aan de wereld uitleveren. En dat precies over de rug heen van een kwetsbare minderheid in de kerk.”
Goed voorbeeld, vindt Hidde, is de Nederlandse vertaling van de Nashville-verklaring uit 2019. Deze tekst, waarin praktiserende homoseksualiteit wordt afgewezen, werd ook door leden van evangelische gemeenschappen ondertekend. Er staat onder meer: “WIJ BEVESTIGEN dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren.”
Illustratie Mike Pellegrom
Terwijl Hidde voor de meesten zijn homoseksualiteit begin 2019 nog achter wilde houden, besloot hij met het risico op ongewenste outing een uitgebreid Facebook-bericht over de Nashville-verklaring te delen: „Ik ben christen, en net als vele andere christenen kan ik niet achter deze verklaring staan. […] Vrienden waar ik zo van geniet worden veroordeeld. En medechristenen, die al genoeg aan hun hoofd hebben en constant worstelen met zichzelf, worden bijna uit hun kerk gestuurd met deze verklaring.”
„De liefde waar de Bijbel het over heeft is geen lege liefde, maar een liefde waarbij je meningsverschillen aan de kant zet, je eigen belang even vergeet en je de ander echt even ziet, zonder oordeel”, schreef Hidde op Facebook.
Ik geloof wel dat het de bedoeling is dat ik zo ben
Een gesprek met een progressieve voorganger uit Zwolle, die Hidde jaren geleden op aanraden van zijn psycholoog benaderde, liet hem anders naar geloof en homoseksualiteit kijken. „Eerst dacht ik dat die man niet helemaal goed was, ik vond het gesprek tijdverspilling. Maar thuis ging ik toch eens googelen, eerst een avond, toen een week lang.” Zo raakte hij ervan overtuigd dat de Bijbel homoseksualiteit helemaal niet afkeurt; het begin van de afbraak van zijn geïnternaliseerde afwijzing. „Ik heb nog een hele weg te gaan om écht te voelen dat het een deel is waarmee ik ook blij mag zijn, maar ik geloof wel dat het de bedoeling is dat ik zo ben.”
Bruiloft
In de periode dat Hidde van de kerk tot nader order niet mag optreden in de kerk, reageren anderen ruimhartiger. Een man en een vrouw die hij kent uit de kerk hebben hem gevraagd te zingen op de bruiloft van hun dochter. „Prachtig” vindt hij dat, maar hij weet dat hij ook tegenover hen over zijn homoseksualiteit zal moeten beginnen. Het is een noodzakelijke coming-out: hij wil niet dat deze mensen achteraf spijt krijgen dat ze hem hebben laten optreden.
Voorafgaand aan dat gesprek is hij „ontzettend bang”. Bang om nog eens afgewezen te worden. Hij vertelt met zijn hart in zijn keel dat hij homo is én dat dat voor hem niks afdoet aan het christen-zijn.
Zijn angst voor afwijzing blijkt onnodig: het enige wat wij kunnen doen, zeggen de ouders van de aanstaande bruid, is jou respecteren en liefhebben.
Het duurt al met al een halfjaar voordat de kerkoudsten met hun beslissing komen. Als hij eindelijk tegenover ze zit, draaien ze er eerst nog omheen. Uiteindelijk komt het: hij mag weer bandleider zijn, maar dat kan veranderen als hij een relatie krijgt. Dat is dan dus de conclusie van zes maanden nadenken, denkt Hidde. Ze vragen of hij hen op de hoogte kan houden van zijn relatiestatus.
Hidde is er snel uit wat dit voor hem betekent. Hij zegt dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen voor hoe hij zijn leven leeft en dat hij zijn lidmaatschap van de kerk opzegt.
Een van de kerkleiders zegt nog dat hij persoonlijk anders zou hebben besloten, maar dat hij vanuit zijn rol niet anders kan.
Na het gesprek zit Hidde eerst met betraande ogen in zijn stilstaande auto. Ik ben van de kerk gaan houden, denkt hij, en van die plek moet ik nu afscheid nemen. Daarna komt de boosheid.
Als hij er later tegen mij over vertelt, zit zijn haar rommelig, is zijn blik mat. Ik voel me alleen en somber, zegt Hidde.
Liefdevolle reacties
In de periode die volgt komt hij uit de kast bij zijn ouders. Hij krijgt precies de liefdevolle reactie die hij had gehoopt. Hij vertelt het ook aan de leiders van twee interkerkelijke jeugdgroepen waar hij actief is; ook daar, in die niet-exclusief evangelische omgeving, zijn de meeste reacties goed.
Met Matthias is hij nog steeds bevriend. „Ik merk dat de mensen om mij heen over het algemeen heel liefdevol zijn, ook als ze op basis van hun geloof homoseksualiteit afkeuren.” Wel hoorde hij een tijdje geleden dat iemand niet meer met hem wil samenwerken binnen de jeugdgroep.
Hidde is nog steeds gelovig en zijn band met God is steviger geworden. De deuk in zijn geloof is weg.
Zich weer aansluiten bij de kerk waar hij bandleider was, heeft hij nooit overwogen. Voor lidmaatschap van een nieuwe kerk stond hij open, maar „dicht bij huis zijn niet echt kerken te vinden waar ik onvoorwaardelijk welkom ben”. In plaats daarvan werden de jeugdgroepen, waar hij ook regelmatig de band leidt, een soort kerk voor hem. Ook bezoekt hij af en toe diensten van een relatief progressieve evangelische gemeente iets verder weg. „Een wat grotere kerk, waar iedereen welkom is. Ik voel me daar altijd thuis.”
Nu Hidde rust in zijn geloof heeft gevonden, zich omringd weet door mensen door wie hij zich geaccepteerd voelt en ook al een paar jaar leeft zonder depressies, ontstaat er meer ruimte in zijn hoofd voor een relatie. „Ik word ook ouder.” Maar verhuizen naar een grote stad, een plek waar meer mensen openlijk gay zijn, is voor hem geen optie. Zijn omgeving kan dan beknellend zijn, het is óók zijn thuis. „Ik wil me ook niet laten wegjagen.”