Steeds vaker krijgen mensen op hun werk te maken met agressie en geweld. Albert Heijn liet deze zomer de opgespelde namen bij de winkelmedewerkers weghalen. Die bleken intimidatie door klanten, in de supermarkt en online, eenvoudiger te maken. In april zette NS de treinen drie minuten stil uit protest tegen de agressie van reizigers. Vorig jaar registreerde de spoorvervoerder 1.042 geweldsincidenten tegen het personeel. Wat moeten werkgevers en werknemers doen om voor een veilige werkplek te zorgen? En wat kunnen ze doen als het mis gaat?
Werkgever
„Werkgevers zijn verplicht een veilige werkomgeving voor hun personeel te creëren. Dat staat in de arbowet”, zegt Marijke van Sluisveld, directeur van HR-onderzoek- en organisatieadviesbureau Realise. „En ze moeten hun medewerkers voorlichten over wat ze moeten doen als ze met agressie of geweld te maken krijgen.”
Ondanks de toenemende aandacht voor veiligheid op de werkvloer, gaat het nog vaak genoeg mis. Daar wordt te weinig over gesproken, vindt Van Sluisveld. „Het is echt heel belangrijk om er doorlopend aandacht aan te besteden, je moet je beleid up-to-date houden”, benadrukt ze. Dat betekent: het er continu over hebben, opdat de vaardigheden niet wegzakken en de aandacht niet verslapt. Van Sluisveld: „Wat je aandacht geeft, groeit. Medewerkers vinden het fijn om geïnformeerd te worden. Als ze dan in zo’n situatie terechtkomen, weten ze wat ze moeten doen.”
Naast het uitdragen van het beleid is het voor werkgevers ook belangrijk naar die opgestelde regels te handelen. „Neem de horeca of retail, daar worden huisregels afgesproken. Als een klant die niet naleeft, wordt die er gewoon uitgezet.” Indien een bedrijf daarin consequent is, weten de medewerkers zich gesteund. Maar „als het dan toch misgaat, moeten werkgevers benadrukken dat medewerkers er altijd melding van maken, en moeten ze goede nazorg leveren”, waarschuwt Van Sluisveld.
Hoe belangrijk afspraken om slachtoffers op te vangen ook zijn, beter is natuurlijk incidenten zoveel mogelijk te voorkomen. Daarvoor heeft elke branche haar eigen mogelijkheden – van procedures om winkelmedewerkers nooit alleen een winkel te laten afsluiten, tot noodknoppen en beveiligde kluizen. NS-medewerkers dragen dit jaar als proef een bodycam die ze kunnen aanzetten als ze zich onveilig voelen en als bewijs om een eventuele latere aangifte te ondersteunen.
Voor de mensen op de werkvloer is agressie en geweld een enorm stressvolle en soms traumatische ervaring. Een buschauffeur die met een mes wordt bedreigd, zit een volgende keer veel minder ontspannen achter het stuur. En een supermarktmedewerker van wie de huid is volgescholden na een controle bij de zelfscankassa, gaat de volgende keer toch anders naar het werk, of neemt ontslag.
„Organisaties zien dat als je preventief aandacht besteedt aan agressie, dit een positieve impact heeft op het verzuim”, zegt Van Sluisveld. Op de krappe arbeidsmarkt is personeel dat uitvalt door stress op het werk een grote kostenpost. Dat is nog een extra reden voor werkgevers om daar goed mee om te gaan. Veel bedrijven proberen hun personeel dan ook via cursussen en trainingen weerbaarder te maken.
Werknemer
„Er zijn verschillende soorten agressie”, zegt Jannie de Jong, die al een kleine dertig jaar agressietrainingen verzorgt. Vaak is de frustratie of woede niet direct tegen de werknemer gericht. „Als iemand hoog in de emotie zit, kan die niet helder nadenken. Dan kun je het best luisteren en begrip tonen”, vervolgt ze. Zo’n empathische houding is vaak in strijd met de eerste reactie van een werknemer. De Jong ziet dat mensen vaak geneigd zijn dingen uit te leggen of op regels te wijzen, terwijl het beter is de emotie eerst naar beneden te brengen, voor je met je boodschap komt.
Naast directe agressie is manipulatief gedrag een andere, subtielere manier waarmee werknemers in dienstverlenende beroepen te maken krijgen. „Dat is flink toegenomen”, ziet De Jong. Dan sturen ze je weg en zeggen ze: ‘die persoon die mij altijd helpt is er niet, kun je die even halen?’” Het is op een keurige manier verpakt, maar ze bedoelen iets als „ik wil het nu en op mijn manier, jij bent een onbenul en gaat dit nu voor me regelen”, weet De Jong.
In zulke gevallen adviseert De Jong werknemers om te proberen de situatie om te buigen en het gedrag te ‘ontmaskeren’. „Dan kun je bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik merk dat je op een neerbuigende toon met me praat. Als je daarmee stopt, help ik je graag’.” Volgens De Jong stopt het badinerende gedrag daarna vaak. „Het is vooral een manier om iets gedaan te krijgen.”
De toename van zulk manipulatief gedrag wijt De Jong aan de geïndividualiseerde samenleving, waarin burgers het wachten verleerd zijn en hebben gemerkt dat mondigheid loont. „Mensen maken geen onderscheid tussen een webshop en de gemeente. Ze denken: als ik m’n pakketje morgen van bol.com kan ontvangen, kan ik morgen ook m’n paspoort van de gemeente krijgen.”
De Jong raadt aan niet altijd in gesprek te gaan. Bij een directe bedreiging of scheldpartijen, is het beter duidelijk aan te geven: tot hier en niet verder. De angst dat de situatie erdoor escaleert, is volgens haar vaak onterecht. „Vaak hebben mensen je toch nodig en dan binden ze uiteindelijk wel in.”
Dus
Werkgevers moeten continu aandacht besteden aan veiligheid op de werkvloer, dat zijn ze bij wet verplicht. Als werknemers met agressie of intimidatie te maken krijgen, moeten ze bij hun werkgever de incidenten kunnen melden en nazorg krijgen. Trainingen kunnen helpen om werknemers handvatten te geven om met agressie om te gaan. Want veel is te voorkomen.
Floris: „Eigenlijk ontstond bij ons enkele jaren geleden op hetzelfde moment de behoefte aan meer ruimte en vrijheid. Gewoon iets anders doen met ons leven. Mark had het even gehad met zijn werk. Ik ben opgeleid als grafisch vormgever, maar ontdekte dat een kantoorbaan niets voor mij was. Toen ben ik in een supermarkt gaan werken, op de broodafdeling en achter de kassa. Dat contact met mensen vond ik veel leuker.”
Mark: „Ik werk al 24 jaar in de interieurbranche, de laatste jaren verkoop ik vooral badkamers en keukens. We werken dus allebei ook op zaterdag en dan is een rijtjeshuis, waar de buren op vrijdagavond gaan vieren dat het weekend is begonnen, niet zo handig. Zo ontstond de wens om vrijer en ruimer te leven.”
Floris: „Met meer grond, zelf gewassen verbouwen, dieren houden en gasten ontvangen.”
Mark: „Maar in Nederland was vrijstaand wonen met veel grond veel te duur voor ons. Dan heb je het al gauw over 7 tot 8 ton.”
Floris: „In 2023 waren we op vakantie in Italië. Mark pakte voor de gein een folder mee bij een makelaar en toen is het gaan borrelen. Waarom zou onze toekomst niet in het buitenland kunnen liggen?”
Mark: „Vrij snel daarna heb ik mijn huis verkocht en zijn we bij mijn ouders gaan wonen. We hebben een camper aangeschaft en zijn drie maanden gaan rondkijken in Duitsland, Frankrijk en Noord-Spanje of we een geschikte plek konden vinden om onze droom te realiseren. Maar ook om te voelen hoe het was om langere tijd weg te zijn uit Nederland, ver van familie en vrienden. Dat bleek mee te vallen. We vonden juist de rust die we zochten. Geen haast, geen dwang, niet voortdurend dingen hoeven plannen.”
Floris: „We vonden uiteindelijk een boerenhoeve in Noord-Italië, in de driehoek Milaan-Genua-Turijn. Het complex bestaat uit drie woningen en er ligt 5,5 hectare grond bij met fruit- en notenbomen. Deze zomer zijn we erheen verhuisd. We hebben alles schoongemaakt en gaan nu camperplekken inrichten, safaritenten neerzetten en vier appartementen maken.”
Mark: „Eén voor onszelf, één voor onze ouders en twee voor de verhuur. Totdat ons appartement klaar is, wonen we in een huurhuis in de buurt, zodat we niet voortdurend in de rotzooi van de verbouwing zitten. Eind van dit seizoen hopen we de eerste campergasten te ontvangen. Als we klaar zijn, zijn we een half miljoen verder. Gelukkig is het leven in Italië goedkoper dan in Nederland.”
Chocopasta van eigen noten
Floris: „Ik hou me bezig met de moestuin, met de dieren en ik ga workshops geven. Brood bakken, groente fermenteren, chocopasta maken van eigen noten, thee maken van kruiden. Ik heb mezelf de afgelopen jaren veel aangeleerd via boeken, workshops en YouTube. Ik verzorg ook ons YouTube-kanaal ‘De reis naar thuis’, dan hoeven we niet steeds overal uit te leggen wat we aan het doen zijn.”
Mark: „Ik ga voor de gasten zorgen, maak de appartementen schoon en ben de technische man. Ik ben heel precies en netjes, Floris is meer de gezellige chaoot. Je wilt niet weten hoe de keuken eruitziet als hij daar bezig is geweest… Gelukkig heeft hij hier zijn eigen werkruimte. Alles wat ik daarbuiten aantref, veeg ik weer bij hem naar binnen. Maar hoe verschillend we ook zijn, tot nu toe werkt het goed.”
Floris: „De producten die ik maak, ga ik verkopen in een landwinkel aan huis.”
Mark: „Sinds we ons op dit project hebben gestort, is onze work-life balance een stuk beter geworden. In de aanloop naar de verhuizing waren we af en toe een maand hier en kwamen we helemaal tot rust.”
Floris: „Al heeft dit avontuur bij vlagen ook stress opgeleverd. Vooral rond het afscheid van mensen in Nederland. Maar dat is een fase waar je doorheen moet om je grote wens te kunnen realiseren. Ook het opstarten hier gaf stress. Je moet zoveel dingen regelen, van een wateraansluiting tot verzekeringen en van inschrijving bij de gemeente tot vergunningen. Wat het lastiger maakt, is dat instanties in Italië veel minder digitaal toegankelijk zijn dan in Nederland.”
Mark: „Gelukkig zijn we in Nederland ruim op tijd op Italiaanse les gegaan, zodat de taal geen groot probleem meer is.”
Creativiteit
Mark: „Soms ben ik weleens bang dat ik op den duur de creatieve kant van mijn werk in Nederland ga missen, al zal ik ook genoeg creativiteit nodig hebben om deze boerderij op te knappen. Verder denk ik wel eens: en als dit hier allemaal klaar is, wat dan? Ik weet dat ik dan onrustig word en iets nieuws wil aanpakken.”
Floris: „Nou, ik niet hoor, ik ga hier nooit meer weg.”
Mark: „Misschien moet ik dan een huis hier in de buurt onder handen nemen en verhuren.”
Floris: „Ik mis mijn werk niet, wel mijn collega’s en de vaste klanten. Maar ik kan veel meer passie kwijt in de tuin dan in de supermarkt. Ik mis weleens het gemak waarmee je dingen in Nederland deed, dat je alles blindelings weet te vinden in een winkel, bijvoorbeeld.”
Mark: „Ja, de regelmaat, orde en snelheid van Nederland missen we weleens, maar daar hebben we vrijheid voor teruggekregen. En misschien komen we over tien jaar met hangende pootjes terug naar Nederland, maar dan hebben we het in elk geval gedaan.”
„Ik ben uitgenodigd voor het afscheidsfeest van een leidinggevende waar ik een slechte relatie mee had. Ze was onbetrouwbaar en heeft een zooitje van de organisatie gemaakt. Het liefst zou ik haar afscheidsborrel afzeggen, maar veel andere collega’s hebben ook al laten weten dat ze niet komen. Moet ik er dan toch heengaan?” (Vrouw, 61 jaar, naam bekend bij de redactie).
Ja
Het is altijd het beste om wel te gaan, luidt het antwoord van Monique Wakelkamp. Als arbeidsmediator bij Bureau 1900 begeleidt ze werkgevers en werknemers bij onderling gedoe op de werkvloer. „Bij dit dilemma moet je er ook rekening mee houden dat je iemand op een later moment in je leven, privé of zakelijk, nog kunt tegenkomen”, zegt Wakelkamp. „Daarom is het altijd beter om iets goed af te sluiten.”
Daarbij moet je meewegen dat je met de beslissing om wel of niet naar het afscheid te gaan ook een signaal geeft aan de collega’s om je heen, zegt Wakelkamp. „Je bent onderdeel van een team, iedereen kijkt naar elkaar. Anderen zien hoe jij handelt in deze situatie. Als je besluit niet te gaan, straal je uit dat er een moeizame relatie was en dat je ervoor kiest die uit de weg te gaan. Wat zegt dat over jou?”
Marc de Haas van Dorsser, die als organisatieadviseur bij Goudvisie leidinggevenden begeleidt bij ‘gedoe’ in teams of op de werkvloer, denkt ook dat het bijwonen van de afscheidsborrel een positief effect kan hebben. „Het is goed om te gaan. Dan ga je de moeilijke situatie niet uit de weg, maar kijk je het beest in de bek en kun je onderzoeken hoe je de slechte ervaring met je leidinggevende los kunt laten.” Bovendien erken je door aanwezig te zijn ook de bijdrage die een leidinggevende heeft geleverd aan het bedrijf. „Hoe vervelend iemand ook is geweest, ze heeft toch onderdeel uitgemaakt van de organisatie en iets bijgedragen.”
Dat andere collega’s de borrel al hebben afgezegd, is voor Wakelkamp geen argument. „Je maakt je eigen keus en je vertegenwoordigt jezelf. Dat iemand teleurstelde is vervelend, maar dan nog kun je gedag zeggen, ook als verantwoordelijke namens de organisatie.”
Een afscheidsborrel is volgens Wakelkamp niet de plek om frustraties te uiten of moeilijke gesprekken te voeren, maar het is ook niet nodig om met een gemaakte glimlach op de borrel te gaan staan. „Kritiek uiten doe je een-op-een, dan krijgt iemand de kans om te reageren. Maar je hoeft ook niet in een speech de loftrompet af te steken als je daar niet achter staat”, zegt Wakelkamp. „Blijf dichtbij jezelf en kies je woorden zorgvuldig. Je kunt iemand bijvoorbeeld bedanken voor de geleerde lessen, een specifiek moment aanhalen, of het algemener houden en iemand succes wensen in zijn of haar volgende functie.”
Mocht het afscheid niet voor de gewenste opluchting en afsluiting zorgen, kun je de frustraties over de leidinggevende altijd nog bespreken met HR, adviseert Wakelkamp. „Op die manier kan een bedrijf er ook lering uit trekken.”
Ga niet als je echt niet wil
Er is wel een uitzondering, zegt De Haas van Dorsser. „Als je niet kan of durft, bijvoorbeeld omdat je je onveilig voelt, kun je beter niet gaan”, zegt hij. „Een leidinggevende moet daar echt wel tegen kunnen, en je geeft daarmee een signaal af naar de organisatie.”
Het is volgens de Haas van Dorsser wel zaak om daarbij je verantwoordelijkheid te nemen, want de borrel afzeggen en verder zwijgen lost niets op. Hij adviseert de leidinggevende een mail te sturen, waarin je uitlegt waarom je je niet comfortabel voelt om naar de borrel te komen. „Op die manier ben je eerlijk over je afwegingen en bied je iemand een leerkans – en voorkom je mogelijk gedoe later.”
Goed afscheid nemen is belangrijk, vindt De Haas van Dorsser. „Woorden als ‘onbetrouwbaar’ en ‘zootje’ maken duidelijk dat het jou heeft geraakt. Als je daar niets aan doet, blijft deze pijnlijke ervaring mogelijk terugkomen, bijvoorbeeld bij het vertrouwen van een toekomstige leidinggevende.” Om die frustratie achter je te laten hoef je niet per se het gesprek met de leidinggevende aan te gaan, zegt De Haas van Dorsser. „Maar je moet wel bedenken hoe je het een plek kunt geven.”
Hij ziet daar ook een rol voor de organisatie: als een bedrijf merkt dat er op een bepaalde afdeling weerstand leeft of dat er een lage opkomst is bij een afscheidsborrel, moeten ze daarover het gesprek aangaan. „Leidinggevenden vinden het vaak lastig om gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken, maar in dit geval leven er frustraties bij werknemers en moet je daar iets mee doen. Ga op zoek naar waarom mensen niet het gevoel hadden dat ze zich konden uitspreken en wat jullie daaraan kunnen doen.” Overigens is zo’n verschijnsel vaak op meerdere plekken in de organisatie aanwezig en gaat het dus over de organisatiecultuur, zegt De Haas van Dorsser.
Dus
Het is goed om wel naar de afscheidsborrel te gaan: om afscheid te nemen van de leidinggevende, haar te bedanken voor de bijdrage die ze wel heeft geleverd, om als collega en werknemer je verantwoordelijkheid te nemen en collega’s te laten zien dat je moeilijke situaties niet uit de weg gaat. Je hoeft daar geen lofrede te houden, maar het is ook niet de plek om kritisch te zijn. Als je echt niet naar de borrel durft of wil, zijn er ook andere manieren om afscheid te nemen en de teleurstellende ervaring achter je te laten, bijvoorbeeld door de leidinggevende een mail te sturen.
Het is zomervakantie op de campus van de TU Eindhoven en het Neuron-gebouw is bijna volledig uitgestorven. Op twee mannen na: op de eerste verdieping, tussen de uitgeschakelde computers van het AI-centrum, werken Lex Hoefsloot (34) en Bob van der Meulen (28) door. De koffiebar onderin het net gerenoveerde gebouw is gesloten; de twee verontschuldigen zich ervoor dat er niks anders op zit dan het slappe spul uit een machine.
„Hier komen we eens in de twee weken ongeveer bij elkaar”, zegt Van der Meulen. „En dan gaat Lex vooral heel veel vragen.”
Van der Meulen is een jonge ondernemer die z’n eerste softwarebedrijfje heeft opgericht en een studenteninvesteringsfonds. Nu jaagt hij achter een grotere ambitie aan. Hoefsloot is zijn mentor, die sinds een half jaar twee dagen per week meer jonge student-ondernemers aan de TU begeleidt. Het is een nieuwe baan, na jaren als boegbeeld van Lightyear, de hyperambitieuze en gesneuvelde poging een Nederlandse fabrikant van zonneauto’s op te zetten.
Grote plannen
Hoefsloot is zo terug waar zijn avontuur ooit begon. Hier ontwikkelden hij en vier medestudenten tien jaar geleden het plan een auto met zonnepanelen naar de markt te brengen. Het maakte hem uiteindelijk de bekendste start-upondernemer van Nederland. Hoefsloot ging naar San Francisco op zoek naar geld, naar beurzen in Las Vegas, hij zat in tv-programma College Tour, bij de minister van Economische Zaken, begon met autoproductie in Finland. Er werkten meer dan 600 mensen bij Lightyear.
Lex Hoefsloot: „In Nederland saboteren we onszelf vaak: uit angst om te verliezen, willen we niet winnen.”
Foto Merlin Daleman
Begin 2023 ging het bedrijf failliet. Dat kwam voor velen abrupt. Een deel van de investeerders was woedend, 200 miljoen euro in rook opgegaan. Hoefsloot kreeg al snel het stempel van mislukt ondernemer. Maar er was ook een ander geluid: Nederland, of Europa, heeft juist meer Lex Hoefsloots nodig. Mensen met grote plannen, die soms mislukken en soms slagen.
Welke reactie komt Hoefsloot zelf het meest tegen? „Allebei. Maar er is niemand die recht in je gezicht zegt dat je niets bereikt hebt. Ik hoop dat de doorstart van Lightyear laat zien dat er ook nog iets goeds uit voort kan komen.” Lightyear is – afgeslankt – nog actief als producent van zonnedaken.
Heldenstatus
NRC vroeg Hoefsloot al in 2024 of hij wilde terugblikken op Lightyear en praten over de lessen die hij leerde. Dat duurde even. Hoefsloot was een tijd op reis en nam tijd voor zichzelf. Half juli vond dit gesprek plaats. De vraag aan hem was ook of hij iemand mee kon nemen die hij begeleidt. Wat brengt hij nu over?
Als een van de bekendste zonen van de universiteit geniet hij in Eindhoven vooral een heldenstatus onder studenten die zelf een bedrijf willen beginnen. „Lex leert mij dat je gewoon, bam, je grote ambitie moet najagen”, zegt Van der Meulen. „Geen concessies doen.” Hij is tien keer zo ver gekomen als mensen dachten, zegt hij.
Inmiddels mikt Van der Meulen hoger dan zijn softwarebedrijfje en het fonds waarin jonge ondernemers kunnen investeren in plannen van studenten. Hij wil een Europese variant van Y Combinator opzetten, een fameus investeringsfonds uit Silicon Valley dat start-ups via een intensief programma helpt groeien en ze koppelt aan ondernemers met ervaring. Beroemde bedrijven als Airbnb, Stripe en Doordash zijn eruit voortgekomen. Sam Altman was er een tijd de baas, voordat hij met OpenAI begon.
„Zoiets bestaat nog niet in Europa. Als dit lukt, kunnen we echt de wereld veranderen”, zegt Van der Meulen. „Aan de basis staan van twee- of driehonderd succesvolle bedrijven, die bijdragen aan het innovatiever maken van de Europese economie.” Hij is in gesprek met financiers, zowel privaat als publiek. En met founders, mensen die al een keer een onderneming hebben opgezet. „Zij kunnen nieuwe ondernemers begeleiden.”
Tijdens onze camperreis lukte het ons ook niet echt om rust te nemen
Enter Hoefsloot. Die heeft kennis, een netwerk, ervaring. Van der Meulen: „Hij brengt me in contact met investeerders, ook Amerikaanse.” Van „hoe extreem die mensen denken” leert Van der Meulen veel. „Ze zeggen: wij gaan duizend procent die kant op, de rest is dom. Heel wat anders dan het compromisfestival hier in Nederland.”
Soms geeft Hoefsloot juist waarschuwingen. Zoals: je bent er pas als de handtekeningen zijn gezet. Hoefsloot: „Je moet nooit te vroeg een feestje vieren.” Lachend: „Dat hebben wij bij Lightyear veel te vaak gedaan.” Lightyear ging in 2023 mede failliet omdat een verwachte investering door familieconcern VDL niet doorging.
Therapie
De grootse plannen van Lightyear, met aan het hoofd de „Nederlandse Elon Musk” (dixit Twan Huys van College Tour), spraken lange tijd enorm tot de verbeelding. Het haalde geld op bij bekende namen als SHV, InvestNL en Feike Sijbesma, voormalig topman van DSM. Dat was eind 2022 bijna allemaal op. Onder meer een productiestart in Finland viel erg duur uit.
De nasleep van het faillissement was moeizaam. Een boze investeerder stapte zelfs naar de Ondernemingskamer – die niet genoeg grond zag voor een diepgravend onderzoek.
Wij waren in technologisch opzicht veel beter dan onze Amerikaanse concurrenten, maar wij waren er niet goed in dat te laten zien aan onze investeerders
Hij had de investeerders beter in zijn verhaal moeten ‘meenemen’, beseft Hoefsloot nu. „Dat is wel één van mijn lessen geweest, ja. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat wij in technologisch opzicht veel beter waren dan onze Amerikaanse concurrenten. Maar wij waren er niet goed in dat te laten zien aan onze investeerders. Je hebt eigenlijk heel veel kennis nodig over hoe je je door al die investeringsrondes heen baant. Die misten we. Achteraf zou ik dat heel anders aangepakt hebben. En dat kan ik nu luchten bij andere jonge ondernemers.”
„Het is therapie voor Lex!”, roept Van der Meulen.
Hoefsloot: „Ja, dat is het, honderd procent. Je zelfvertrouwen krijgt natuurlijk een behoorlijke deuk na zo’n faillissement. Dus ja, wat ik nu doe, is in zekere zin therapeutisch.”
Camperreis met gezin
Twee jaar na het bankroet is Hoefsloot eigenlijk nog steeds aan het bijkomen van alles wat er is gebeurd. Komende maand doet hij voor het eerst van zijn leven mee aan een triatlon, een vriend haalde hem over. „Ik heb echt moeten leren zwemmen, de borstcrawl kon ik niet. Maar als je alleen de schoolslag doet, is alle energie uit je benen voordat je gaat hardlopen.”
Bij het trainen komen „veel herinneringen boven”, zegt hij. „Er is nog veel wat ik een plekje moet geven. Het is bovendien fijn weer een doel te hebben, iets wat echt concreet is. Ook dat is therapeutisch.”
Leven zonder doel vindt hij „oprecht lastig”, geeft hij aan. „Ik heb altijd naar een doel toegewerkt. Niet alleen met Lightyear, ook daarvoor al, met het solarteam. Je bent zo bezig met: om dáár te komen, moet ik eerst naar X toe – tot je bij een einddoel bent. En als dat einddoel weg is… wat doe je dan?”
Het is fijn om met de triatlon weer een doel te hebben. Ook dat is therapeutisch
Dat hij dit moeilijk loslaat, bleek ook tijdens de camperreis die hij na het faillissement maakte. Hoefsloot was vier maanden op pad in Zuid-Europa met zijn vriendin Tessie, die als investment manager bij Lightyear werkte, en hun twee kleine kinderen. „We dachten: we gaan lekker rust nemen. Maar dat lukte dus echt niet. We gingen elke twee dagen ergens anders heen. En als we er dan toch waren, dan wilde ik ook alles zien.”
Ze reisden door Spanje, Portugal, Italië, staken over naar Griekenland en keerden via de Balkan terug. „Achteraf gezien had ik liever niet zo veel kilometers gemaakt. We hebben zelfs nu nog maar 1 procent van Zuid-Europa gezien.”
Confrontatie
Hij zat in een diep dal na het faillissement, bekent Hoefsloot. Zonder de aandacht die zijn – inmiddels drie – kinderen vragen, had hij het nog veel zwaarder gehad, zegt hij.
Hij denkt even na. „Een kind werkt… ontwapenend. Zonder hen was het echt moeilijker geweest. Mijn identiteit hing lange tijd sterk af van het ondernemerschap. Als mensen me in de periode van Lightyear vroegen hoe het met mij ging, wijdde ik een halve zin aan mijzelf en daarna ging ik direct over het bedrijf praten. Het is goed nu te beseffen dat je naast het werkend leven ook een gewoon leven hebt.”
In zijn verwerkingsproces heeft Hoefsloot na de camperreis veel van de investeerders in Lightyear opgezocht, vertelt hij. „Ik ben die confrontatie bewust aangegaan. Je wil toch ook kijken: ben ik nou gek? Hebben jullie het allemaal zo heel anders beleefd? En dan hoor ik ook: jullie waren echt heel dichtbij.”
Het hielp hem. „Veel zeggen zelfs: geef je ambitie niet op. Dat had ik echt nodig. Zij hielpen me inzien dat ook dingen wél waren gelukt. Als je altijd met het uiteindelijke doel bezig bent geweest en je haalt dat niet, dan is in je hoofd eigenlijk alles mislukt.”
Niet met elke investeerder is het goed gekomen. „Een kleine groep is nog emotioneel. Daar heb ik vervelende gesprekken mee, die ook blijven plakken. Ik word dan erg geholpen door mensen die mij uitleggen dat boosheid ook een vorm van onverwerkt verdriet is.Verdriet over hun verloren gegane investering.”
Zwart-wit
Een nieuw, bescheidener doel dan ‘de nieuwe Elon Musk worden’ heeft Hoefsloot gevonden in zijn advieswerk. Dat doet hij niet alleen bij de TU Eindhoven, maar ook voor overheidsinvesteringsfonds Invest-NL en voor Techleap, de netwerkorganisatie die onder leiding van prins Constantijn start-ups, investeerders, overheden en succesvolle ondernemers bij elkaar probeert te brengen.
Of, nou ja, bescheiden: Hoefsloot wil helpen een groot probleem op te lossen dat de Europese start-upwereld al jaren bezighoudt. Hoe voorkomen we dat hier zoveel meer start-ups sneuvelen dan in de VS?
Voor een deel is dat een kwestie van geld. Investeringsrondes zijn in Europa kleiner, en veel geld komt van overheden, die terughoudender investeren en minder risico nemen. In de VS bestaat bovendien meer een cultuur van succesvolle start-up-oprichters die – eenmaal rijk – hun geld opnieuw investeren in startende bedrijfjes.
Het is óók een kwestie van „mindset”, en daar is Hoefsloot vooral mee bezig. „In de VS gaan ze door drie deuren en vijf muren heen om iets voor elkaar te krijgen.”
Lightyear-oprichter Lex Hoefsloot (rechts) is mentor van student-ondernemer Bob van der Meulen.
Foto Merlin Daleman
Dus vertelt hij jonge ondernemers graag een anekdote uit de eerste jaren van Lightyear. „In 2020 hebben we een model van onze auto op een schip naar de VS gezet en zijn we daar op de bonnefooi heengegaan. De eerste dagen hadden we één of twee meetings, dat was niet best. Maar een ervan was wél met een interessante oprichter van een succesvol bedrijf, die ons in contact bracht met zijn netwerk. In een mum van tijd hadden we twintig afspraken. We hebben de auto bovendien voor een hotel gezet waarvan we gehoord hadden dat er veel investeerders kwamen. Dat werkt dus, zo’n object trekt de aandacht. Uiteindelijk zaten we die week ook bij de chief technology officer van Tesla. Ja, dat was natuurlijk dé man met wie we wilden spreken. Soms moet je je eigen geluk gewoon creëren.”
Typisch Nederlandse reactie
Hoefsloots mindset botst met de diagnose die na het faillissement van Lightyear wel werd gesteld: het zou véél te ambitieus zijn geweest auto’s te gaan bouwen. Daar is Hoefsloot het uiteraard niet mee eens – dat vindt hij een typisch Nederlandse reactie. Wel had de strategie om geld op te halen beter geënt moeten worden op die terughoudendheid, denkt hij. „We hebben misschien te veel een hybride Nederlands-Amerikaans bedrijf gebouwd. We hadden eerder moeten vaststellen dat we in Nederland niet voldoende geld konden ophalen voor dit plan, en veel eerder naar de VS moeten gaan. Ik zou dat elke ondernemer nu aanraden.”
Je moet rigoureus durven zijn, houdt hij jonge ondernemers voor. „Heel zwart-wit denken. Bij Lightyear hadden we dat meer moeten doen, en ik hoor het ook veel anderen zeggen die een bedrijf hebben opgericht.”
We hadden veel eerder naar de VS moeten gaan. Ik zou dat elke ondernemer nu aanraden
Maar het omgekeerde gebeurt vaak, zegt hij. „Je ziet bij heel veel start-ups in Nederland dat er een punt komt, waarop ze hun ambities verkleinen. Dat doen we te snel. In Nederland saboteren we onszelf vaak: uit angst om te verliezen, willen we niet winnen.”
Hoefsloot waarschuwt jonge ondernemers als Van der Meulen zo níét te handelen. Bij het opzetten van de Nederlandse accelerator gebeurde het al, vertellen ze. Van der Meulen overwoog het bedrag dat hij wilde ophalen te verlagen, om de haalbaarheid te vergroten. Nee, zei Hoefsloot, zet nou eens hoog in. „Je kunt die ambitie maar één keer verliezen. Als je die hebt losgelaten, ben je haar kwijt.” Hooguit pak je iets tijdelijk wat kleiner aan. „Maar je droom moet je vasthouden.”
Lightyear is uiteindelijk wel doorgestart met een bescheidener ambitie. In Venray werkt het nu als toeleverancier aan zonnedaken voor auto’s. Met diverse automerken lopen geheime pilotprojecten. Hoefsloot is heel zijdelings betrokken. „Ik vond het fijn het boek even dicht te doen.”
Grijze haren
Na het faillissement van Lightyear uitten investeerders en andere betrokkenen diverse punten van kritiek. Zo had het bedrijf zich ook moeten richten op het vermarkten van eigen technologieën – zoals nu – en eerder ervaren personeel moeten binnenhalen.
Daar denkt Hoefsloot anders over. „Over het algemeen is het lastig om toeleverancier te zijn. Je hebt vaak een paar grote bedrijven waar je aan levert, die een monopolie hebben. De auto-industrie is misschien wel het beste voorbeeld. Ze hebben veel macht om jouw prijs te drukken, want je kan je product toch alleen maar aan hen kwijt.”
In Nederland saboteren we onszelf vaak: uit angst om te verliezen, willen we niet winnen
Ook het verwijt dat Lightyear te weinig ‘grijze haren’ had binnengehaald – mensen met ervaring in de autosector of in de financiële wereld – stuit op twijfel bij Hoefsloot. Het gaat er volgens hem ook om wélke ervaring ze binnenbrengen. „Vaak huren start-ups mensen in die afdelingen hebben geleid bij grote bedrijven. Dat is echt tricky, denk ik. Tussen een bedrijf opbouwen of voortzetten zit een fundamenteel verschil.”
Missie
En nu? Gaat hij nog jarenlang ondernemers begeleiden? Af en toe borrelen ideeën op voor een nieuw bedrijf. „Ik verkondig dat iedereen ambitie moet hebben. Toch is dat voor mezelf wel even lastig. Ik wil die hoofdpijn niet nog een keer, denk ik dan. Maar zo werkt het niet. Je weet van tevoren dat die hoofdpijn weer een keer komt als er moeilijke momenten zijn.”
Onderweg met de camper, die op diesel reed, dacht hij af en toe: het blijft een goed idee, een zonnedak op je auto. Maar Hoefsloot merkt dat hij nu kritischer is; de vraag is of een idee wel werkt, of het wel goed genoeg is. Precies de barrières die hij probeert te slechten bij de start-ups die hij begeleidt. „Dat helpt ergens ook wel. Ik snap dat mensen die barrières voelen.”
Als Hoefsloot een nieuw bedrijf zou beginnen, moet dat een ‘missie’ hebben – dat weet hij zeker. „Ik heb veel nagedacht over waar die onrust bij mezelf vandaan komt. Ik denk dat het te maken heeft met iets wat meer mensen hebben: de wereld staat in de fik, doe ik daar iets aan of ben ik er puur gebruik van aan het maken?”
Een grote, bestaande onderneming heeft volgens Hoefsloot vaak moeite een missie in „de haarvaten” te krijgen. „Het bedrijf is op een bepaalde manier gebouwd, gegroeid. Het wordt op een bepaalde manier bestuurd. Een missie wordt dan al snel een sausje.”