Met twee truien en een jas aan sliep de 20-jarige Viesturs uit Letland de afgelopen weken buiten in Den Haag. Eten deed hij amper. Sinds twee nachten slaapt hij in de noodopvang van het Leger des Heils. Een Poolse man die hem elke dag in de buurt van het Centraal Station zag rondlopen, vroeg of hij dakloos was, vertelt hij. „Dankzij hem weet ik dat ik hier kan slapen.”
In totaal zijn er deze dinsdagochtend honderd bedden in het oude schoolgebouw in de Haagse buurt Bezuidenhout-Oost, dat nu volledig voor de daklozenopvang wordt gebruikt. Locatiemanager Leonieke van Lindert heeft de gemeente ingeseind dat het aantal dakloze mensen dat een plek nodig heeft de maximale capaciteit nadert. De komende dagen schaalt het Leger des Heils in samenspraak met de gemeente het aantal bedden op naar 120.
Om 09.00 uur ’s ochtends liggen in de ontvangsthal tientallen kratten verspreid over de grond en opgestapeld. In de kratten zitten de persoonlijke spullen van de mensen die hier hebben overnacht. De medewerkers van het Leger des Heils geven de spullen terug. Ze hebben haast; om 10.00 uur moet iedereen weg zijn, want dan sluit de opvang, tot 18.00 uur.
Winterkouderegeling
Vanwege de kou ging afgelopen vrijdag de zogeheten winterkouderegeling van kracht. De GGD’s van de vier grote steden (Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht) besluiten daartoe wanneer het vriest, of bij extreme weersomstandigheden zoals een storm.
Deze winter was de regeling in Den Haag twee keer eerder van kracht. Op 2 november vanwege storm Ciarán, begin december vanwege de kou. Tussen kerst en Oud en Nieuw werd de locatie geopend op verzoek van de Haagse gemeenteraad – niet vanwege de kou, maar vanuit het idee dat kerst een extra moeilijke periode is om dakloos te zijn. De noodopvanglocatie blijft dit keer tot 16 januari open, tenzij het opnieuw erg koud wordt. Op 15 januari besluiten de vier GGD’s daarover.
In de nacht van dinsdag op woensdag sliepen 93 dakloze mensen in de opvanglocatie. Een deel van hen is dakloos geworden doordat ze de huur niet meer konden betalen. Zo leeft een man doorgaans in zijn auto sinds hij zijn baan verloor. De meerderheid, zo’n 80 procent, is ooit als EU-arbeidsmigrant naar Nederland gekomen. Zij hebben een grotere kans dakloos te worden als zij hun baan verliezen; de werkgever is vaak ook de huisbaas. Als hij of zij ontslagen wordt, verliest de arbeidsmigrant vaak ook de woning.
Precies dit overkwam de 20-jarige Viesturs. Iets meer dan een maand geleden kwam hij naar Nederland om via een uitzendbureau bij een kippenslachterij te werken. Twee weken later werd hij ziek. Hij had koorts, kon niet naar de slachterij komen, werd ontslagen en verloor zijn woning. Doordat zijn salaris van de eerste twee weken niet betaald was, kon hij geen retourtje terug naar Letland betalen en belandde hij op straat.
Viesturs is van plan in Nederland te blijven. Elke dag zoekt hij naar werk, via zijn telefoon, op Facebook en Google. Hij past wel op welk uitzendbureau hij kiest, zegt hij. „Vele zijn niet te vertrouwen.”
Overdag, als de opvang gesloten is, zitten veel dakloze mensen in de bibliotheek om warm te blijven en om gebruik te maken van internet en zo werk te zoeken, vertelt locatiemanager Van Lindert. Anderen verzamelen blikjes om statiegeld mee te verdienen.
Mondharmonica
De 70-jarige Luís uit Portugal denkt een slimmere manier te hebben gevonden om geld te verdienen dan blikjes verzamelen. Elke ochtend om 8.00 uur gaat hij op de fiets op zoek naar containers, bijvoorbeeld bij woningen die verbouwd worden, vertelt hij. Daar haalt hij metaal uit om door te verkopen aan een metaalhandelaar. Dezer dagen keert hij ’s avonds rond 18.00 uur terug naar de opvang. Dan speelt hij mondharmonica voor de medewerkers van het Leger des Heils en de andere dakloze mensen.. Hij pakt zijn mondharmonica uit zijn buideltasje en laat een stukje horen: het Nederlandse volkslied.
Luís kwam zo’n dertig jaar geleden naar Nederland om voor Shell op een booreiland in de Noordzee te werken. Hij raakte volgens eigen zeggen dakloos nadat zijn vriendin aan kanker overleed en hij de huur van het appartement niet meer kon betalen. Hij kocht een luchtbed om buiten op te slapen en een slaapzak. „Als ik het opblaas, wordt het zó groot”, gebaart hij met zijn handen. „Het is niet anders. Sommige dakloze mensen hebben niet eens een matras.”
Recht op een plek in de permanente winteropvang heeft hij niet, zegt hij. „Omdat ik Portugees ben en geen Nederlands paspoort heb. Als de temperatuur straks weer boven nul komt, moet ik dus terug naar de straat. Het is niet lekker buiten, maar ik vind mijn weg wel. Ik ben getraind als een survivor.”
Doordat Luís geruime tijd in Nederland woont, zou het best kunnen dat hij wél in aanmerking komt voor een plek bij de permanente winteropvang, geopend van november tot april. Dakloze mensen die sociale rechten hebben in Nederland, bijvoorbeeld omdat ze een Nederlands paspoort hebben of omdat ze kunnen aantonen hier langer dan vijf jaar te hebben gewerkt, kunnen daar gebruik van maken. „Veel dakloze mensen weten dat niet ”, zegt Van Lindert. „Ook instanties weten vaak niet wat de mogelijkheden zijn en verwijzen hen daarom niet door.”
Van Lindert laat de slaapkamers zien. De muren zijn wit. Op de stapelbedden liggen soms enkele persoonlijke spullen, die eigenlijk niet achtergelaten mogen worden. In de meeste kamers staat niets anders dan een aantal bedden. Het ruikt muf. „Dat is de geur van dakloosheid”, zegt Van Lindert. „Door ongewassen kleren en bagage. En veel mensen die hier komen zijn ziek door de kou. Daar ga je ook van zweten. Zelf ruik ik die geur niet meer.”
De krat die de dakloze mensen bij aankomst krijgen heeft een nummer, en dat nummer is gekoppeld aan een bed. In de oude klaslokalen is een tijdelijke muur gezet om de ruimte kleiner te maken, zodat er niet meer dan zes tot acht mensen samen op een kamer hoeven te slapen. Vrouwen slapen veelal op kamers met twee stapelbedden.
Lees ook
Wel werk, geen woning, geen hulp: economische daklozen moeten zichzelf redden
Seksueel getinte vragen
Maandagnacht sliep de 23-jarige Alisa uit het Westland voor het eerst in de noodopvang. Het is moeilijk om hier te verblijven, zegt ze. Om haar heen zijn allemaal vreemde mensen. Sommigen zijn dronken, maken ruzie of veroorzaken overlast door te schreeuwen en te schelden. „Een dronken man stelde mij seksueel getinte vragen. Ik voelde me niet veilig en werd er emotioneel van. De beveiliging kwam naar mij toe om te vragen wat er aan de hand was.” De man kreeg een zogeheten time-out; hij moest twee uur naar buiten om ‘af te koelen’.
Om dit soort situaties zo veel mogelijk te voorkomen, slapen mannen en vrouwen apart. Van Lindert: „Dakloze vrouwen komen eerder in circuits terecht waarin ze moeten werken als sekswerker. Sommigen komen hier ook mannen tegen die ze eerder al tegen betaling een dienst hebben bewezen. Ik wil dat vrouwen hier beschermd zijn.”
Mensen die lang in de kou rondliepen, zijn als ze hier aankomen vaak verdwaasd, verstijfd, wazig en gestresst, vertelt Van Lindert. Sommige hebben al bevriezingsverschijnselen, zoals vlekken op de huid, en hebben veel alcohol gedronken om warm te kunnen blijven. „Om de rust te bewaren zijn regels nodig: zo moet iedereen om 22.00 uur naar bed. Drank en drugs zijn verboden. De beveiliging mag daarom fouilleren. Wie toch iets bij zich heeft, mag dat in een kluisje stoppen. Net als bij kinderen moet je duidelijke grenzen stellen.”
Pingpongtafel
Wat ook helpt is dat de verwarming in de eetzaal hoog staat, zegt Van Lindert. „Als je vanuit de vrieskou binnenkomt in een warme ruimte, word je een beetje rozig. Dat helpt om rustig te worden.” En de tafels staan in de eetzaal nu in lange rijen opgesteld. „Voorheen konden er vier tot zes mensen aan een tafel. Daardoor ontstonden er groepjes. De Polen gingen bij de Polen zitten, de Letten bij de Letten. Doordat de tafels nu in rijen staan, zit iedereen gemengd. Dat zorgt voor meer verbinding. Net als de pingpongtafel waar mensen voor of na het eten gebruik van maken.”
De regel is nu weliswaar dat de noodopvang opengaat als het vriest, zegt Van Lindert, maar eigenlijk hebben dakloze mensen het veel kouder als het zes graden boven nul is en regent. „Tegen kou kun je je kleden. Als je kleren en slaapzak eenmaal nat zijn, is het buiten bijna onmogelijk nog droog te worden. Vaak wordt de huid week en komen er blaren op de voeten. Infecties komen zo veel makkelijker het lichaam in.”
Toch kiezen sommige dakloze mensen er onder alle omstandigheden voor buiten te blijven, zegt Van Lindert. Ze vinden het niet prettig met meerdere mensen op een kamer te slapen, of willen hun slaapplaats buiten niet kwijtraken. Als je een paar dagen weg bent, kan de plek zomaar zijn ingepikt door een andere dakloze.
Bevriezingsverschijnselen
Maandagavond bood Van Lindert een man aan om de volgende ochtend naar het ziekenhuis te gaan. Hij had bevriezingsverschijnselen. Op zijn handen zaten blauwe vlekken. „Hij besloot bij zijn vrouw in de tent te gaan liggen om samen te slapen. Zij wil om een of andere reden niet naar de opvang komen.”
Ook de 48-jarige Aghata en haar partner Boguslaw (62) uit Polen kiezen ervoor buiten te blijven. NRC sprak het koppel in de herfst, toen het nog niet zo koud was. Ze wonen in een tent onder een viaduct tussen Den Haag en Scheveningen. Deze week bezocht de krant het stel opnieuw. Jolande van Kuijen, oprichter van Stichting de Vriend voor dak- en thuislozen, kent hen goed en belde de afgelopen dagen rond naar andere hulpverleners. Ze was erg bezorgd, vooral over Boguslaw.
Lees ook
Bekijk ook deze in beeld over de kou: Schaatsers in de Friese polder en ijspegelinstallaties in Engeland: de Scandinavische kou trekt naar het zuiden
In november werd hij geopereerd aan zijn navel en nu moet hij revalideren. „Vanuit het ziekenhuis kreeg hij een plek toegewezen om te herstellen, maar omdat hij en Aghata niet officieel getrouwd zijn kon zij niet mee”, vertelt Van Kuijen. „Hij koos ervoor bij haar in de tent te blijven. Zij hebben het geld niet om via de formele route te trouwen, maar ze is gewoon zijn vrouw.”
Nu kiest het stel er opnieuw voor buiten te blijven, terwijl ze naar de noodopvang zouden kunnen. „Ze hebben er veel tijd in gestoken om hun leefruimte huiselijk te maken”, zegt Van Kuijen. „Bij de opvang mag je slechts een beperkte hoeveelheid persoonlijke spullen meenemen. Ze zijn bang om kwijt te raken waar ze lang aan gewerkt hebben als ze alles achter laten onder het viaduct.”
Bij bezoek aan hun woonplek onder het viaduct is alleen Boguslaw aanwezig. Hij zit op een stoel met een muts op in de zon, draagt meerdere truien en broeken over elkaar heen en sloffen met hartjes erop. Het is min 3. Hij is een stuk magerder dan in oktober en ziet bleek. Op tafel ligt een doos met okergele dinerkaarsen van Albert Heijn.
Boguslaw haalt zijn truien omhoog om zijn buik te laten zien. Er zit een verband omheen, die moet helpen voorkomen dat de wond opnieuw opengaat.
Aghata is aan het werk, zegt hij. Blikjes verzamelen. Zelf kan hij maximaal twee tot drie uur per dag werken. De rest van de tijd moet hij gebruiken om te revalideren van de operatie. Het is koud ja, zegt hij. „Dat is best vervelend, maar in de opvang kan ik niet bij Aghata slapen.”