Biden overweegt zaak tegen Julian Assange te laten vallen – dit is wat er op het spel staat

Eindelijk is er voor Julian Assange, de oprichter van klokkenluiderwebsite WikiLeaks, een lichtpuntje. Al jaren probeert hij uit alle macht te voorkomen dat hij wordt uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Sinds 2019 zit hij in een zwaar beveiligde Britse gevangenis, waar hij de ene na de andere juridische procedure voert om maar niet voor een Amerikaanse rechter te hoeven verschijnen.

Onverwachts gaf president Biden de bekendste klokkenluider ter wereld woensdag enige hoop. Zijn minister van Buitenlandse Zaken, Antony Blinken, reageerde in juli, op bezoek in Australië, nog afwijzend op een Australisch verzoek om de gerechtelijke vervolging van Assange, een Australisch staatsburger, te staken. Hij wees erop dat Assange „beschuldigd wordt van bijzonder ernstig crimineel gedrag”.

Maar toen president Biden deze woensdag, terwijl hij de Japanse premier Fumio Kishida ontving, door een journalist werd gevraagd wat hij vond van het verzoek van Australië, antwoordde hij: „We overwegen het.”

Die kennelijke verschuiving in het beleid is niet alleen goed nieuws voor Julian Assange zélf. Maar ook voor Amerikaanse deskundigen en prominente mediaorganisaties, die al jaren waarschuwen dat de vervolging van Assange door de VS een bedreiging voor de persvrijheid vormt.

Buiten kijf staat dat Assange meer dan tien jaar geleden niet alleen belangrijke informatie naar buiten heeft gebracht, maar ook het Amerikaanse regeringsapparaat grote schade heeft toegebracht. Hij deed dit door openbaarmaking, vooral in 2010 en 2011, van geheime documenten en video’s, onder meer over de oorlogen in Afghanistan en Irak.

Het is goed mogelijk dat hij zich daarbij schuldig heeft gemaakt aan de misdaad van (hulp bij) inbraak in een computersysteem, één van de aanklachten waarvoor de Amerikaanse justitie hem in staat van beschuldiging heeft gesteld. Maar er zijn nog zeventien ándere strafklachten tegen hem ingediend, die allemaal gebaseerd zijn op een wet uit 1917 voor de bestraffing van spionage. En dát gaat veel journalisten, mediabedrijven en organisaties voor burgerrechten veel te ver.

De Spionagewet is sindsdien vaak gebruikt om mensen te vervolgen voor het bemachtigen en doorspelen van geheime informatie (zie inzet). Maar nooit eerder heeft een Amerikaanse regering iemand met dit zware juridische middel aangeklaagd voor het publiceren van geheime informatie. Als dit nu wél gebeurt, zo is de vrees in journalistieke en juridische kringen, kan dat een verstikkende uitwerking hebben op de vrije nieuwsgaring en de vrijheid van publicatie, zoals die in de VS prominent zijn vastgelegd in het Eerste Amendement bij de Grondwet.

Waar Assange onder de Espionage Act voor wordt aangeklaagd, dat is wat journalisten die over nationale veiligheid schrijven voortdurend doen, zei Jameel Jaffer van het Knight First Amendment Institute in New York eerder dit jaar op de Amerikaanse publieke radio. „Als zijn vervolging tot een veroordeling leidt, dan worden heel veel onderzoeksjournalisten gecriminaliseerd.”

In de aanklachten wordt Assange er bijvoorbeeld van beschuldigd „bronnen aangemoedigd te hebben wettelijke bescherming van informatie te omzeilen, en die beschermde informatie ter verspreiding door te spelen aan WikiLeaks”. Dus niet alleen door de manier waarop hij de informatie te pakken heeft gekregen zou hij de spionagewet hebben overtreden, maar ook door de publicatie ervan.

Onheilspellend

Voor nieuwsorganisaties is dat onheilspellend. Journalisten die over bijvoorbeeld militaire zaken en inlichtingendiensten berichten, voeren om hun journalistieke werk te kunnen doen gesprekken met overheidsfunctionarissen die toegang hebben tot geheime informatie. Ze proberen hen te overtuigen die informatie te delen, om er vervolgens over te kunnen publiceren en zo het publiek te informeren. Moeten straks ook zij vrezen voor veroordeling op basis van de spionagewet?

Vijf grote internationale nieuwsorganisaties drongen er al in 2022 in een open brief bij de regering-Biden op aan de aanklachten tegen Assange in te trekken. „Het verkrijgen en openbaar maken van gevoelige informatie, als dat nodig is in het algemeen belang, is een kerntaak in het dagelijks werk van journalisten”, schreven The New York Times, The Guardian, Der Spiegel, El País en Le Monde. „Als dat werk strafbaar wordt, dan worden het publieke debat en onze democratieën aanzienlijk verzwakt.”

Aanhangers van Julian Assange demonstreerden eind maart in Napels met maskers voor hun gezicht.
Foto Ciro Fusco

Elk van deze vijf media publiceerde in 2010/2011 via Assange verkregen informatie. De samenwerking met de klokkenluider verliep niet zonder wrijving. Al vrij snel kregen The Guardian en The New York Times fundamentele meningsverschillen met hem over zijn aanpak, waarop ze de samenwerking verbraken. Maar dat weerhield hen er niet van om alarm te slaan over de precedentwerking die naar zij vrezen zal uitgaan van berechting onder de Amerikaanse spionagewet.

In een commentaar verwees The New York Times in 2019 naar de zogeheten Pentagon Papers, geheime overheidsdocumenten over de Amerikaanse rol in de Vietnam-oorlog waar de krant in 1971 over publiceerde. Dankzij die informatie, die een bron op mogelijk illegale wijze te pakken had gekregen, werd het publiek onder meer geïnformeerd over militaire operaties die waren verzwegen. „Het Eerste Amendement is bedoeld om dát te beschermen: de mogelijkheid van media om het publiek te voorzien van de waarheid”, aldus het commentaar.

Martelen

Zoals de Pentagon Papers belangrijk nieuw licht wierpen op het Amerikaanse beleid in de Vietnam-oorlog, zo gaven de documenten die Assange en zijn klokkenluidersorganisatie WikiLeaks openbaar maakten, wezenlijk nieuwe informatie over de oorlogen in Irak en Afghanistan. Informatie die de regering in Washington had willen stilhouden (onder meer dat de Amerikanen toelieten dat de Iraakse troepen gevangenen martelden).


Lees ook
In Australië vinden ze dat Julian Assange naar huis moet kunnen komen

Gabriel Shipton, halfbroer van Julian Assange, thuis in Melbourne. Hij besteedt al zijn tijd aan pogingen om Assange vrij te krijgen.

De regering van president Obama (2009-2017) overwoog Assange aan te klagen, maar zag daarvan af – onder meer uit vrees voor de gevolgen die dat zou kunnen hebben voor traditionele nieuwsorganisaties die over defensie en nationale veiligheid berichten. Maar onder president Trump (2017-2021) werd Assange alsnog aangeklaagd – aanvankelijk alleen voor zijn hulp aan Chelsea Manning, een voormalige inlichtingenanalist bij het Amerikaanse leger die de geheime informatie naar WikiLeaks lekte.

In 2018 voegde Trumps ministerie van Justitie daar de aanklachten op grond van de spionagewet aan toe. De regering-Biden kon die aanklachten intrekken, maar deed dat tot nog toe niet.

Assange (52) kan op grond van de spionagewet tot maximaal 175 jaar gevangenisstraf veroordeeld worden, maar Amerikaanse aanklagers hebben gezegd dat het niet meer dan 63 maanden zal zijn.

Kopieermachine

Aanklagers stellen ook dat Assange niet gezien kan worden als een gewone journalist, WikiLeaks niet als gewone uitgever, en dat voor gevolgen voor de persvrijheid dus niet gevreesd hoeft te worden. Maar de Amerikaanse Grondwet omschrijft niet wie journalist is, bracht James Kirchik van de burgerrechtenorganisatie FIRE daar in The New York Times tegenin. „De vrijheid van de pers is net zo goed het recht van de eenzame pamflettenschrijver die carbonpapier of een kopieermachine gebruikt, als van een grote uitgever die de nieuwste technologie benut”, citeerde Kirchick een voormalig rechter van het Hooggerechtshof.

De Australische premier Anthony Albanese, die de kwestie vorig jaar persoonlijk bij Biden aankaartte, noemt diens uitspraak bemoedigend. Maar hij wees ook op de complexiteit van de kwestie en zei dat de volgende stappen van het Amerikaanse ministerie van Justitie moeten komen.