Bezweet van het rennen, diep in het bos. Dan pas komen de tranen

In het bos waar ik hardloop staat een bankje. Als je het niet kent, vind je het niet zo gemakkelijk. Het zou, volgens natuurorganisaties, de stilste plek van Nederland zijn. Er is een koperen plaatje op de bank geschroefd, met daarop de eerste regel uit een gedicht van Henriëtte Roland Holst: ‘De stilte der natuur heeft veel geluiden.’

Als dit echt het stilste plekje is, zegt dat veel over de Nederlandse natuur. Je hoort er het verkeer voorbijrazen over de A12, en soms ook een goederentrein op de naastgelegen spoorlijn. Vooral in de winter, als de bomen geen bladeren hebben en het geluid vrij spel heeft. Af en toe vliegen er defensiehelikopters over van de marinierskazerne in het naastgelegen dorp.

Toch is het een magische plek, Roel en ik kwamen er graag. Vanaf het bankje kijk je uit over een heideveld omzoomd door bos. Pal ervoor, een paar meter het veld in, staan een den en een beuk. Dicht naast elkaar, met een zacht mosbed aan de voeten. Kort voordat hij stierf, besloten we dat we hier zijn as zouden uitstrooien.

Een half jaar na zijn dood durfde ik er voor het eerst met de kinderen naartoe te wandelen. Het was Tweede Kerstdag en de stemming in huis was somber en zwaarmoedig. Impulsief propte ik wat fruit en koekjes in een tas en stoepkrijt in mijn jaszak. Uitgelaten en opgewekt stormden de twee oudsten over het bospad, een route die ze nog kenden uit de tijd dat we compleet waren. De jongste droeg ik op mijn rug, hij speelde met de bandjes van de tas die om mijn schouder hing. We tekenden hartjes op het bankje, picknickten en gingen een wedstrijdje sprinten. De somberheid was verdwenen.

Ik wist die dag allang hoe helend deze plek was, of misschien vooral de weg ernaartoe. In de voorgaande maanden was het onderdeel van mijn hardloopronde geworden. Ik was begonnen met overzichtelijke rondjes over verharde bospaden. Geleidelijk werden die rondjes groter en verruilde ik het asfalt voor zanderige bospaden. Dieper en dieper het bos in. Het voelde als een ontdekkingstocht.

Altijd dat ene heideveld

Mijn hele leven heb ik gedacht dat ik een totaal gebrek aan richtingsgevoel heb, totdat Roels hersentumor hem zíjn richtingsgevoel ontnam. Sindsdien moet ik zelf de weg weten.

Het vreemde was: hoe ver ik ook het bos in rende en hoe onbekend de paden ook waren die ik koos, ik eindigde altijd op dat ene heideveld. Zodra ik de open vlakte in het bos ontwaarde, ging ik als vanzelf harder rennen. Alsof ik in Roels armen dook.

In het begin plofte ik warm en bezweet op dat bankje neer en probeerde krampachtig mijn verdriet te voelen. Dit was het moment waarop het kon. Natuurlijk gebeurde er dan nooit wat.

Na dat eerste vaderloze verjaardagsontbijt was het ondenkbaar dat ik niet zou gaan hardlopen

In oktober, bijna drie maanden na zijn overlijden, werd de jongste twee jaar. Na dat eerste vaderloze verjaardagsontbijt was het ondenkbaar dat ik niet zou gaan hardlopen. De vierde kilometer ging vals plat omhoog, daarna kwamen de onverharde paden waar ik nooit iemand tegenkom. Het voelde alsof ik uren kon doorlopen. Aangekomen bij het heideveld draafde ik het pad af en ging zitten op het bankje. De ochtendzon scheen op mijn gezicht. Het leek alsof ik alles scherper waarnam. De dauw op de spinnenwebben tussen de bruine takjes van de heideplanten. Het felle licht, de vroege herfstgeur. De vogels. Het zweet dat jeukte op mijn benen. Ik voelde de tranen opkomen, uit het niets. Ik keek om me heen of ik echt alleen was. En ik liet me gaan. Zonder nadenken. Na een tijdje stond ik op, mijn gezicht warm en trekkerig van de opgedroogde tranen. Ik voelde me opgelucht en levend. Zo ging het sindsdien vaker.

In datzelfde najaar zei ik tegen mijn psycholoog dat ik te weinig tijd en ruimte had voor mijn verdriet. Zij zei: „Jij rouwt tijdens het hardlopen. Ook als je niet nadenkt.” Alleen rennend, leerde ik, kon ik stilstaan. Als mijn hoofd overloopt, als ik me geen raad meer weet, als ik te lang moe, onrustig, gefrustreerd of overprikkeld ben, is dit wat zij me opdroeg: „Laat vallen wat je kunt laten vallen. Zeg afspraken af met mensen die energie slurpen, kook simpeler, werk minder. Maar blijf hardlopen.”

Onbewust rouwen

Kan hardlopen echt een middel zijn om te rouwen? Kon ik verdriet verwerken tijdens het rennen zonder me daar bewust van te zijn? En klopt het, zoals mijn psycholoog ook eens zei, dat er een verwantschap is tussen hardlopen en EMDR? Deze therapeutische behandeling – kort voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing – heeft als doel het weghalen van de emotionele lading van een nare herinnering.

Ik leg deze vragen voor aan Jim van Os, hoogleraar in de psychiatrie. Hij luistert aandachtig en stelt daarna zelf de eerste vraag: „Is er een goede klik tussen jou en je psycholoog?” En na mijn bevestigende antwoord: „Het is natuurlijk heel interessant dat zij zei: wat er ook gebeurt, dat hardlopen moet doorgaan.” Want, zegt hij, in een goede therapeutische relatie gaan emoties stromen en vind je samen manieren die jou verder helpen. „Dat rennen kwam ter sprake. Jij was aan het experimenteren, letterlijk, met de routes die je koos. Je was aan het zoeken.” En zo kreeg ik, zegt hij, uiteindelijk voor elkaar wat me in die eerste maanden niet lukte: „Ook in dat experiment gingen je emoties stromen.”

Waar ik uitging van een biologische verklaring voor het helende effect van hardlopen – iets met endorfine, serotonine en dopamine – geeft deze psychiater er een spirituele uitleg aan. Ik was gaan geloven in een ritueel dat ik samen met mijn psycholoog gecreëerd had. Het hardlopen werd, zo noemt Van Os het, mijn verandertheorie.

Simpel gezegd: psychisch lijden is een signaal dat er iets moet veranderen. Je voelt de pijn van het verlies en je kunt dat niet uitzetten of er opeens betekenis aan geven. Er is een rouwproces en daar moet je doorheen. Die verandering kun je bereiken met rituelen. Van Os beschouwt EMDR óók als een ritueel om te verwerken, net als antidepressiva. En ook de „complementaire zorg, zoals acupunctuur, homeopathie en natuurgeneeskunde”. Wie er niet in gelooft, zegt hij, wordt er niet beter van. „Dat geldt voor al die dingen. Jij stond niet open voor EMDR, en ik vermoed dat een chemische genezing ook niet bij jou past. Jouw verandertheorie is dat je zélf moet werken: een fysiek inspannende zoektocht, alleen en in de natuur. Het heeft iets van een initiatierite, een betekenisvolle reis naar verandering. Wat jij hebt gedaan, is jezelf opnieuw uitvinden. Je hebt je eigen ritueel gemaakt. Contre nature heb je het spirituele in jezelf ontwikkeld.”

Verscherpte zintuigen

Dat neemt niet weg dat er wel degelijk een concrete overeenkomst bestaat tussen hardlopen en EMDR. Van Os noemt het de transcendente staat die mensen ermee kunnen bereiken. „Als je kilometer na kilometer hardloopt, kom je net als bij EMDR in een soort gedissocieerde toestand terecht. Er ontstaat een verruiming van het bewustzijn: je ontstijgt jezelf en creëert daarmee nieuwe, bredere horizonten.”

Hij verwijst naar mijn verscherpte zintuigen, zoals ik bijvoorbeeld meemaakte op die ene dag in oktober, en de onverwacht opborrelende emotie naderhand: dat past bij die transcendentie. Wie in zo’n staat verkeert, schakelt de omgeving uit, raakt niet meer afgeleid, wordt niet meer geprikkeld, denkt niet meer. Dan kunnen emotionele processen een weg vinden, zegt hij, die normaal gesproken bedekt worden door het dagelijkse leven. Of zoals Van Os het zegt: „Door dat aandachtspel dat we de hele tijd spelen.” Want grote mentale veranderingen, zegt hij, kun je niet met denken afdwingen. „Jij hebt er letterlijk hard voor moeten werken.”

De pijn wordt minder dwingend en minder machtig. Minder gekmakend

Het resultaat is, zegt hij en ervaarde ik, dat de relatie met de pijn verandert. Het gaat niet weg, maar het wordt wel minder dwingend en minder machtig. Minder gekmakend. De weg naar de toekomst voelt minder afgesneden. Nog steeds kom ik tijdens het hardlopen vaak uit bij het heideveld. En altijd ga ik dan even op het bankje zitten. Maar ik word er niet meer zo vaak overvallen door emoties. En als er écht geen tijd of ruimte is voor het rennen, ervaar ik niet langer een acuut verlies van veerkracht.

Jim van Os buigt zich een beetje naar voren en zegt met glinsterende ogen: „Jij bent nu ervaringsdeskundige van een grenservaring: je hebt de totale disruptie meegemaakt en bent ergens geweest in je mentale ruimte waar veel mensen niet zijn geweest. Het overkomt je en je moet er iets mee, want je blijft bestaan. Hoe dat precies voelt, dat weet jij. Hoe je daar doorheen komt, en wat voor geploeter dat is, dat weet jij. Psychiaters en psychologen weten dat niet. Wij hebben het over serotoninetekorten en EMDR en we vergeten te vaak dat we eigenlijk helemaal niks weten en dat we naar jou moeten luisteren om een klein beetje te begrijpen hoe dat werkt.”

In de moderne psychologie en psychiatrie, zegt hij, wordt beter geluisterd naar de verhalen van ervaringsdeskundigen. „Hoe lukt het mensen om vanaf de bodem, van geen toekomst meer zien en de grenzen van de menselijke geest bereikt te hebben, een keerpunt te bereiken? Een goede behandelaar krijgt patroonherkenning door met veel mensen te praten over hun grenservaring. Dan begin je te begrijpen welke duwtjes je op welk moment moet geven in dat complexe mentale systeem. En daarom kon jouw psycholoog opeens tegen je zeggen: dat hardlopen is heel belangrijk, geef dat niet op.”