Bette Westera geeft Hans Christian Andersens zware wintersprookje een prettige lichtheid

Je zou De Sneeuwkoningin van Bette Westera makkelijk kunnen wegzetten als de zoveelste bewerking van het bekende wintersprookje van Hans Christian Andersen uit 1844. Maar daarmee doe je Westera, bekend van haar themadichtbundels met Sylvia Weve, te kort.

Wat direct opvalt aan haar tekst is hoe zorgvuldig ze met het origineel van de Deense sprookjesschrijver is omgegaan. Dat is lovenswaardig: de zevendelige vertelling over Kay die zijn hartsvriendinnetje Gerda de rug toekeert omdat hij zich laat verleiden door de kille sneeuwkoningin nadat een scherfje van een duivelse toverspiegel zijn oog en hart doorboort, is niet Andersens toegankelijkste sprookje.

Behalve dat het is doordrenkt met een sterke christelijke moraal (die oproept tot reinheid en ligt opgesloten in het afsluitende bijbelcitaat ‘indien gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij Gods rijk niet binnengaan’), verloopt de plot niet altijd even logisch. Zo is onduidelijk wat nu eigenlijk de relatie is tussen de sneeuwkoningin en de toverspiegel die de trollenduivel hoog vanuit de hemel kapot laat vallen. Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen Kay en de sneeuwkoningin: waarom zij de jongen ontvoert en in haar ijspaleis in het hoge noorden gevangen houdt, vertelt Andersen niet.

Uiteraard heeft Westera de christelijke symboliek geschrapt: daar hoef je in onze geseculariseerde wereld niet meer mee aan te komen. Maar verder gebruikt ze knap bijna alle oorspronkelijke verhaalingrediënten, waarbij ze Gerda en Kay omdoopt tot Janna en Arne, en soms wat toevoegt of juist weglaat. Zo staat er in het eerste deel een kort karakteristiek Westera-versje dat treffend de kwade kracht van de toverspiegel toont: ‘Niets is wat het lijkt en niets lijkt wat het is./ Wie mooi denkt te zijn heeft het jammerlijk mis./ Je denkt dat je weet wat je ziet als je kijkt,/ maar niets lijkt wat het is en niets is wat het lijkt.’

Ook een goede vondst: de rode deken die Janna naar Arne wil brengen om zijn letterlijk en figuurlijk verkilde hart te warmen, en het begin van haar zoektocht naar haar speelkameraadje markeert. Terwijl Gerda niet weet waar Kay is en hoopt dat de rivier haar zijn verblijfplaats kan onthullen door haar rode schoentjes in de golven te gooien, weet Janna, zoals iedereen, dat ze naar Lapland moet, het thuisland van de sneeuwkoningin. Dat Janna vanuit de invoelbare gedachte ‘het water stroomt sneller dan ik kan lopen’, de deken vervolgens evengoed in de rivier gooit en zich in een bootje richting noorden laat drijven als blijkt dat de stroom de deken niet kan ‘dragen’, maakt de daaropvolgende magische gebeurtenissen makkelijker te geloven dan in het origineel.

Wat daarbij ook helpt, is dat Westera – ondersteund door de sfeervolle, folkloristische illustraties van Aïda de Jong – de zeven verhalen vernuftig en betekenisvol aan elkaar knoopt door het sprookje in een raamvertelling te gieten. Het overkoepelende verhaal begint ze eenvoudig en herkenbaar met twee kinderen die met hun ouders op een boerderij in Zuid-Zweden wonen waar ze zich, zoals ieder jaar, verheugen op de eerste wintersneeuw. Als die is gevallen mogen ze zeven zaterdagavonden lang zeven pakjes openmaken: ‘In ieder pakje zat een doos, in iedere doos zat een voorwerp en bij ieder voorwerp hoorde een verhaal’.

Wanneer de zaterdagen voorbij zijn en Janna’s warmhartigheid het gewonnen heeft van de ijzigheid van de sneeuwkoningin en zij met de ontdooide Arne huiswaarts keert, onthult Westera tot slot de namen van de broer en zus die niet toevallig hetzelfde zijn als die van de sprookjeskinderen. Juist die speelse verdubbeling maakt de sneeuwkoningin waarachtig en brengt haar dichtbij.

Westera’s pretentieloze, ritmische zinnen, dubbelzinnige versjes en (woord-)grapjes, (leuk is de verwijzing naar het Roverslied van de Woutertje Pieterse Prijs), geven het oorspronkelijk zware sprookje bovendien een prettige lichtheid. Dus voorlezen, deze fijne bewerking van Andersens donkere-dagen-klassieker over een vriendschap die het kwaad overwint.



Leeslijst