Betrouwbaarheid van forensisch deskundigen niet gegarandeerd, zegt de directeur van het deskundigenregister


Forensisch deskundigen Ongekwalificeerde deskundigen kunnen te gemakkelijk optreden in rechtszaken, zegt de directeur van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen, die pleit voor een strengere kwaliteitstoets.

Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen wil een hogere kwaliteit van onder meer dna-experts en politie-onderzoekers die optreden in rechtszaken.
Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen wil een hogere kwaliteit van onder meer dna-experts en politie-onderzoekers die optreden in rechtszaken.

Foto via ANP/Inter Visual Studio

Er is onvoldoende zicht op de kwaliteit van forensisch deskundigen die rapporteren in strafzaken. Hierdoor kunnen ongekwalificeerde deskundigen te gemakkelijk een rechter op het verkeerde been zetten. Dat zegt Michel Smithuis, directeur van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen tegen NRC. Hij wil de kwaliteit van onder meer dna-experts en politie-onderzoekers laten toetsen, voordat zij mogen optreden in rechtszaken.

Het register bestaat sinds 2010 om ervoor te zorgen dat deskundigen die de rechtbank voorlichten ook echt deskundig zijn. Het gaat bijvoorbeeld om een psychiater die de stoornis van een verdachte vaststelt of een patholoog die de doodsoorzaak van een overledene beschrijft. Binnen het Nederlandse rechtssysteem moeten rechters erop kunnen vertrouwen dat wat een forensisch deskundige opschrijft, ook klopt.

Daarom mogen in principe alleen experts die zijn opgenomen in het NRGD-register dit werk uitoefenen. Zij worden allemaal getoetst door collega’s binnen hun vakgebied. De eisen zijn streng, zegt NRGD-directeur Smithuis: „Meerdere professoren, die hoog staan aangeschreven in hun vakgebied, haalden het niet.” Van de psychologen die in het register wilden werd 20 procent afgewezen.


Lees ook: Maar was het dna in de kofferbak wel van Leon van M.?

Uitzondering voor politie

Maar op de regel om alleen geregistreerde experts in te schakelen bestaat een uitzondering. Politiedeskundigen hoeven niet in het register te staan, en worden dus ook niet vooraf getoetst. Terwijl zij óók rapportages schrijven die worden gebruikt als bewijs in strafzaken.

Op de kwaliteit daarvan is onvoldoende zicht, zegt Smithuis. „Dat wordt vooral een probleem wanneer politiedeskundigen zelf bewijs gaan interpreteren. Bijvoorbeeld door in een drugszaak in te schatten wat de volledige productie is geweest, of door conclusies te trekken over aangetroffen sporen. Wij horen dat dit steeds vaker voorkomt. Nu deze politierapporteurs geen kwaliteitstoets hoeven te doen, bestaat het risico dat zij zich uitspreken over zaken waar zij geen kennis van hebben. Met alle gevolgen van dien.”

Zo’n zaak speelde bijvoorbeeld in 2017, toen een Turkse man in hoger beroep werd vrijgesproken van een moord op zijn huisgenoot. In eerste aanleg was hij veroordeeld, mede op basis van een politierapportage die stelde dat aangetroffen bloedsporen wezen op een misdrijf in de woning. In hoger beroep werd de rapportage gefileerd door de bloedsporenexpert van het Nederlands Forensisch Instituut. De politie-onderzoeker had te stellige conclusies getrokken en het hof sprak de man vrij.

Volgens Smithuis wordt de kans op zulke missers kleiner als politiemensen die dergelijke rapportages schrijven vooraf op de kwaliteit van hun werk worden getoetst.

Opleidingseisen

Wilbert Paulissen, die over de specialistische opsporing gaat bij de politie, is niet te spreken over het voorstel. „De politie hanteert onderzoeksnormen en stelt opleidingseisen aan het personeel.” Een extra kwaliteitstoets is volgens hem niet nodig. Toch voert de politie wel gesprekken met het NRGD, over het opzetten van een register voor politiedeskundigen.

Ook het Openbaar Ministerie reageert afwijzend. De politie is de laatste jaren al „fors aan het investeren op kwaliteit op het gebied van toetsing, validatie, accreditatie en controle op rapporten”, zegt het Parket-Generaal, het hoofdkantoor van het OM.

Smithuis wil ook regels wijzigen voor een andere groep deskundigen: dna-onderzoekers. Zij hoeven op dit moment niet in het NRGD-register te staan om door het OM te worden ingezet. „In recente zaken hebben we gezien dat dit tot ernstige fouten kan leiden”, zegt Smithuis. Hij wijst op de Oostvoornse kofferbakmoordzaak, waarin onlangs de veroordeelde in hoger beroep werd vrijgesproken omdat het dna-bewijs was verkregen met een discutabele methode. De dna-onderzoeker, Richard Eikelenboom, was niet opgenomen in het register.


Lees ook: Forensisch echtpaar Eikelenboom zat er wel vaker naast

Om te voorkomen dat dergelijke experts kunnen optreden in strafzaken, wil Smithuis de regels laten aanpassen zodat het OM bij complexe dna-zaken alleen nog geregistreerde onderzoekers kan inzetten. Het OM zegt in een reactie dat dit in de praktijk al het geval is. „Voor al het complexe dna-onderzoek maakt het OM al gebruik van NRGD-deskundigen.”

Forensisch radiologen

Daarnaast zijn er nog zo’n tien deskundigheidsgebieden waar volgens Smithuis te weinig zicht op is, omdat ze nog niet in het register staan. Zoals radiologen, die in moordzaken het lichaam van het slachtoffer onderzoeken om uitspraken te doen over de aard van het misdrijf. „Wij vinden dat dit zo snel mogelijk moet veranderen”, zegt Smithuis.

Vanaf volgend jaar begint het NRGD met het toetsen en inschrijven van forensisch radiologen. Daarna volgen andere deskundigen waar steeds vaker een beroep op wordt gedaan in strafzaken, zoals experts op het gebied van biometrie, gebitsherkenning en kras- en vormsporen.

„Het systeem kent nu gewoon kwetsbaarheden, dat is het eerlijke verhaal”, zegt Smithuis. „Ons stelsel gaat uit van de betrouwbaarheid van een gerechtelijk deskundige, en dat kunnen wij nu niet altijd waarmaken. Daarom is het zo belangrijk dat deskundigen vooraf zijn getoetst. Uiteindelijk gaat het om het vertrouwen in de rechtsstaat.”