Bestseller-auteur Bernhard Schlink over het late leven: ‘Ik hoef niet nog een keertje jong te zijn’

‘Ik ben een paar weken in Zürich”, zegt Bernhard Schlink via Zoom, „als kind bracht ik er al mijn vakanties door, bij mijn grootouders. Ik heb er heel gelukkige herinneringen aan, wilde er al lang eens terugkeren.” De bijna tachtigjarige bestsellerauteur ziet er, ook via het scherm, ontspannen uit.

Dat is wel anders voor de 76-jarige hoofdpersoon van zijn recent vertaalde boek, Het late leven. Martin Brehm, net als Schlink zelf een beroemd jurist, heeft zojuist een fatale kankerdiagnose gekregen. Hij heeft nog een paar maanden te leven. „Ja”, zegt Schlink, „het is zoals al mijn karakters, iemand met wie ik veel gemeen heb, en ook weer niet. Via mijn personages vraag ik me af hoe ze op bepaalde situaties zouden reageren, hoe ze ermee om zouden gaan. Een existentiële vraag als de aangekondigde dood, houdt mij natuurlijk ook bezig.”

Martin Brehm volgt de actualiteit op de voet. Net als in zijn vorige roman, De kleindochter, waarin Schlink de wereld van de populistische partij Alternative für Deutschland onderzocht, is zijn hoofdpersoon een betrokken man. Brehm zou heel graag willen weten hoe de toekomst eruit zal zien; zouden Amerika en China oorlog gaan voeren, wat gaat er van Europa en Duitsland terechtkomen, wat van de wereld door klimaatverandering? Schlink: „Enerzijds is hij blij dat hem dat allemaal bespaard blijft, anderzijds is hij nieuwsgierig en zou hij maar wat graag ook willen weten hoe de komende honderd jaar eruit zullen zien.”

Uw hoofdpersoon realiseert zich dat hij over alles wat hij beleeft kan schrijven. Behalve over zijn eigen dood. Bestaat iets pas voor u, als u erover schrijft?

„Iets bestaat als je erover kunt nadenken, als je iets in het leven kunt integreren. Dat kan natuurlijk ook zonder dat je erover schrijft. Martin gebruikt het schrijven als een vlucht voor de dood, hij neemt zo afstand, hij ontloopt hem.”

Uw hoofdpersoon is getrouwd met een veel jongere vrouw en heeft met haar een zoon van zes jaar. Hij vraagt zich af wat hij nog aan hem kan doorgeven. Hij besluit hem brieven te schrijven die hij zal kunnen lezen als hij ouder is. Eigenlijk geeft hij antwoord op de vraag hoe te leven.

„Hij schrijft hem over de dingen die hij in het leven het belangrijkst vindt. Maar ik wil ook laten zien dat het late leven niet alleen maar een pad is naar de uiteindelijke uitgang. Het is een echt leven. Een leven met uitdagingen, met taken, met moeilijkheden en geluk. Alles zit er nog in.”

Martin schrijft aan zijn zoon over religie. Hij heeft weinig op met de God uit de Bijbel. Maar het geloof heeft volgens hem wel poëzie, muziek en kunst voortgebracht. Maar religies leiden toch ook tot geweld? Daar schrijft hij niet over.

„Martin denkt dat zijn zoon dat wel meekrijgt in zijn latere leven. In onze tijd is religie weer alomtegenwoordig geworden en bovendien vaak agressief. Dat gaat van kleine religieuze gemeenschappen tot groot terrorisme. Hij schrijft zijn zoon liever over de goede kanten van het geloof.”

Schlinks vader was theoloog en predikant, zijn moeder was eveneens theoloog, maar bleef thuis voor de kinderen. Ze lazen de Bijbel, beluisterden Bach. Schlink: „Mijn moeder heeft me meer gevormd dan mijn vader. We zongen, we musiceerden, mijn moeder heeft ons tot lezen aangezet. Ze was gereformeerd, niet Lutheriaans, zoals mijn vader. Dat is een groot verschil. Voor haar was de moraal en de morele omgang met de wereld ongelofelijk belangrijk. Dat heeft ze haar kinderen meegegeven. Op een bepaalde manier zijn we allemaal moralisten geworden. Aan mijn vader, systematisch theoloog, heb ik het systematische denken te danken. Ieder juridisch probleem begreep hij meteen.”

Martin Brehm schrijft zijn zoon ook over rechtvaardigheid, over recht en onrecht, over gelijke en ongelijke behandeling. Er komt veel voorbij. Wat is nu eigenlijk de kern?

„Hij wil doorgeven dat het aan ons is om rechtvaardigheid vorm te geven. Dat gaat niet vanzelf. Sympathie en antipathie zijn geen rechtvaardiging voor ongelijke behandeling. Daarvoor moet een goede reden zijn, die ter discussie kan worden gesteld, en die in die discussie stand houdt. Vroeger was er de krankzinnige gedachte dat vrouwen thuis moesten blijven en moeder moesten zijn. Dat werd door theologen beargumenteerd, aan de hand van zogenaamd vrouwelijke karaktereigenschappen. Dat hebben we nu achter ons gelaten. Er zijn nu andere gevallen van ongelijke behandeling, waar we ons over buigen. Dat wil Martin overdragen. Iedere jurist moet zich met hart en ziel om rechtvaardigheid bekommeren. Wie dat niet doet, is misschien een goede technisch jurist, maar als dat alles is, is het wel treurig gesteld.”

Martin legt samen met zijn zoon een composthoop aan. Dat is natuurlijk heel symbolisch, het gaat om verzamelen, leven en dood, toekomst en duurzaamheid.

„Dat kun je er allemaal in lezen, ja. Vroeger hadden we thuis een tuin en ik was verantwoordelijk voor de composthoop. Ik bouwde een hoop, dekte hem af en na een jaar haalde ik alles door een zeef. Ik herinner me hoe heerlijk ik die geur vond van verse, jonge aarde.”

De liefde is niet rechtvaardig, schrijft Martin aan zijn zoon, zoals weinig in het leven. Zelf heeft hij net ontdekt dat zijn veel jongere vrouw een minnaar heeft.

„Zijn vrouw is een succesvolle schilderes. Maar haar huwelijk met die veel oudere man is haar niet genoeg. Ze heeft een stuk van haar leven, dat ze eigenlijk met iemand van haar eigen leeftijd had moeten doorbrengen, niet beleefd. Dat haalt ze in. Ja, ze vindt het vervelend dat haar man brieven schrijft aan hun zoon. Ze is bang dat de goede band die vader en zoon met elkaar hebben, een schaduw zal werpen over haar eigen leven met haar zoon.”

Martin schrijft ook dat liefde niet door werk in de verdrukking mag komen.

„Tegenwoordig wordt er veel gesproken over Work-Life-Balance. Werk is natuurlijk niet alles, maar werk is wel onderdeel van de vervulling van je leven, van je verantwoordelijkheid. Die discussie over Work-Life-Balance is gewoon onzin.”

Stel u kon uw jongere zelf, van laten we zeggen achttien jaar, raad geven. Welke raad zou dat zijn?

„Ik zou hem helemaal geen raad geven. Weet u, ik hoef ook niet nog een keertje jong te zijn. Ik wil die jongen helemaal niet pushen, door tegen hem te zeggen: doe dit of doe dat. Het hoort bij die achttienjarige dat hij leeft met onzekerheid, met onbeantwoorde vragen, dat hij fouten maakt. Ja, het klopt, mijn hoofdpersoon doet dat wel. Maar heeft zijn zoon er ook iets aan? Misschien kan hij er later totaal niet mee uit de voeten. Het kan alleen maar een groet zijn van zijn vader, vanuit de verte.”

Natuurlijk laat uw boek lezers ook nadenken over hun eigen dood en alle vragen daaromheen. Vindt u dat we het moment van ons levenseinde zelf moeten kunnen bepalen?

„We kunnen dat al zelf bepalen. Het is niet meer een kwestie van het lot. Daarom is het nu de vraag hoe we daarmee omgaan, als maatschappij en als individu. Mijn tante, van wie ik veel hield, mijn oom, mijn broer en zijn vrouw, ze zijn met hulp van de Zwitserse organisatie Exit uit het leven gestapt. We zijn vrij. Vroeger kon je eenvoudig opium kopen. In ieder huishouden was er toen ook wel een pistool. Ik vind het goed dat we dat nu met hulp van medicijnen mogelijk maken. Ik zal erover nadenken als het zover is.”

We zien vandaag overal toenemend populisme en rechts-extremisme, een terugkeer van antisemitisme en nationalisme, een grote onverzoenlijkheid in de samenleving. Is dat vergelijkbaar met de jaren twintig en dertig?

„Ik vind het vergelijkbaar, en daarom ben ik ook zo bang. Net als voor de Tweede Wereldoorlog, zien we opnieuw zo’n enorme slag naar rechts. Het is iets wat je in heel Europa ziet, in Italië, nu ook in Nederland, om van Hongarije maar te zwijgen. Hoe kunnen we dat stoppen? We zien aan Polen hoe moeilijk het is zaken terug te draaien, als extreem-rechtse partijen eenmaal aan de macht zijn geweest. Ze verwonden, ze verminken de instituties op een manier die daarna maar moeilijk te corrigeren is. Het enige dat we kunnen doen is in discussie blijven, zonder onze positie op te geven. Bij ons is er dat idee van de ‘Brandmauer’, een cordon sanitaire. Andere politieke partijen willen niet spreken met de Alternative für Deutschland. Ik denk dat dat wel degelijk nodig is. Er moet ook zichtbaar gemaakt worden welke mensen alleen uit woede of teleurstelling in die partij zitten en wie de echte nazi’s, de echte extremisten zijn.”

U leeft met één been in de VS, met het andere in Duitsland. Hoe kijkt men daar naar wat zich hier afspeelt?

„Europa is voor Amerika niet meer zo belangrijk. Alle aandacht gaat uit naar de discussie met China, naar de verhouding China-Rusland. Of Trump nu wint of Biden, Europa is niet meer zo belangrijk als vroeger. Amerikanen gaan nog wel graag naar Europa – als toerist. Ook academisch en cultureel neemt de belangstelling af. Vroeger bood iedere universiteit studies Frans en Italiaans aan. Nu niet meer.”

Wat vermag schrijven, de literatuur in een tijd als de onze?

„We moeten schrijven en hopen dat het begrepen wordt. We kunnen het effect ervan niet inschatten noch controleren. Maar toch zal het verschil maken. Misschien niet het verschil dat we graag zouden willen, maar toch. We moeten het op zijn minst proberen.”