N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Fotografie Al die digitale vakantiekiekjes: hoe maak je daar echte herinneringen van? Christiaan Weijts begrijpt de herwaardering van de onbeholpen polaroidfoto.
Miljarden vakantiekiekjes zullen deze zomer weer toegevoegd worden aan de cloudservers. Misschien nemen we ons voor om er een gedrukt album uit samen te stellen, maar meestal schiet dat er bij in, waarna alleen een algoritmisch aangedreven snuffelaar ons nog af en toe zo’n plaatje toeslingert, van een zwemstrand of de wifi-code van het vakantiehuis. Beleef deze dag opnieuw.
Het gemak van de smartphonefotografie zadelt ons op met een gearchiveerde beeldenstortvloed. Dat was vroeger wel anders. Zeker met een hobbyfotograaf als vader bestond het maken van een vakantiefoto eind jaren tachtig vooral uit wachten, tijdens onze wandeltochten in Frankrijk. „Even een fotootje maken, jongens!” En wij maar mokkend wachten totdat de juiste lens was gekozen. Totdat de lichtsterkte was gemeten. Totdat diafragma en sluitertijd perfect stonden ingesteld. Totdat de zon, die er inmiddels ook schoon genoeg van had, weer achter een wolk vandaan kroop.
Dat proces herhaalde zich na de vakantie in de donkere kamer op zolder, waar de weekenden opgingen aan de zoektocht naar de perfecte afdruk van de vereeuwigde landschappen en ruïnes tijdens onze bergwandelingen. Hingen die eenmaal druipend aan de waslijn, dan was er altijd wel iets rampzaligs mee aan de hand. „Hoe is het in gódsnaam mogelijk?! Bláúwzweem!”
Heel anders was dat met de camera die mijn broer voor zijn veertiende verjaardag had gekregen. Een Polaroid Supercolor 635. Een lomp ding, die zwart-grijze broodtrommel met flitslamp. De foto’s die daar aan de voorkant uit floepten, en spookachtig opdaagden in het vierkante kader, even magisch als in de ontwikkelbaden in onze doka, hadden altíjd een of andere kleurenzweem. Maar dat was juist de charme ervan. Je kon er niets aan instellen, schoot er geen parken en kastelen mee, maar vrijwel altijd mensen, losjes en terloops, ongeposeerd, dichtbij.
Die perfecte landschapfoto’s van mijn vader zijn gedigitaliseerd, ingeplakt en driedubbel geback-upt, terwijl die polaroids die ongetwijfeld het echte leven vingen allemaal zijn verdwenen, vergaan of verbleekt.
De paradox van de authenticiteit. Je kunt met geavanceerde middelen een exacte levensechte kopie van de realiteit maken – en met de volautomatische camera’s van nu lukt dat zelfs zonder dat de kinderen erbij zuchten en steunen – maar levend en authentiek worden die beelden pas als ze iets onbeholpens hebben.
Ik zag het ook in een kleine tentoonstelling in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam: Snelfotografie: de rage van 1912 tot 1925. Het is de tijd waarin de fotografie doorbreekt, en overal in het land ‘Amerikaanse’ fotostudiootjes ontstaan, soms TipTop-foto’s genoemd, vaak ook geschoten in mobiele studio’s van handelaren op kermissen en in cafés. Ik moest heel dicht bij de kleine pasfotootjes staan om haar te kunnen zien, de subtiele verandering in de blikken en poses. Waar die in de pionierstijd van de fotografie nog stijf en verkrampt waren – door de langere belichtingstijd en de ernst van de situatie – sluipt er hier iets speels in. Twee vrouwen in klederdracht staan giechelig in het kader, een groep werkmannen kijkt meesmuilend, een jongetje trekt een lange neus.
Het niet-geposeerde, het niet-volmaakte maakt ze levend en authentiek. Hier is een fascinerend kantelpunt betrapt in de geschiedenis van de geportretteerde mens. In plaats van afhankelijk te zijn van de fotograaf-kunstenaar herwinnen zij de macht over hun eigen afbeelding, hun ‘imago’. Ze bepalen zelf hoe en met wie of wat ze in het kader komen. Huisdieren, muziekinstrumenten, complete vriendengroepen. Je voelt de lol waarmee ze die in het pasfotohokje wurmen.
‘Druk op de knop en Gij fotografeert U zelf.’ Met dat reclamebord werden voorbijgangers de studio ingelokt van het Haagse Foto Americaine. Dat bestaat nog steeds, in de Wagenstraat, onder dezelfde naam. Het zit net achter de Chinese drakenpoort naast de Bijenkorf. Nu oogt het pand als een voormalige belwinkel, vol banners en cheapy reclame voor ‘money transfer’.
In zijn boek De snelfotograaf (2020), een overzichtswerk van dit fenomeen, citeert Róman Kienjet, fotohistoricus bij het Rijksmuseum en medesamensteller van de tentoonstelling, een ontevreden klant die zich hier in 1912 liet overhalen om te poseren in „een soort Amerikaansche elektrische stoel”. Zelf op het knopje drukken was er niet bij, en de volgende ochtend waren zijn twaalf portretjes nog niet klaar – hij kreeg ze pas drie dagen later per post. Nu staat de hele etalage vol met hippe instantcamera’s. De pastelkleurige Instax van Fujifilm, de Lomo Instant, de nieuwe Polaroids en, verdraaid, helemaal onderin: onze Supercolor 635, met de kenmerkende regenboogstreep erop. Occasion, 89 euro.
Zal ik hem kopen? De dagen erna drentel ik er telkens even langs, zoals die zonderling in Cees Nootebooms Rituelen (1980) langs een etalage met een Japanse Raku-kom voor zijn theeceremonie. Je kunt er in elk geval nog filmcartridges bij kopen. Of weer. Toen die in 2008 verdwenen, besloot een Oostenrijkse ondernemer de fabriek in Enschede nieuw leven in te blazen.
Over de wederopstanding van de polaroidfotografie maakte regisseur Willem Baptist in 2017 de schitterende documentairefilm Instant Dreams. Eén van de geportretteerden hierin is een jonge Japanse vrouw die polaroidfoto’s associeert met het onvertaalbare begrip ‘wabi-sabi’, dat staat voor de schoonheid van het vergankelijke en het onvoltooide. „Het betekent dat alleen dingen die imperfect zijn perfect zijn. Het heeft een verhaal, het heeft een leven.” Raku-kommen worden ook waardevoller naarmate ze meer barsten en andere individuele gebruikssporen vertonen. Dat staat haaks op het gladgepolijste Griekse schoonheidsideaal, waar veel westerse esthetiek nog op gebaseerd is: de foto kadreren volgens de gulden snede, de ‘regel van drie’, en wat je allemaal nog meer op fotocursussen leert.
Dat laat je allemaal los met die eenvoudige instantcamera’s. Slow photography wordt het ook wel genoemd. De snelfotografie van toen is de traagfotografie van nu. De TipTop-verkopers streefden destijds naar volstrekte waarheidsgetrouwheid die zich alleen onvolkomen liet vastleggen. Nu is het onvolkomene juist het waarmerk van het authentieke. Ze streefden naar Griekse perfectie en kregen wabi-sabi. Ze streefden naar de vakantiefoto’s van mijn vader en kregen die van mijn broer.
Er bestaat een filmpje uit 1970, waarop Edwin Land, de uitvinder van de polaroid, in een verlaten gebouw over zijn grote droom vertelt, namelijk dat je in staat bent om een portemonnee uit je zak te halen (bij die woorden trekt hij er eentje uit zijn lange regenjas, precies in het formaat van een iPhone), die open te maken, op het knopje te drukken, en… je hebt de foto. Land, overigens een van de idolen van Steve Jobs, stelde zich een toekomst voor waarin we onophoudelijk foto’s maakten en zo ons hele leven documenteerden.
Nu we in dat stadium zijn beland, ontdekken we ook dat dat met de lawine aan beelden de betekenis en bezieling ervan juist dreigen af te nemen.
De vakantiefoto’s uit mijn kindertijd zijn door mijn vader gedigitaliseerd, geregistreerd in databasebestanden, voorzien van de exacte plaats van opname, de dagtemperatuur en de gevolgde Grande Randonnée-nummers.
Mijn eigen foto’s staan sinds 2009 in Google Photos. Als ik de pagina open krijg ik eerst fietsende kinderen of een kiekje van de meterstanden. ‘2 jaar sinds…’ Maar archivering is niet synoniem aan herinneren. Archivering is cumulatief, niet narratief. Het heeft geen verhaal, geen leven.
Een mooie paradox: velen grijpen nu terug op de instantcamera van Edwin Land, juist omdat de utopie die hij ermee nastreefde werkelijkheid werd. We werden te ‘Grieks’ en verlangen terug naar wabi-sabi. Dat is zelfs zo sterk dat de jury van de Sony World Photo Award viel voor een sepia-bruin dubbelportret van twee melancholieke vrouwen, met wat kleurzweem en lichtvlekken. Alleen: de winnaar, Boris Eldagsen uit Berlijn, genereerde het beeld met kunstmatige intelligentie.
De meest artificiële wolf van fotografie heeft zich leren hullen in de schaapskleren van de meest authentieke.
Mijn dochter heeft sinds kort een Instax-camera. Net als haar leeftijdgenootjes valt zij voor dit analoge middel. De foto’s komen op prikborden te hangen of met wasknijpers aan een slingerlijn van lampjes. Ik heb de indruk dat het bij deze digital natives niet zozeer gaat om nostalgie (ze hebben de hoogtijd van de polaroid immers zelf niet meegemaakt), maar eerder een instinctief begrip. Het is waardevoller om echt iets in de hand te hebben, wat je niet kunt rondsturen, waar geen negatief van bestaat, wat kostbaar is (dat Instax-papier kost ongeveer een euro per foto), zodat je het met meer aandacht maakt dan al die selfies die ze de hele dag door schieten met de achteloosheid waarmee je op een horloge kijkt.
Als tegenreactie op het Instagram-leven zie je allerlei pogingen om terug te keren naar de onvolmaakte realiteit. Op willekeurige tijden van BeReal, een app die het delen van het ‘echte leven’ wil stimuleren, de opdracht krijgen om jezelf te fotograferen. Of doorgestuurde foto’s binnen een bepaalde tijd automatisch laten wissen. De instant-camera-heropleving past hier in, en voegt er nog iets specifieks aan toe. Waar digitale foto’s meestal bedoeld zijn om iets te communiceren (Kijk eens wie ik hier tegenkom! We zitten hier! Kijk eens hoe ik geniet!), richten die fysieke vierkantjes zich juist niet op anderen. Ze komen in een kamer te hangen, waar ze de aandacht op zichzelf vestigen. Ze dienen de persoonlijke beleving en herinnering.
Ze maken het herinneren organischer en natuurlijker. Het is leuk als Facebook je herinneringen stuurt van precies één of twee jaar terug. Maar ons geheugen is geen archief. Het werkt niet mathematisch. Het denkt niet in termen van ‘deze datum, acht jaar geleden’. „Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil”, weten we sinds Nooteboom Rituelen schreef.
Ons geheugen is geen archief. Het denkt niet in termen van ‘deze datum, acht jaar geleden’
We mogen ons afvragen hoe wenselijk het is dat kunstmatige intelligentie de rol van die hond steeds meer gaat overnemen, en de structuur van onze herinneringen gaat bepalen. Voelt dat niet alsof iemand door jouw intieme fotoboeken bladert en er willekeurig in is gaan knippen en plakken? Herinnering is een robot die gaat photoshoppen waar het algoritme wil.
Laatst kwam ik een polaroidfoto tegen, onderin een doos. Ik was er niet naar op zoek, maar daar zat ik ineens, met een vriendinnetje, vijfentwintig jaar geleden. Een Spaanse tapasbar. Een Polaroid-rozenverkoper kwam langs. Ik herinnerde me precies wat we aten, met wie we omgingen in die tijd, en ook het verloop van die vreemde, stormachtige relatie. Ik beleefde de dagen opnieuw.
Het waren details die me troffen, en die herinneringsketen in gang zetten: een armband, een pakje rode Gauloises op het tafeltje, de mozaïektegeltjes, een affiche op de achtergrond. ‘Punctum’ noemde de Franse filosoof Roland Barthes zoiets in Camera Lucida (1980), een sterk persoonlijk boek over fotografie. Punctum is de ‘bliksemachtige manier’ waarop een specifiek detail tot jou persoonlijk spreekt (het ‘prikt’, ‘verwondt’ of ‘kneust’, stelt hij zelfs) en dat vervolgens herinneringen versterkt in je eigen geest. Hij concludeert dan ook: „Om een foto goed te zien, is het het beste om weg te kijken of je ogen te sluiten.”
Punctum plaatst Barthes tegenover wat hij ‘studium’ noemt, de betekenis die de fotograaf wil overbrengen, de culturele codes, het rationele begrip. Vertaald naar nu past ‘studium’ bij de intenties en betekenissen van doorgestuurde en geposte foto’s. Je leest ze als berichten, als informatieoverdracht. Om ‘punctum’ te ervaren moet je de beelden isoleren, stilzetten.
Dus stap ik eindelijk Foto Americaine binnen. Ik neem hem, vertel ik, met verhoogde hartslag. Ik zal een stapeltje vakantiefoto’s maken die ik kan ophangen, kwijtraken en jaren later terugvinden, vergeeld en gesleten.
De eigenaar loopt met me naar de etalage, en begint zijn hoofd te schudden. „Ik zou het niet doen”, zegt hij onomwonden. De nieuwe Instaxcamera’s hebben een betere kwaliteit, vertelt hij, en weet ik wel hoe duur die filmcassettes zijn? Dat komt doordat de batterij daar ook in zit. „Drie euro per klik!”, roept hij uit, en doet het voor. „Klik! Drie euro! Klik! Weer drie.”
Voor de wabi-sabi-adept zijn deze bezwaren nu juist de perfecte aanbevelingen. Toch ben ik weer gaan twijfelen, en verlaat ik de zaak met lege handen. Maar de zomervakantie is nog even weg. Er is nog tijd voordat de dagen komen om opnieuw te beleven.