Frambozentaartjes, gembershots en de smoothie van de dag is groen (spinazie) en energierijk (avocado). Donderdagochtend, tien uur. Op het industrieterrein in Leusden is het guur en grijs, binnen bij softwarebedrijf Afas hangt de sfeer van een espressobar. De werknemers jong, slank en vrolijk, de koffie, croissants en lekkernijen gratis. Floor, de rondlopende gastvrouw, ziet me één tel aarzelen bij de digitale aanmeldzuil en belt prompt Bas om te zeggen dat ik er ben.
Bas is Bas van der Veldt, de ceo van Afas Sofware. De eindBas, zegt hij zelf, van een „trots familiebedrijf” met 720 „blije eikels” dat salaris- en boekhoudsystemen bouwt. Omzet in 2024: 325 miljoen. Winst: 127 miljoen. Begin dit jaar kondigden de twee families achter Afas aan dat ze dertig procent van hun aandelen – geschatte waarde van 600 miljoen – overhevelen naar twee eigen goededoelenstichtingen, Pharus en Contribute. De stichtingen krijgen jaarlijks dividend uitgekeerd – een percentage van de winst. Over 2024 is dat 30 miljoen.
Hop, hop, hop, holt Bas van der Veldt (48) de trap op naar de derde etage. Er zijn liften, laat hij in het voorbijgaan zien, maar op de deuren zit een roodwitte sticker met ‘buiten werking’. O wacht, de kleine lettertjes: ‘Tenzij u ziek of slecht ter been bent’. „Goed hè?” Hij draait een schoonmaaktrolley overdwars, op de zijkant een foto van een man bedolven onder de schoonmaakspullen. „Dat is Arnold, geinig hè.” Mede-directeur Arnold Mars. Zijn vader en de vader van Bas richtten Afas op in 1996. De zoons werden in 2008 algemeen en financieel directeur.
In de pantry op de derde: snoeptomaatjes, fruit en een grote weckfles met noten. Van der Veldt schuift in de directiekamer de stoelen recht, schoffelt een balansbord onder zijn bureau en veegt de kruimels van de vergadertafel. Hij is niet gediagnosticeerd, zegt hij ongevraagd, maar autistische trekjes heeft hij zeker. „Hebben de meeste mensen hier op de product development afdeling. Software is dan heerlijk werken. Nulletjes en eentjes. Structuur. Ratio.”
We zouden het gaan hebben over Afas’ miljoenenschenking, over goeddoen en de „zachte kant” van geven. Eerst maar eens horen hoe zijn dag begon. En pats, hij is ‘aan’. Gisteravond laat naar bed, want date night met Lucia, zijn vrouw, fantástisch gegeten. Vijf voor half zeven opgestaan. Dochters naar school gebracht. Wandelend gebeld. Hij tikt op z’n smartwatch. 5.688 stappen. Aan het eind van de dag moeten het er 10.000 zijn. Mi-ni-maal. „Ik begrijp niet dat mensen vergaderen achter een scherm.”
Afas-werknemers hebben een eigen sportschool, een theater en een masseur tot hun beschikking, plus dus gratis ontbijt en lunch. Waren vaders Mars en Van der Veldt ook zo aardig voor hun mensen? „In het eerste jaar, waarin onzeker was of die twee families het allemaal wel gingen redden, gingen ze een weekend naar Londen met alle 48 werknemers, partners mee, om te vieren dat ze bestonden. Dat is tekenend, toch? Onze toverformule is altijd geweest: geef veel liefde aan je medewerkers, die vertalen dat naar klanten en dan rollen de euro’s achter je aan.”
Leerde je ‘geven’ van je vader?
„Meer nog van Piet Mars. Die man is uniek, prachtig mens, wow, zo iemand gun je iedereen. Geven zit er zo in bij hem.”
Piet Mars, 70, voorheen ouderling van de gereformeerde kerk vrijgemaakt, richtte de stichting Pharus op met als motto ‘naar voorbeeld van Christus op te staan voor de armen, wezen, weduwen en onderdrukten’. Uit het jaarverslag over 2024: „Het was een zegen om te mogen delen. Wij zijn onze God dankbaar dat we zoveel mensen mochten helpen.”
Bas en Lucia van der Veldt richtten een eigen liefdadigheidsstichting op, Contribute. Uit te bannen problemen: armoede, geweld, honger, discriminatie, corruptie, fraude, manipulatie, cynisme, oneerlijkheid, angst, oordeel. Hun motto: geven is het nieuwe ontvangen. Geen woord over God.
Het geloof heeft Piet Mars je niet mee kunnen geven?
„Nee, ik ben niet gelovig, mijn vrouw ook niet. Veel goede doelen in Nederland hebben een christelijke achtergrond, moslims geven 10 procent van hun jaarinkomen weg, blijkbaar hebben niet-gelovigen het geven minder meegekregen. Toen wij onze stichting begonnen dachten we dat onze focus iets zou verschillen van die van Pharus, meer aan girls and women empowerment doen. Uiteindelijk blijken we veel dezelfde projecten te steunen.”
En door die aandelen-donatie kunnen jullie stichtingen miljoenen euro’s meer geven.
Ho, stop. Op dit punt wil Bas van der Veldt iets rechtzetten en hij begint een kort college over waarde en vermogen. „Iedereen begint over de waarde van de 30 procent aandelen Afas die we doneren. Zijn die 600 miljoen waard? 800? Geen idee. De waarde is wat de gek ervoor geeft, áls je de aandelen zou verkopen. Maar wij, de twee families die eigenaar zijn van Afas, verkopen niet. Nooit. Nog zoiets. Mijn vader en Piet staan in die rottige Quote500.” Plek 58 en 59, met ieder een paar honderd miljoen aan eigen vermogen. „Mensen denken dat ze dat bedrag thuis hebben liggen. On-zin. En gevaarlijk bovendien, want straks gaat iemand er met een breekijzer op af. Mijn vader heeft aandelen in Afas, dat vertegenwoordigt een waarde áls hij dat zou verkopen. Maar dat doet ’ie dus niet. Wat we doen is: we geven onze stichtingen een appelboom, ze profiteren van de appels.”
30, 40 miljoen aan appels.
„En de grap is, we geven al sinds het allereerste begin. Substantiële bedragen. Alleen, we hielden het voor ons.”
Chic..
„Wéét ik niet. Wij vonden het ook borstklopperij, zo van, kijk ons eens goeddoen. Maar wat gebeurt er als een bedrijf groter en winstgevender wordt? Dan is het: mooi bedrijf, geweldige producten, maar ze zouden wel wat meer hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten pakken. Kijk, dat is vervelend. Voor ons was dat de omslag om met al het moois dat we altijd al deden naar buiten te treden. Toen hebben we eerst de Afas Foundation opgericht, heel leuk, met medewerkers in het bestuur die mochten bepalen wat er met het geld gebeurde. Mensen denken daar veel te makkelijk over, zo van, je geeft toch gewoon. O ja, aan wie dan? Welke impact wil je maken, hoe weet je of het goed terechtkomt? Geef je het aan Rutger Bregman en zijn School of moral ambition?”
Jullie wel…
„…aan menstruatiecups voor Oegandese schoolmeisjes? Breng je de tijger terug in Kazachstan, red je de haaien, doe je aan noodhulp? Wij doen het allemaal, maar kiezen is een kunst, hè. Toen we de Koning Willem I-prijs voor excellent ondernemerschap kregen, stond ik met Mona Keijzer in de coulissen, ze was toen staatssecretaris van Economische Zaken en zij zou de prijs uitreiken. Ze zegt: ‘Jullie doen mooie dingen met die foundation, ik heb ook een prachtig project in Volendam. We willen daar een huis bouwen voor drie of vier ernstig gehandicapte kinderen en dat gaat 2,5 miljoen kosten.”
En, geld gegeven?
„Voor die 2,5 miljoen kunnen wij misschien wel veertigduizend mensen in Tanzania een beter leven geven. In Congo kruipt een gehandicapt kind over de grond en komt nooit buiten. Je voelt hoe moeilijk dit is, hè. Je mag leed niet vergelijken, maar wij doen het wel en zeggen: het is daar harder nodig dan hier.”
Ik heb acht vinkjes, want ik ben ook nog het zoontje van de baas
Hoe heb jij oog gekregen voor het leed in de wereld?
„Ik heb natuurlijk zeven vinkjes, misschien wel 8, want ook nog zoontje van de baas. Een echt eureka-moment was er niet, maar toen mijn vader me vroeg algemeen directeur te worden, ik was al directeur productontwikkeling, vroeg ik om een moment eruit. Ik had altijd gewerkt, ook tijdens mijn studie.” Hij studeerde bedrijfsinformatiesystemen aan de UvA en begon op z’n 19de bij Afas. „Mijn vrouw en ik gingen drie maanden op wereldreis. Het was 2006, het jaar waarin An unconvenient truth uitkwam, de documentaire van Al Gore. In Australië zagen we de afkalving van het Great Barrier Reef, we bezochten sloppenwijken, de grote migratie van kuddes in Tanzania was verstoord geraakt door de enorme droogte. Toen wisten we: wij willen ons steentje bijdragen om de wereld beter te maken. En dát we het zijn gaan doen, is volstrekt normaal. Alles wat je me vandaag hoort zeggen is normaal.”
Wat bedoel je?
„Iedereen die een kind met een hongerbuikje ziet, wil helpen. Toch? Wat mensen niet begrijpen is dat er winstgevende ondernemingen, rijke mensen zijn die niks doen. Wat Afas doet is gek, omdat je het niet veel ziet. Dat we er nu ruchtbaarheid aan geven, is ook een missie. Toch een beetje als evangelisten laten zien hoe het kan. Andere ondernemers inspireren. Geweldig als je goeddoet, het geeft je een goed gevoel, én je kunt de wereld beter maken.”
Jullie zijn het lichtend voorbeeld, is dat niet een tikje pedant?
„Als jij dat vindt. Wij doen het goed, dat vind ik echt. En pedant? Ik heb een vrouw die de ondankbare rol heeft me met beide benen op de grond te zetten.”
Waarom is dat nodig?
„Omdat ik ook af en toe te veel in mijn eigen sprookje ga geloven.”
En hoe luidt dat sprookje?
Hij veert op. „Perspectivische lenigheid, ken je dat begrip? Op een zondag ging het bericht eruit over onze aandelen-schenking. Is het handig om mij dan meteen een mailtje te sturen om me te interesseren voor die en die stichting? Nee, want als je je één seconde had ingeleefd, had je kunnen bedenken: die Bas krijgt nu vast heel veel berichtjes. En dat was ook zo, mijn mailbox stond roodgloeiend. Treurige verhalen van mensen die vragen of ik ze uit de schulden wil helpen, een moeder die een rolstoel vraagt voor haar zoontje met een open ruggetje. Volkomen begrijpelijke verzoeken, vanuit het perspectief van degene die weinig heeft. Nu ga ik jou meenemen in mijn perspectief. Wacht, laat ik eerst zeggen: ik ben niet zielig. Maar. Met veel macht, met veel geld, komt ook een grote verantwoordelijkheid om daar goed mee om te gaan. Mensen denken: jouw leven is makkelijk, want je hebt veel geld. Nee. Wij hebben ook gezondheidsproblemen, wij hebben zorgen over onze veiligheid, wij moeten mensen nee verkopen. Dat wordt weggezet als RPP, rich people’s problems, maar het zijn nog steeds problemen. Ik krijg altijd de beste versie van mensen te zien. Ik krijg altijd een tafeltje in een vol restaurant. Voor mij gaan deuren wél open. Als je 16, 17 jaar ceo bent, en daarvoor jarenlang directeur, dan ga je vanzelf denken dat je geweldig bent. Ik moet mezelf constant challengen. Bas, dit komt niet door jou, maar door je functie. Bas dit is niet normaal, het komt door je bankrekening.”
Iedereen wil iets van je?
„Iedereen begrijpt dat het een uitdaging is om te weinig te hebben, maar de uitdaging van Taylor Swift of een ondernemer met geld wordt niet begrepen. Die perspectivische lenigheid ontbreekt.”

Foto Roger Cremers
Hadden jullie het vroeger goed thuis?
„Nee. Of nou, we waren niet arm, maar zeker niet rijk. We woonden op een woonboot, fantástisch. Na school dook ik zo de Westeinderplas in.”
Voelt geven fijn?
„Het is een geweldig gevoel, in die zin is het een egoïstische daad. Als ik jou een cadeau geef, en ik zie jouw hart opengaan…
… ik kan me er ook ongemakkelijk door voelen.
„O absoluut. Laatst mocht ik een lezing geven en de dame die me aankondigde hield niet op met complimenten geven. En Afas was zo geweldig en ik zo gul en we waren zo lief voor onze mensen. Súper ongemakkelijk. Dan is het eigenlijk geen cadeau.”
Is krijgen lastiger dan geven?
Zó, wow, nou heb je me te pakken, voor het eerst dat ik niet binnen de seconde antwoord. Ehm.. ik geef liever.”
Verwacht je dankbaarheid?
Een heel klein beetje. Ook weer niet te veel, want dan krijg je weer dat ongemak. Ik las Fritske, de biografie van Frits van Eerd.” Voormalig topman van supermarktconcern Jumbo, verdacht van omkoping en witwassen. „Hij deed veel voor zijn dorp. Gaf wat aan die en aan die.”
En was daar het mannetje…
„Dat is een andere vorm van geven dan wij doen. Grappig voorbeeldje, ik gebruik een tool om mails en appjes te categoriseren. De categorie ‘individu vraagt om geld’ heb ik veel gebruikt deze week. Iedereen krijgt antwoord, best bijzonder, de meeste ceo’s drukken gewoon op delete.”
De meeste ceo’s hebben een secretaresse of assistent, jij niet.
„Dan drukt die secretaresse op delete. Van mij krijg je een reactie terug, een algemeen ant over dat wij geen individuen helpen, en ik type er iets persoonlijks bij, naar om te horen dat uw kind zo ziek is, vervelend dat u zo in de schulden zit. Mensen zijn zo dankbaar dat je überhaupt de moeite neemt te reageren.”
Is de chicste vorm van geven niet dat het onvoorwaardelijk is? Dat het niet uitmaakt waaraan de ontvanger het besteed?
„Dat is wat wij met de vierdaagse werkweek doen.” Sinds 1 januari werken alle Afas-werknemers vier dagen, maar krijgen er vijf betaald. „Wij zeggen: je mag helemaal zelf bepalen waaraan je die dag besteedt.”
Logisch, want die dag was toch vrij?
„Nou, je mag die dag natuurlijk Netflixen. Maar we zeggen wel: dit is wat we graag zien dat je zou doen. En we geven suggesties. Mantelzorg, vrijwilligerswerk, een cursus volgen.”
Dat is een beetje als die pot noten in jullie pantry. Je mág pakken, maar er zit een briefje op met ‘een handje noten is 160 calorieën. Is dat niet betuttelend?
„Wij zeggen dat vanuit liefde. Onze bemoeienis is liefdevolle betrokkenheid.”
Nog één ding, tot het laatst bewaard om de stemming niet te verpesten. Afas schonk de 30 procent aandelen belastingvrij aan de eigen stichtingen. Sinds 1 januari 2025 kan dat niet meer. Je kunt denken: betaal gewoon belasting, dan verdelen we het geld democratisch?
„We betálen al belasting, 29 miljoen over 2024. Als we ook nog hadden moeten betalen over deze schenking hadden we het niet gedaan. Zo is het wel. En stel, je stort 70 miljoen aan de Belastingdienst. Wat gebeurt er dan mee? Dan gaat een commissietje van vijf mensen bepalen waar ons geld heen gaat. En nemen die vijf bureaucratische mensen betere beslissingen dan wij, ondernemers? Volgens mij hebben we nu een overheid die géén geld meer wil geven aan ontwikkelingssamenwerking of van opvang van mensen in nood. Dus zeg het maar, is dat beter?”
Nou ja, iedereen vindt zijn eigen goededoelen natuurlijk sympathiek….
Hij doet nu alsof hij twee behangrollen onder zijn oksels stopt. „Ik had het geld ook onder déze armen kunnen verdelen hè. Ik had er een dik schip van kunnen kopen.”
Heb je een schip?
„Nee. En ook geen bootje.”
