Bang voor privébedrijven, bang voor zijn eigen burgers: gaat controle voor Xi boven Chinese groei?

Chinese economie De Chinese president Xi wil niet weten dat zijn focus op controle en veiligheid de nationale economie schaadt. Slecht economisch nieuws is ‘verdwenen’. Bedrijven vinden investeren in het land nu riskant.

Een markt in de stad Shenyang. Chinese consumenten geven sinds de coronapandemie minder uit.
Een markt in de stad Shenyang. Chinese consumenten geven sinds de coronapandemie minder uit. Foto AFP

Kapper Larry uit Beijing gaat deze zomer een reisje maken met zijn zoon van tien. „Maar ik ga wel minder uitgeven: ik ben voorzichtig”, zegt hij tijdens het knippen. „Als de economie eind dit jaar nog steeds niet aantrekt, komen we in een negatieve spiraal terecht”, schat hij zo in.

Nu is Larry, die zijn Chinese naam liever niet geeft, natuurlijk geen econoom. Maar ook economen zien het somber in. Zo zei Li Daokui, gezaghebbend hoogleraar economie aan de Tsinghua-universiteit in Beijing, in juni: „Als de economie gedurende langere tijd blijft afkoelen […] vertraagt dat ook de internationale invloed van het land, inclusief onze militaire capaciteiten. Dan kan er zelfs een einde komen aan de trend dat wij de meest geavanceerde economieën voorbijstreven. Ik vrees dat dit een fundamenteel risico is voor de langere termijn.”

Of Li zich nu ook nog zo kritisch zou uitlaten, is overigens de vraag. Niet omdat het beter gaat met de Chinese economie, maar omdat invloedrijke economen onder druk worden gezet om niets negatiefs meer over de economie te zeggen. Zeven van hen vertelden begin augustus (anoniem) aan de Britse zakenkrant Financial Times dat financieel toezichthouders, hun werkgevers en soms zelfs Chinese media hun hadden opgedragen niet meer negatief over onderwerpen als deflatie en kapitaalvlucht te spreken.

Werkloosheid

Bovendien is Beijing steeds minder scheutig met informatie over de stand van de economie. China besloot onlangs de schokkend hoge cijfers van de stedelijke werkloosheid onder jongeren tussen 16 en 24 jaar niet langer te publiceren. Die was in juni opgelopen tot 21,3 procent. Ter vergelijking: in Nederland was in 2022 7,6 procent van de 15- tot 25-jarigen werkloos. De verwachting was dat het Chinese percentage de maand erna nog hoger zou liggen, omdat toen veel jongeren afstudeerden en voor het eerst op de arbeidsmarkt kwamen. Maar het cijfer over juli is niet meer gepubliceerd.

Ook cijfers over de reserves aan buitenlandse valuta, over de verkoop van grond (al ruim anderhalf jaar dalend) en over de handel in obligaties zijn niet meer te vinden.

Consultancybedrijven die nog wel proberen informatie over de Chinese economie te verzamelen, lopen groeiend gevaar dat ze beschuldigd worden van spionage of verraad van staatsgeheimen. Zo waren er dit voorjaar invallen bij Bain & Company en bij CapVision.

Daarmee keren in China sluipenderwijs de tijden terug dat alle nieuws goed nieuws moest zijn. Waar alleenheerser Mao in de jaren vijftig en zestig niet wilde weten dat zijn volk verhongerde, wil Xi nu niet weten dat zijn nadruk op controle en nationale veiligheid de economische groei voor lange tijd dreigt te smoren.

De groei- en exportcijfers vallen tegen. Zo was de economie in het tweede kwartaal maar 0,8 procent gegroeid ten opzichte van het kwartaal ervoor. In het eerste kwartaal bedroeg de groei nog 2,2 procent. De export lag afgelopen juli 14,5 procent lager dan een jaar eerder. Dat ligt voor een groot deel aan de zwakke wereldeconomie, maar niet alleen. In China zelf willen burgers nog steeds niet fors aan het consumeren slaan en vastgoedbedrijven als Evergrande en Country Garden zakken steeds dieper het moeras in.

Lees ook dit interview: ‘China vormt veel meer een bedreiging voor zichzelf dan voor ons’

Ondoorzichtigheid

Deze nieuwe geslotenheid is slecht nieuws voor buitenlandse partijen. Daar wees Jens Eskelund, voorzitter van de Europese Kamer van Koophandel in China, onlangs nog op in een interview met de Hongkongse krant de South China Morning Post, waarin hij sprak namens de Europese bedrijven. „We willen investeren in China, maar dan moeten we wel genoeg zicht hebben om ons redelijk zeker te kunnen voelen over hoe we ons in de toekomst ontwikkelen.”

De ondoorzichtigheid jaagt buitenlandse investeerders weg, terwijl de overheid nadrukkelijk stelt dat buitenlandse bedrijven juist meer dan welkom zijn. Vooral op plaatselijk niveau wordt de rode loper voor hen uitgerold, in de hoop dat zij voor de Chinese economie kunnen doen waartoe de Chinese overheid niet goed in staat lijkt: groei aanwakkeren.

Maar directe buitenlandse investeringen bereikten in het tweede kwartaal het laagste punt in ruim twee decennia: de politieke en economische risico’s van investeren in China zijn voor veel bedrijven te groot geworden.

Li Daokui stelde op het congres van zijn universiteit in juni voor rechtstreekse subsidies te verstrekken aan consumenten, zodat die de economie met hun bestedingen weer kunnen aanjagen. Daardoor zou er vanzelf ook meer belasting binnenkomen. „Uiteindelijk zou het de overheid niet eens wat kosten, dus waarom voeren we zo’n goed beleid niet in?”, zegt Li, die vroeger de Chinese Centrale Bank adviseerde.

Veilig en vertrouwd

De reden lijkt vooral politiek. China’s hoogste leider Xi Jinping, die volgens hardnekkige geruchten maar bar weinig verstand zou hebben van economische principes, is bang voor privébedrijven en bang voor zijn eigen burgers. Want op hen heeft hij veel minder greep dan op staatsorganen en -bedrijven.

Zelfs tijdens de coronacrisis ging China niet over tot steun aan burgers, en ook nu blijft de overheid gericht op stimulering van infrastructuur en bedrijfsleven. In de praktijk lenen vooral staatsbanken het geld ervoor uit aan staatsbedrijven: wel zo veilig en vertrouwd.

Erg productief is het echter niet. De Chinese groei komt traditioneel vooral van de privésector, maar het aandeel privébedrijven neemt af en het aandeel staatsbedrijven in de tophonderd van grootste bedrijven is toegenomen.

Volgens Li herstelt de economie zich op deze manier nooit. De overheid zou beter een „duidelijke politieke positie” kunnen innemen die private investeerders ervan overtuigt dat hun bijdragen aan de fundamenten van de Chinese economie gelijk zijn aan die van staatsbedrijven.

Intussen roepen veel partijen om meer stimuleringsmaatregelen. China verlaagt de rente nu steeds een heel klein beetje, maar zoiets jaagt de economie niet makkelijk meer aan. Nu al is sprake van enorme overinvesteringen in onder meer vastgoed en infrastructuur. Als geld lenen goedkoper wordt, leidt dat niet snel tot investeringen die ook echt meer groei genereren.