Azuurblauwe meertjes op de smeltende Zuidpool

De ijsplaat George VI.


Foto Bert Wouters/Copernicus Sentinel

Wekelijks een opmerkelijk beeld van een wetenschappelijke gebeurtenis. Deze week: smeltmeren op Antarctica.

Veel gletsjers op Antarctica lopen uit in zee, in de vorm van drijvende, honderden meters dikke ijsplaten. Op die platen kunnen zich smeltmeren vormen als de temperatuur lokaal boven nul graden komt – op deze satellietbeelden zijn ze te zien, in blauw. Nu blijkt dat op sommige ijsplaten die meren sneller ontstaan dan gedacht, zo laat Nederlands onderzoek zien dat is gepubliceerd in Nature Climate Change. En dat heeft gevolgen voor de zeespiegelstijging.

Want in meer dan 60 procent van de ijsplaten op Antarctica zitten scheuren, en smeltwater kan in die scheuren stromen. Het versnelt het versplinteren en afbreken van een ijsplaat. Met als gevolg dat de op land liggende gletsjer sneller afstroomt in zee. Wat voor een stijging van de zeespiegel zorgt.

Met name ijsplaten waar weinig of geen sneeuw valt, blijken gevoeliger voor opwarming dan gedacht, zo legt eerste auteur van het artikel Melchior van Wessem van de Universiteit Utrecht uit. „Sneeuw reflecteert zonlicht, en beperkt de opwarming aan het aardoppervlak”, zegt hij. Daarnaast kan de bovenste, gesmolten sneeuw makkelijk herbevriezen in de onderliggende sneeuwlaag. Zónder sneeuw is er meer zoninval, en blijft meer van het ijs in gesmolten toestand. Op basis van een computermodel en satellietbeelden concluderen de onderzoekers dat smeltmeren op sneeuwarme ijsplaten zich niet vormen bij een jaargemiddelde temperatuur van -5°C, maar al bij -15°C. „Van de Ross-ijsplaat dacht men: daar is het zo koud, daar hoeven we ons de komende eeuw geen zorgen om te maken”, zegt Van Wessem. Maar deze ijsplaat – de grootste ter wereld, ongeveer zo groot als Spanje – blijkt zo’n sneeuwarme ijsplaat. Aan het eind van de eeuw zou de jaargemiddelde temperatuur daar kunnen zijn gestegen naar -15°C, als de uitstoot van broeikasgasen blijft toenemen. „Dat betekent tegelijk dat we nog tijd hebben om ons aan te passen. Maar dan moet de uitstoot wel snel naar beneden.”