Ik was een heel idealistisch kind”, zegt Aya Sabi. „Ik wilde de wereld veranderen. Ik was bezig met wat er gaande was op de wereld, ik keek als elfjarige naar De Wereld Draait Door. En ik ben opgegroeid met het geweld in het Midden-Oosten – bij mijn grootouders stond de televisie op Al-Jazeera. Ik weet nog dat daar een reclame werd afgespeeld waarin een Palestijns meisje zei: ‘Waar zijn jullie, Arabieren?’ Ik begreep niet wat er gaande was, maar ik zag een meisje zoals ikzelf, dat om hulp smeekte – het raakte mij persoonlijk.”
Ze wilde iets dóén. Dat gevoel was er weer toen ze een documentaire zag: „Over kinderen in bepaalde delen van Afrika – en ik weet: Afrika is heel groot, maar ik was heel klein – die bezeten werden verklaard. Dat liet me niet los, daar ging ik een verhaal over schrijven. Ik werkte er hard aan, het werd mijn eerste roman, ik was veertien jaar. Ik weet nog dat ik meer dan honderd pagina’s had en het naar zeventien uitgevers heb opgestuurd, heel veel – en het was voor een veertienjarige ook heel veel om dan telkens het antwoord te krijgen dat het ‘helaas niet binnen ons fonds past’. Maar ik begon gewoon opnieuw. Want ik kende dat gevoel van voldoening na het lezen van een boek: dat je iets anders geleefd hebt, iets hebt gevoeld wat eigenlijk niet bestaat. Daar is mijn verlangen om te schrijven ontstaan. Ik wist dat verhalen in staat waren om iets te veranderen in mensen, omdat ik dat zelf altijd zo had ervaren.”
En nu ís Aya Sabi (Roermond, 1995) schrijver. Haar debuutroman Half leven verscheen bijna twee jaar geleden, na de verhalenbundel Verkruimeld land (2017) en gevolgd door de novelle Juli (2023). Haar ster is rijzende – al heeft ze in Vlaanderen, waar ze woont, al jarenlang een stem in het publieke debat, als columnist voor De Morgen. Maar daarmee stopte ze onlangs. „Ik wil het me kunnen permitteren even zonder mening te zijn”, schreef ze. En nu, op een terras in Antwerpen, zegt ze: „Ik wist altijd dat fictie mij goed lag, maar ik wist niet precies waarom. Maar ik weet het nu: het is de mildheid die je als schrijver nodig hebt, om je personages te kunnen zien en doorgronden. De grootmoeder Fatna in Half leven heeft akelige dingen gedaan, hoofdpersoon Martine in mijn novelle Juli is best racistisch, maar als personages in mijn fictie verdienen zij allebei mildheid en genade.”
‘Ik schrijf niet meer om mijn boosheid of emoties te kunnen verwerken’
De afgelopen maanden kreeg Aya Sabi in Vlaanderen de Ultima-cultuurprijs voor opkomend talent en ontving ze op voorspraak van Gouden Ganzenveer-laureaat Babs Gons de aanmoedigingsprijs de Jonge Veer. En critica Marja Pruis selecteerde haar als een van de ‘literaire sterren van de toekomst’ in de bundel 11 onder 35. ‘Aya Sabi legt met haar familiekroniek een intergenerationeel trauma bloot dat nog niet eerder in Nederland is beschreven’, vond zij.
Pijn die van generatie op generatie wordt doorgegeven, daarover gaat Half leven – en dan in het bijzonder over drie generaties vrouwen, een vrouw, haar dochter en haar kleinkind, met wortels in Marokko en vertakkingen naar Europa. Het is een verhaal van een overgang naar de moderniteit, die meer dan een halve eeuw omspant. Het gaat over wat doorbroken wordt en wat doorgegeven wordt: cultuur, traditie, maar ook trauma’s. In het leven van de grootmoeder is iets gebeurd dat haar traumatiseerde, vormde, en dat in de familie altijd verzwegen bleef.
„Ik schrijf niet meer om mijn boosheid of emoties te kunnen verwerken. Dat was misschien jaren geleden zo, toen kon ik vol boosheid wakker worden en die eruit schrijven in een column, maar dat is geëvolueerd. Ik wil graag mijzelf en mijn persoonlijke verhaal overstijgen – dat was ook al waarom ik niet debuteerde met het verhaal van Half leven; ik wist dat ik het wilde schrijven, maar wilde met Verkruimeld land eerst laten zien wat ik kon met taal. Dus daar hadden de personages geen naam, geografische plekken werden niet benoemd. Het was een poging om afstand te nemen van alle labels die ik zou krijgen als ik die wel zo specifiek had beschreven. Maar toen verscheen Verkruimeld land en kreeg ik die labels alsnog: ‘migrantenschrijver’. Ik denk dat mensen die behoren tot een minderheidsgroep eerder bekeken worden als ervaringsdeskundige dan als iemand die een verhaal maakt, creëert. En dat is oké – tenminste: dat is eigenlijk respectloos, want ik heb scènes ontwikkeld uit het niets, hè, echt gecreëerd, maar ik reageer daar niet meer zo sterk op. De ervaring van de wetenschap dat mijn verhaal ook bekeken zal worden in relatie tot mijn afkomst, heeft het verhaal ook complexer gemaakt, gelaagder.”
‘We hebben allemaal ook recht op onze geheimen, onze dubbele levens, we hoeven niet over alles te praten’
Die extra laag is bijvoorbeeld Shams, de kleindochter in het boek, die zich zeer bewust is van haar positie als jonge, moderne academica met een Marokkaanse achtergrond – „want als bruine vrouw ben je publiek bezit, is zowel je pijn als je lijf bezet gebied”, schrijft zij in een essay voor haar studie. „Iedereen wil je bevrijden en beschermen, van extreemrechts tot extreemreligieus, maar het enige wat ze doen is je beroven van je taal en je verhaal.” Waarmee, aldus Shams, de bruine vrouw tot zwijgen wordt gebracht, „want je wilt niet dat je verhaal wordt uitgesmeerd over elke andere Marokkaanse, elke andere moslimvrouw”.
Aya Sabi: „Iemand in mijn positie, van mijn generatie, kan niet enkel het verhaal van de grootmoeder in het Marokko van de jaren vijftig beschrijven, zonder dat alles van context te voorzien. Want het is een akelig verhaal over de onderdrukking van vrouwen, waarin de verschrikkelijke kanten van de traditie aan bod komen. Maar de context daarbij is belangrijk: dat betekent niet dat deze vrouwen alleen maar slachtoffers zijn. Het gaat bijvoorbeeld over het patriarchaat in Marokko – ik wilde tonen dat er een matriarchale structuur heerst, dus dat de onderdrukking van vrouwen soms meer door vrouwen gedragen wordt dan door mannen. En die vrouwen zijn niet per se slachtoffers, want ze geloven ergens in. Ik wil laten zien dat dit misgaat, en die vrouwen zeggenschap geven. Ik had het gevoel dat ik veel nuance in het verhaal moest leggen, zodat de authentieke stem van een Marokkaanse vrouw en waar zij voor staat, naar voren komen.
„Van alle personages voel ik me het dichtst bij haar staan, terwijl de gedachten die langskomen in de essays van Shams, een hedendaagse vrouw, ook uit mij komen, al ben ik het niet altijd met haar eens. Zo zelfverzekerd, zo weinig zelftwijfel, zoveel theorie en ratio… Zo ben ik niet, ik heb geleerd dat dat niet de oplossing is. Misschien wás ik zo’n denker als zij, ik vond als student alles superinteressant, wilde me wel in tien vakgebieden verdiepen. Ik begon ook bozer aan Half leven dan ik eindigde: ik wilde schrijven over de intergenerationaliteit van trauma, over hoe mensen verantwoordelijk zijn voor wat ze aanrichten in de levens van degenen na hen – en dat ze zich daarvan bewust moeten zijn.
„Op een gegeven moment heeft het boek mij herschreven. Zo heeft de schrijver Sulaiman Addonia dat ooit tegen me gezegd over zijn eigen boek, en dat heb ik overgenomen. Aan het einde van het schrijfproces stond ik veel neutraler tegenover die verantwoordelijkheid, en zonder oordeel. Ik weet als schrijver dat het belangrijk is om verhalen te vertellen, maar in Half leven worden verhalen ook verzwegen. Daar werd ik milder over: we hebben allemaal ook recht op onze geheimen, onze dubbele levens, we hoeven niet over alles te praten. Iedereen doet ook maar z’n best – en niet iedereen heeft dezelfde middelen en capaciteiten om met pijn om te gaan.
„Het boek eindigt met de vraag: is één leven genoeg om weer heel te worden? Daar heb ik het antwoord nog niet op gegeven, omdat ik dat toen zelf ook niet wist. En omdat ik niet vond dat dat nodig was. Maar sinds mijn boek er is heb ik veel mensen gesproken die diepe wonden hebben, en nu voel ik die urgentie wel, ik denk: we kunnen wel allemaal over onze pijn gaan praten, maar wat nu? Kunnen we er ook nog iets aan veranderen?”
‘Ik denk: we kunnen wel allemaal over onze pijn gaan praten, maar wat nu? Kunnen we er ook nog iets aan veranderen?’
Gebaseerd op Half leven en die vervolgvraag werkt Sabi nu aan een theatervoorstelling, waarin ze gasten interviewt die haar verder kunnen helpen in haar zoektocht naar antwoorden. Er is een seksuoloog bij, een expert op het gebied van stress en burn-out, een therapeut. „Het moet ook een soort ode worden aan de irrationaliteit. Ik denk dat rationaliteit ons vaak vastzet, in verhalen en identiteiten waarin pijn een grote rol speelt. In mijn bijdrage voor de bundel 11 onder 35 schreef ik al over een woud, dat symbool staat voor ons hoofd. We nemen normaal gesproken de weg met de minste weerstand, volgens je gewoonten, want die weg heb je al door dat woud gebaand. Maar de vraag is: kunnen we nieuwe wegen maken in ons hoofd? Verbeelding is een helend proces, weten we uit therapieën: daar leer je om je veiliger te voelen door je andere versies van jezelf in te beelden, en er zijn visualisatietechnieken waarmee je in feite nieuwe paden door dat woud kunt creëren.
„Dat principe zou ook kunnen werken bij trauma. Ons lichaam is ingesteld op zelfregulering: als je het warm hebt, ga je vanzelf zweten. Maar ook bij emoties, bij angst, gebeurt er iets en je lichaam reageert daarop: de fight-or-flight-respons. Het lichaam zorgt doorgaans weer dat het teruggaat naar een evenwichtige toestand, maar bij complexe trauma’s die ontstaan tijdens de kindertijd raakt het zenuwstelsel ontregeld en raakt je lichaam verstoord in het zorgen voor die regulering. Dat betekent dat je die flexibiliteit kwijt bent, dan zit je langere tijd in die stressrespons: dan ervaar je een verhoogd gevoel van onveiligheid. Het fijne daaraan is dat je zenuwstelsel die ervaringen dus heeft vastgehouden en erop kan reageren – maar dat betekent ook dat je die automatische respons wilt doorbreken, om van de traumareactie af te komen. Er is een theorie, de polyvagaal-theorie, die die responsen wil doorbreken door aandacht aan die fysieke reacties te geven. Want het zenuwstelsel zou ook nieuwe paden kunnen banen dankzij goede ervaringen, en de weg om daar te komen is te stoppen zozeer in je hoofd te zitten. Irrationaliteit, dat is bijna een vies woord – je te laten meeslepen door je emoties en onderbewustzijn. Terwijl je lichaam wel 95 procent van wat je doet regelt zonder dat je je daar bewust van bent.
„Dit is wat ik tot nu toe heb geleerd, maar ik sta ook maar in het begin van het onderzoek en ik weet veel nog niet. Het gaat mij niet om die specifieke theorie, maar het principe is relevant voor Half leven, voor Shams. Zij weet niet wat er in de levens van haar moeder en grootmoeder is voorgevallen en denkt dat zij daarom nooit zal kunnen helen: omdat ze niet weet wat het verhaal is. Maar volgens mij gaat ze niet kunnen helen omdat ze juist zo’n grote nood denkt te hebben aan een rationeel verhaal, aan feiten. Terwijl haar grootmoeder wel uit haar trauma komt, door fysieke dingen te gaan doen, te gaan koken, verbinding te zoeken met anderen.
‘Verbeelding is een helend proces, weten we uit therapieën: daar leer je om je veiliger te voelen door je andere versies van jezelf in te beelden’
„Als er vroeger iets was gebeurd waar ik me niet goed bij voelde, wilde ik het probleem oplossen zodat het gevoel wegging. Maar zo werkt het niet. Ik heb altijd geprobeerd de ander te begrijpen – als iemand mij niet goed behandeld had, dacht ik daar diep over na en dan kon ik het wel begrijpen, want die persoon had van alles meegemaakt en zou daarom wel zo doen. Toen ik dat eens aan mijn zus vertelde, merkte ze op dat alle gedrag wel te verklaren was, maar dat nog betekent niet dat het oké is. Mijn gevoel, de reactie die al ontstaan is, druk ik daarmee weg. Maar dat mag er zijn.
„Ik ben ook een beetje een spons, ik neem alles in me op. Dat is niet altijd even goed. Ik ben heel geïnteresseerd in de levens van andere mensen, in hoe anderen met dingen omgaan – dat is een empathisch vermogen waar ik als schrijver veel baat bij heb. En misschien heeft het schrijven me dat geleerd, net als die mildheid. Maar dat is een kip-of-eidiscussie: is het het schrijven dat mij maakt wie ik ben, of is het wie ik ben dat maakt dat ik schrijf?
„Literatuur is manipulatie. Je creëert iets wat eigenlijk niet bestaat en je manipuleert gevoelens bij mensen. Manipulatie klinkt heel negatief, maar dat is het niet: het is het nieuwe pad dat de verbeelding kan banen.”