In de Canadese stad Vancouver is zaterdag een onbekend aantal mensen om het leven gekomen nadat een auto op een menigte tijdens een straatfestival is ingereden. Dat meldt de lokale politie op X. Ook raakten meerdere mensen gewond. Het incident vond plaats rond 20.00 uur lokale tijd (05.00 uur Nederlandse tijd) op een evenement van de Filipijnse gemeenschap van Vancouver.
De chauffeur van de auto is aangehouden. Volgens Canadese media gaan er beelden rond waarop te zien is hoe hulpdiensten zich naar de locatie van het incident haasten. Op die beelden liggen meerdere mensen, mogelijk gewond, op de grond.
De premier van de Canadese provincie British Columbia reageert geschokt op het aantal doden en gewonden op het zogeheten Lapu Lapu festival. Ook de burgemeester van Vancouver heeft gereageerd, hij spreekt van een „gruwelijk incident”.
Eerder op de avond was de leider van de Canadese politieke partij NDP, Jagmeet Singh, op het evenement voor de verkiezingscampagne van de partij. In Canada vinden maandag landelijke verkiezingen plaats. „Mijn gedachten zijn bij de slachtoffers en hun families, en bij de Filipijnse gemeenschap die bijeen was gekomen om haar veerkracht te vieren”, zegt Singh na het incident op X.
‘Wie heeft weleens ChatGPT gebruikt?”, vraagt trainer Bregje de Boer eind maart aan een groep van ongeveer vijftien huisartsen in een zaaltje van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) in Utrecht. Er schieten vijftien handen enthousiast de lucht in. Wie gebruikt het maandelijks? Dat zijn er al minder. Wekelijks? Nog minder handen. En dagelijks? Dan blijft alleen de Rotterdamse huisarts Wilbert van Oorschot over.
De huisartsen zijn op deze maandagmiddag vanuit het hele land naar Utrecht gekomen voor een cursus van kennis- en adviesorganisatie ROER over AI in de huisartsenpraktijk. Minister Fleur Agema (Volksgezondheid, PVV) ziet kunstmatige intelligentie (AI) als een van de oplossingen voor de wanverhouding tussen de groeiende zorgvraag enerzijds en het personeelstekort anderzijds.
Met name de last van administratie in de zorg kan dankzij AI een stuk lichter worden, staat in het regeerprogramma. Die moet in 2030 worden gehalveerd naar „zo’n 20 procent van de werktijd”. Het kabinet verwacht hier veel van.
Zo ver is het nog niet, maar de contouren van door AI ondersteunde huisartsenzorg worden steeds zichtbaarder. Van Oorschot gebruikt de betaalde versie van OpenAI dagelijks voor zijn correspondentie met patiënten. Hij laat ChatGPT brieven vertalen naar het Arabisch, Roemeens en Pools, talen die door zijn gemêleerde patiëntenpopulatie in Rotterdam-Zuid veel worden gesproken. Voor de mensen die Nederlands spreken herschrijft de technologie ontoegankelijke medische teksten naar taalniveaus B1 of B2.
Waarom zouden we niet gewoon een deel van de administratie afschaffen?
Het is slechts een van de manieren waarop Van Oorschot generatieve kunstmatige intelligentie in zijn werk gebruikt. Tijdens de nascholing van de LHV blijkt de manier waarop hij AI in zijn dagelijkse praktijk heeft geïmplementeerd eerder uitzondering dan regel – het verschil in kennis van de aanwezige huisartsen is groot. Tijdens een introductieronde vertelt de ene huisarts bang te zijn om de boot te missen – „als ik nu niet aanhaak, dan snap ik er straks niks meer van” – terwijl de ander wil weten waar ze op moet letten bij het ontwikkelen van eigen programma’s, bijvoorbeeld voor spraakherkenning..
Software luistert mee
In groepsverband zijn de meeste huisartsen nieuwsgierig en voorzichtig optimistisch over de invloed die AI kan hebben op hun werk, zegt Kelly Peters, die samen met haar collega Bregje de Boer al zo’n twintig nascholingen van ROER heeft geleid. Maar als je ze een-op-een spreekt hoor je dat veel huisartsen AI ook als bedreiging zien, dat ze bang zijn om te worden vervangen. Er zijn zorgen over de tijd die het kost om AI toe te passen terwijl niet vaststaat wat dit de huisarts of de patiënt oplevert. Peters: „Ik probeer over te brengen dat AI niet bedreigend is, maar ondersteunend. AI kan de kwaliteit van de zorg verbeteren en het werk leuker maken, omdat je meer tijd overhoudt voor de patiënt.”
Spraakherkenning is een populair voorbeeld, blijkt tijdens de nascholing. Want één ding hebben de aanwezige huisartsen gemeen: ze willen minder typen. Niet voor niets is Juvoly, het bedrijf achter de software waar huisartsen in Nederland vaak gebruik van maken, mede opgericht door een huisarts. Sinds de lancering, twee jaar geleden, zijn volgens een ruwe schatting van software-ontwikkelaar en medeoprichter Thomas Kluiters tussen de vijfhonderd en duizend huisartsenpraktijken (van de grofweg 4.800 in Nederland) klant. „Die groei gaat best gestaag”, zegt hij telefonisch.
Voor 65 cent per patiënt is een huisarts abonnee van Juvoly – dat wordt niet door de zorgverzekeraar vergoed. De praktijk waar Van Oorschot werkt, met circa achtduizend patiënten, is al anderhalf jaar klant. De Rotterdamse huisarts heeft een rond microfoontje op zijn bureau waarmee de software van Juvoly meeluistert tijdens gesprekken met patiënten, die transcribeert en na afloop samenvat. „Soms laat ik die samenvatting na een consult aan de patiënt zien en vraag ik of het de kern raakt. Dat gaat goed. Het helpt soms ook om bij ‘de vraag achter de vraag’ te komen. Door die samenvatting te laten zien, hoop ik daar ruimte voor te creëren. Toen ik die nog zelf moest maken, kon dat niet. De patiënt was dan m’n spreekkamer al uit.”
Van Oorschot maakt ook dagelijks gebruik van chatbots om ingewikkelde medische vragen van patiënten te kunnen beantwoorden. Hij heeft abonnementen op AskAletta en EvidenceHunt, chatbots die zijn gevoed met betrouwbare medische informatie – in tegenstelling tot reguliere chatbots als ChatGPT en DeepSeek. Dat zijn vooral goede taalmodellen, omdat ze zijn getraind met onvoorstelbaar grote hoeveelheden tekst. Maar omdat er ook veel feitelijk onjuiste informatie in wordt gestopt, komen er veel onwaarheden uit.
„Ik krijg vaak te horen van een patiënt: ik heb iets gelezen over dit medicijn, zou dat iets voor mij kunnen zijn? Dan kijk ik eerst bij AskAletta, dat meer in de Nederlandse gezondheidsrichtlijnen zoekt. Als dat niet het gewenste antwoord oplevert ga ik naar EvidenceHunt, dat meer is getraind om te zoeken in de medisch-wetenschappelijke literatuur”, vertelt Van Oorschot.
Het gebruik van AI heeft hem een betere huisarts gemaakt, vindt hij. „Ik kan nu kwalitatief goede antwoorden geven op vragen waarop ik vijf jaar geleden waarschijnlijk een antwoord verschuldigd was gebleven.”
Minister Agema moet niet denken dat ze hiermee al onze problemen oplost
Laagdrempelig
Er zijn weinig huisartsen die zoveel tijd investeren in AI als Van Oorschot. Maar hebben die AI-tools hem tijdwinst opgeleverd, vraagt een huisarts uit Woerden tijdens de nascholing. Van Oorschot: „Het korte antwoord is nee.”
De veelheid aan tools heeft namelijk ook een keerzijde: wie meer gereedschap tot zijn beschikking heeft, kan meer repareren. Van Oorschot merkte dat al tijdens de coronapandemie, toen huisartsenpraktijken in rap tempo digitaliseerden om patiënten te kunnen blijven helpen. „Mensen konden online hun vragen aan ons stellen. Toen kregen we plots vragen als: welke hor moet ik installeren tegen muggen?” Hij lacht. „Je wil al je patiënten helpen. Maar uiteindelijk ben je daar door die laagdrempeligheid meer tijd aan kwijt dan voorheen.”
Als de cursus in Utrecht op z’n eind is gekomen wil de Arnhemse huisarts Sanne Nooteboom nog iets zeggen tegen NRC: „Ik vond het echt een hele leuke nascholing en er zat genoeg tussen wat ik wil gebruiken, maar mevrouw Agema moet niet denken dat ze hiermee al onze problemen oplost. Ze moet niet denken dat we hiermee klaar zijn.”
„Het kan niet zo zijn dat minister Agema weigert op andere manieren te kijken naar de problemen waar de zorg mee kampt”, licht Nooteboom later toe. „De huisartsenzorg kampt al met grote personeelstekorten, terwijl de zorgvraag alleen maar groter wordt. We zullen dankzij die AI-foefjes vast een stukje efficiënter worden, maar ze zullen niet leiden tot een structurele verlichting van onze werkdruk.”
„AI moet nu alle problemen die we hebben oplossen”, zegt ook Van Oorschot. „Maar als je een stapje teruggaat en met een metablik kijkt naar het probleem, dan zijn er misschien wel betere oplossingen. Waarom zouden we bijvoorbeeld niet gewoon een deel van de administratie afschaffen? Al die controlemechanismen zijn geboren uit wantrouwen naar de zorgverlener. Als we meer zouden uitgaan van vertrouwen, dan zouden we ook niet allemaal dure AI-software hoeven aanschaffen.”
Het kabinet-Schoof wil wéér veehouders uitkopen. Het is de belangrijkste concrete actie uit het vrijdag gepresenteerde stikstofplan van de ministeriële commissie die Nederland ‘van het slot’ moet halen. Dit jaar besteedt het ministerie van Landbouw nog eens 750 miljoen euro aan een opkoopregeling, gericht op veehouders met „de meest urgente stikstofproblematiek”.
De afgelopen jaren stak de rijksoverheid al 3 miljard euro in twee grote uitkoopregelingen voor de landbouwsector. Aan zogenoemde ‘piekbelasters’, de drieduizend veehouderijen die het meest bijdragen aan de stikstofproblematiek, bood de staat 120 procent van de bedrijfswaarde. Kleinere uitstoters konden zich laten uitkopen voor 100 procent van de waarde.
De interesse was groot – er moest geld bij om aan de vraag te voldoen. Daarom stelt het kabinet nu weer voor boeren uit te kopen, zei premier Dick Schoof na afloop van de ministerraad op vrijdag: „Er wordt massaal op ingetekend – en dat budget is ook snel op. Ik denk dat het een heel nuttig instrument is.”
Ondanks de grote interesse – zo’n 1.600 boeren hebben zich inderdaad aangemeld – viel de stikstofopbrengst tegen. Onlangs stuurde minister Femke Wiersma (Landbouw, BBB), de eerste resultaten naar de Kamer. Er zal gemiddeld zo’n 35 mol stikstof per hectare per jaar worden gereduceerd, ongeveer 7 procent van wat gemiddeld nodig is.
„Uitkoopregelingen zijn helemaal niet effectief om de stikstofdepositie in grote mate terug te dringen”, zegt Jan Willem Erisman, hoogleraar milieu en duurzaamheid aan de Universiteit van Leiden. Hens Runhaar, hoogleraar beleid en sturing voor duurzame voedselsystemen aan de Universiteit van Utrecht, noemt de opkoopregelingen „veel geld voor een beperkte reductie”. „Je kunt het geld veel beter gebruiken.”
De nieuwe uitkoopregeling levert waarschijnlijk nog minder op. Daan Boezeman van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) deed onderzoek naar 25 jaar uitkoopregelingen in de landbouwsector. Door stapeling van dergelijke regelingen wordt het steeds moeilijker veehouders te verleiden hun bedrijf te staken, zegt hij. „Je houdt de economisch rendabele bedrijven over.” Die bedrijven staan er nu zelfs beter voor, doordat andere zijn gestopt, stelt Boezeman. „De kosten om mest af te zetten gaan naar beneden en hun onderhandelingspositie ten opzichte van leveranciers verbetert.” Deze bedrijven zullen zich niet snel laten uitkopen.
‘Perspectief’
Of de opbrengst van de vorige uitkoopregelingen mee- of tegenvalt, wil minister Wiersma desgevraagd niet zeggen: „Ik stuur niet op een bepaald percentage of aantal boeren dat moet stoppen – sterker nog, ik wil juist zoveel mogelijk boeren perspectief bieden, zodat zij door kunnen met het mooie werk dat zij doen.” Voormalig minister Christianne van der Wal (VVD) had wel de „inspanningsverplichting” om het landelijke stikstofoverschot met gemiddeld 20 procent te laten dalen. Wiersma noemde dat in een Kamerdebat een „ambitie van het vorige kabinet”.
Dat de vorige uitkoopregeling minder reductie opleverde dan verwacht, komt voor een groot deel door het vrijwillige karakter, zegt Runhaar. Het maakt voor de stikstofwinst veel uit wélke boerenbedrijven uitgekocht worden, want de impact op de natuur hangt af van de omvang van het bedrijf en de nabijheid van kwetsbare natuurgebieden. Een minder gerichte regeling is „schieten met hagel”, zegt Runhaar.
Commissievoorzitter Johan Remkes stelde in 2022 voor om de vijf- tot zeshonderd grootste piekbelasters aan te pakken – dan zouden zo min mogelijk bedrijven geraakt worden. Het ministerie van Financiën rekende uit dat álle Nederlandse stikstofdoelen behaald kunnen worden door heel doelgericht vijfduizend veebedrijven op te kopen.
Maar vrijwilligheid is voor dit kabinet een „fundamenteel uitgangspunt”, stelt het ministerie van Landbouw. Een woordvoerder: „Vrijwilligheid maakt snellere uitvoering mogelijk dan verplichte maatregelen, die vaak tot lange juridische procedures leiden en waar veel geld mee gemoeid kan zijn.”
Ook de nieuwe uitkoopregeling is vrijwillig, benadrukt Wiersma. Welke boeren in aanmerking komen voor de nieuwe regeling is niet exact duidelijk: de regeling richt zich „op gebieden met de meest urgente stikstofproblematiek”.
Door de vrijwillige en minder gerichte aanpak legde de overheid in het verleden soms enorme bedragen op tafel om relatief kleine hoeveelheden stikstof te reduceren. Zo betaalde de overheid zo’n 20 miljoen euro om een stal met 18.500 varkens in Grubbenvorst, Limburg, te sluiten , bleek uit onderzoek van NRC en Follow The Money. Het ministerie van Landbouw wilde de vraag of dit bedrag doelmatig besteed is niet beantwoorden. „We kunnen geen informatie delen over een individuele aanvraag.”
Lees ook
Lees ook: Drie keer de goudprijs voor een gram minder stikstof – hoe duur het kan zijn om een varkensboer uit te kopen
Boezeman van het PBL ziet ook een ander probleem. „Het lukt wel om aantrekkelijke uitkoopregelingen op te tuigen, maar ander beleid komt heel moeizaam van de grond”, zegt hij. Als er samen met de uitkoopregeling strengere regels waren aangekondigd had de uitkoopregeling meer kunnen opleveren, denkt Boezeman. „Dan moet een veehouder kiezen: of het bedrijf aanpassen, of meedoen aan de uitkoopregeling.”
Het kabinet stelt nu voor om elk bedrijf een specifiek uitstootdoel op te leggen. Het is onduidelijk hoe hard dit doel wordt, en of het gehandhaafd gaat worden. Het kan bovendien jaren duren voor dat plan is uitgewerkt.
Een uitkoopregeling uitvoeren kost ook veel tijd, stelt Boezeman. De Europese Commissie moet deze vorm van staatssteun eerst goedkeuren. „Bedrijven moeten zich eerst inschrijven, die aanvragen moeten beoordeeld worden, dan moet er nog gestopt worden. Vergis je niet hoe lang dat allemaal duurt, je bent al snel in 2030.”
Premier Schoof denkt dat Nederland „dit jaar nog geleidelijk van het slot gaat”. Schoof: „We blijven hard aan de slag, in de wetenschap dat we de zaak vandaag echt niet hebben afgerond.”
Lolita. U weet wel, dat meisje met de hartvormige zonnebril. Dat kind dat onder de tuinsproeier in een doorweekt, doorschijnend jurkje, een magazine ligt te lezen. Zeventig jaar geleden, in 1955, maakte men voor het eerst kennis met haar, in Vladimir Nabokovs gelijknamige roman, en sindsdien is ze een begrip. Of je dat boek nu gelezen hebt of niet, je hebt van haar gehoord, deze jonge ‘nimfijn’, het onweerstaanbare kindvrouwtje, achilleshiel van elke brave man. Althans, zo wordt ze doorgaans geïnterpreteerd.
We kennen haar überhaupt haast alleen via andermans interpretaties. In zijn roman laat Nabokov Humbert Humbert over haar aan het woord, een man van middelbare leeftijd. Humbert beschrijft hoe hij een kamer huurde bij de weduwe Haze en haar twaalfjarige dochtertje Dolores (Lolita is zijn koosnaampje voor haar). Hij begeert het meisje en er ontwikkelt zich een seksuele relatie tussen hen. Subtiel – te subtiel voor veel lezers – maakt Nabokov duidelijk dat Humbert een onbetrouwbare verteller is. Hij beweert door het meisje verleid te worden, maar niets in haar handelingen wijst daarop. Hij is het zelf, die haar verschijning erotiseert.
Nabokov heeft willen onderzoeken hoe iemand zich zodanig kan verliezen in een erotische obsessie, dat hij, om die obsessie te voeden, bereid is alle morele grenzen te negeren. Nabokovs Humbert houdt zichzelf voor zich in een opwindend liefdesverhaal te begeven, terwijl hij in wezen onderwerp (lees: aanstichter) is van een verhaal over pedofilie, kidnapping en verkrachting. Hoe ver kun je een lezer meenemen in de zelfrechtvaardiging van zo iemand, daarin was Nabokov geïnteresseerd.
Ver dus, kennelijk. Want wrang genoeg is het het door Humbert geseksualiseerde beeld van het kind, en niet de afschuwwekkende grensoverschrijdingen die hij begaat, wat bij de meeste lezers beklijft. Lolita wordt in woordenboeken gedefinieerd als ‘een jong, wellustig meisje’.
F*ck Lolita van Het Zuidelijk Toneel. Foto Sofie Knijff
In de fantastische theatervoorstelling F*ck Lolita laten regisseur Silke van Kamp en schrijver Annet Bremen dit meisje nu zelf aan het woord. Humbert is er wel, vertolkt door Joep van der Geest, maar zwijgt. Lolita ontsteeg eerder het lijdend voorwerp in het Nederlands theater, bijvoorbeeld in Lolita van Club Lam uit 2021.
F*ck Lolita is een genuanceerde, scherpe, krachtige monoloog, die niet alleen gaat over de dynamiek tussen Lolita en Humbert maar, via hen, over de alomtegenwoordige seksualisering van jonge meisjes (wrang zijn bijvoorbeeld de biografieën van de actrices die Lolita speelden in de verfilmingen); over hoezeer men bereid is weg te kijken van seksueel misbruik; over de macht van degene die het woord krijgt; over hoe misbruikslachtoffers geneigd zijn zichzelf te beschouwen als aanstichter; over hoe trauma werkt; over de misvatting dat daders ‘monsters’ zouden zijn – vaak zijn het schokkend normale, vriendelijke mensen. Twee uur lang enerverend, hoogst urgent theater is het.
Keja Klaasje Kwestro speelt Lolita, en doet dat weergaloos. Op de een of andere manier zijn vrouwenrollen in haar vertolking nooit verontschuldigend, nooit geïnfecteerd door schaamte of spot, hoe kwetsbaar of naïef of gretig-kirrend ze ze ook neerzet. Haar Lolita is prachtig veelkantig. Afwisselend speels en bazig en geestig en razend eist ze die ruimte voor zichzelf op.
Ze laat je kennismaken met de kleine Dolores, grootgebracht door een door rouw verscheurde moeder, die haar niet vast kan houden „omdat ze denkt: als je iets vasthoudt gaat het dood.” Het kind dat er desondanks naar hunkert aangeraakt te worden. Het kind dat onstuimig nieuwsgierig is naar hoe dat is, tongen met jongens. Het kind dat op de hoge hakken van de moeder van een vriendinnetje over straat paradeert, in de hoop dat er een man naar haar kijkt.
En we zien de volwassen versie van haar, de oude vrouw die, na een lang leven getekend door zelfverwijt, nu inziet dat geen enkele kinderlijke hunkering of gedraging ooit een rechtvaardiging mag vormen voor kindermisbruik. Een vrouw die weigert nog langer als andermans guilty pleasure te fungeren. Die de schaamte, vergelijkbaar met heldin Gisèle Pelicot, teruggeeft aan degene die hem toebehoort.
Dolores Haze was niet wellustig. Ze was geen achilleshiel. Misschien is het tijd dat we dat beeld van haar overschrijven.
Ze was twaalf.
Lees ook
Deze recensie van een essaybundel: ‘Wat betekent Lolita in onze tijd?’