Het gesprek met Niels Laros is nog geen anderhalve minuut bezig als de wereldkampioenschappen atletiek ter sprake komen. In september dit jaar worden die gehouden in de Japanse hoofdstad Tokio, en Laros mikt op deelname aan de 1.500 meter, een van de meest prestigieuze en zwaarst bezette onderdelen in de sport.
In Japan zullen grote namen als wereldrecordhouder Jakob Ingebritsen (Noorwegen), wereldkampioen Josh Kerr (Verenigd Koninkrijk), en de Amerikaanse olympisch kampioen Cole Hocker aan de start staan. Dat weerhoudt Laros er niet van een uitgesproken doel te hebben voor de WK: „Ik wil meestrijden om de medailles. En ik denk dat dat ook wel realistisch is.”
Aan ambitie geen gebrek bij de pas 20-jarige Laros, die is gespecialiseerd in de middellange afstanden (800 en 1.500 meter) en geldt als een van de allergrootste atletiektalenten. Hij werd vorig jaar in de olympische finale in Parijs zesde op de 1.500 meter, werd uitgeroepen tot Europees atletiektalent van 2024, genomineerd voor wereldtalent van het jaar en verbrak de afgelopen seizoenen verschillende nationale records. „In de positie waarin ik nu zit, maak ik deel uit van de wereldtop. Om dan te zeggen dat ik dit jaar alleen maar ervaring op wil doen, vind ik ambitieloos. Ik wil presteren, resultaten halen is wat de sport mooi maakt. Daar doe ik het voor.”
Lees ook
Lees ook: Waarom de 1.500 meter bij de mannen zo populair is
Het is snel gegaan met de carrière van Laros, sinds hij drie jaar geleden overstapte naar de nationale trainingsselectie onder leiding van de Poolse trainer Tomasz Lewandowski, en op zichzelf ging wonen op Papendal. Zijn leven bestaat uit trainingskampen en wedstrijden. „Ik denk dat ik maar twee maanden per jaar thuis ben. Dat is niet veel, maar het bevalt me prima.”
Weddenschap om een auto
Laros spreekt via een digitale verbinding vanuit Font Romeu, een bergdorp in de Franse Pyreneeën op 1.800 meter hoogte. In de ijle lucht daar heeft hij zich de voorbije zes weken voorbereid op het buitenseizoen, dat hij afgelopen weekend aftrapte met een 5.000 meter-wedstrijd in Nice. Komende maandag komt hij op de FBK Games in Hengelo in actie op de 800 meter.
Leven doet hij vanuit een koffer en een rugzak. Acht paar spikes en hardloopschoenen, een berg sportkleding en wat boeken en spelletjes, soms zijn PlayStation, meer heeft hij niet bij zich.
„Ik reis veel sinds ik op mijn zeventiende uit huis ben gegaan, dus ik ben het wel gewend. Ik kan inmiddels makkelijk mijn eigen plek vinden”, zegt Laros. Hij trainde de afgelopen jaren in landen als Kenia, de VS, Zwitserland en Zuid-Afrika, en reisde voor wedstrijden de hele wereld af. „Ik vind dat wel leuk, nieuwe plekken ontdekken, met het team op reis zijn. Het zijn vooral de mensen om me heen, de groep waar ik mee train, die het als thuis laten voelen. Dan maakt het niet uit waar je zit.”
Zijn ouders vinden het minder leuk dat ze hun zoon zo weinig zien, maar ze begrijpen het wel. Zijn vader Marcel Laros werd in 1995 Nederlands kampioen op de 1.500 meter en was ook twee keer nationaal de beste op de 3.000 meter steeplechase. Moeder Sandra Laros-Hofmans won in 1998 de Nederlandse titel op de 3.000 meter indoor. De twee ontmoetten elkaar op de universiteit van El Paso in de Amerikaanse staat Texas, waar ze beiden met een atletiekbeurs studeerden. Laros’ twee jaar oudere broer Lars loopt ook de 1.500, 3.000 en 5.000 meter en studeert met een atletiekbeurs aan Wingate University in North Carolina.
Toch is het niet zo dat hij opgroeide op de atletiekbaan, zegt Laros. Zijn ouders waren al een tijdje met atletiek gestopt toen hij werd geboren. Wel liepen ze zo nu en dan een wedstrijd in de buurt van het Brabantse Oosterhout, waar Laros vandaan komt, en dan deed de jonge Niels mee aan de Kids Run. „Maar ik deed naast atletiek ook aan voetbal, dat vond ik ook leuk.”
Op de atletiekbaan was meteen duidelijk dat Laros talent had; altijd eindigde hij in jeugdwedstrijden vooraan. Zijn ouders hielden hem echter lang voor dat veel jonge talenten de top niet halen. „Ze hebben me nooit opgehemeld, maar bleven realistisch.” Pas toen Laros ook internationale wedstrijden mocht gaan lopen en daar goed presteerde, draaiden ze bij. „Ze zeiden: als dit je droom is, moet je die najagen.”
Zijn ouders daagden hem uit door weddenschappen met hem aan te gaan; als hij hun persoonlijke records verbrak, kreeg hij een lunch (van zijn moeder) en een auto (van zijn vader). Het begon als grap. „Ze dachten niet dat toen ik als jonge jongen zo hard liep, ik ook echt zo goed zou worden.”
De persoonlijke records van zijn ouders zijn inmiddels verbroken, maar de auto heeft Laros nog niet gekregen. „Eerst mijn rijbewijs halen.” Een nieuwe weddenschap, voor als hij bijvoorbeeld een wereldrecord loopt, is er niet meer gekomen. „Misschien durven ze niet meer”, lacht Laros.

Extra versnelling
De atletiekachtergrond van zijn ouders kwam van pas toen Laros’ ontwikkeling als jonge atleet in de knel kwam door zijn schoolverplichtingen. „Er was veel gedoe met school, maar gelukkig snappen mijn ouders hoe dit wereldje werkt en wat je ervoor over moet hebben.” Laros stapte over van de vijfde klas van het gymnasium naar 5 havo, en deed twee jaar over zijn examenjaar. „De overgang naar de topsportschool viel eigenlijk wel mee, het was vooral lastig dat ik ineens naar een andere school ging dan waar al mijn vrienden zaten. Toen ik halverwege de vijfde op het gymnasium de uitnodiging kreeg voor Papendal, ging het in het half jaar erna echt dramatisch slecht op school. Ik weet niet of ik wel was overgegaan. Ik vond hardlopen gewoon belangrijker.”
Van zijn coach Tomasz Lewandowski leerde Laros wat het betekent om topatleet te worden. „Daarvoor was het enige wat ik deed hardlopen. Daarbuiten deed ik niet zoveel bijzonders. Nu maken we bijna net zoveel uren buiten het lopen als met het lopen zelf.” Er kwam aandacht voor krachttraining, blessurepreventie, tactiek.
Een van Laros’ vroegere idolen was de Pool Marcin Lewandowski, de broer van zijn huidige coach. „Hij liep tactisch altijd heel erg goed, dat vond ik mooi om naar te kijken. Nu weet ik dat hij zo goed liep omdat Tomasz hem vertelde wat hij tactisch moest doen in een wedstrijd.” Ook een ander idool van Laros, Matthew Centrowitz uit de VS, was tactisch een sterke loper. „Hij werd olympisch kampioen in een race waarin iedereen 25 seconden boven zijn pr liep. Dat was echt een mooie race.”
Laros lepelt het zo op. „Als je mij naar een wedstrijd vraagt, weet ik vrijwel zeker de tijd die ik liep en hoe die race verliep.” Hij weet nog precies waarom de halve finale op de WK atletiek in Boedapest een van de beste races uit zijn carrière was („Ik haalde de finale, dus dat was tactisch uitzonderlijk goed”), maar kan ook direct benoemen welke tactische fouten hij maakte in de series op de EK atletiek in Rome vorig jaar („Ik zat te ver van achter, ik was gewoon niet scherp genoeg”) en in de WK-finale in Boedapest in 2023 („Door de energie die ik kreeg van het idee dat ik mijn eerste WK-finale liep, ging ik er te vroeg voor”).
Hij kan nóg beter, daarvan is Laros overtuigd. Niet alleen op tactisch vlak, maar ook qua snelheid, uithoudingsvermogen en alle andere facetten die bij topsport horen. „Het is misschien een stom antwoord, maar ik denk dat als ik mezelf op één vlak heel erg zou verbeteren, dat ten koste gaat van iets anders. Als ik nu supersterk zou worden, is dat leuk voor in de sportschool, maar ik ga er niet twee seconden sneller van lopen op de 1.500 meter. Door op alle vlakken een beetje beter te worden, ga ik echt vooruit.”
Afgelopen zomer ervoer Laros het, in aanloop naar de Olympische Spelen. „Elke training was raak, ik had het gevoel dat ik telkens meer kon doen, waardoor ik een extra versnelling in de benen had als het lastig werd tijdens wedstrijden.” Het resulteerde in die zesde plek op de 1.500 meter in Parijs.
Dit jaar mikt Laros nog wat hoger. Want vergeet niet, zegt hij, dat de afgelopen jaren vrijwel alles nieuw voor hem was; nationale en internationale kampioenschappen, Diamond League-wedstrijden, het halen van finales op eindtoernooien. Hij heeft pas een vol seizoen meegedraaid op het hoogste niveau.
Die gewenning kost energie, heeft hij gemerkt. En ja, hij moet zijn vaste plekje in de wereldtop nog vinden. „Maar we zijn alvast goed onderweg.”
