Aspirant-ministers moeten vooral zichzelf screenen

„Er is nauwelijks een meer gescreende persoon te vinden dan meneer Schoof”, zei NSC-leider Pieter Omtzigt grappend toen in mei de naam van de nieuwe premier bekend werd gemaakt. En hij had gelijk: Dick Schoof heeft jarenlange ervaring als hoogste ambtenaar van het ministerie van Justitie en Veiligheid en verschillende veiligheidsdiensten. Ambtenaren in die functies worden onderworpen aan uitgebreide veiligheidsonderzoeken voor zij die baan krijgen. Het gaat daarbij niet alleen om een mogelijk strafblad of een belastingschuld. Misschien zijn ze wel chantabel, leiden ze een dubbelleven of hebben ze sympathieën voor niet-bevriende naties.

Maar hoe zit het met de 28 andere kabinetsleden die eind deze maand moeten worden gepresenteerd? Voordat zij langskomen bij de vier partijleiders en formateur Richard van Zwol moeten zij gescreend zijn. Die screening duurt volgens betrokkenen hooguit enkele dagen, dus hoe diep gaat zo’n onderzoek?

Alles wordt op het bordje van de formateur gegooid en moet in de allerlaatste fase onderzocht worden

Paul Bovend’Eert
hoogleraar staatsrecht

Die vraag is extra relevant nu één van de namen die rondgaat die van Tweede Kamerlid Gidi Markuszower (PVV) is. Markuszower zou in beeld zijn als minister van Asiel en Migratie. Hij trok zich in 2010 terug van de kandidatenlijst van de PVV. Dat gebeurde nadat Geert Wilders een brief kreeg van toenmalig minister Ernst Hirsch Ballin (Binnenlandse Zaken, CDA) met belastende informatie van de AIVD over Markuszower. Hij werd toen gezien als „risico voor de integriteit” van Nederland, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een organisatie die informatie heeft overgedragen aan „een buitenlandse mogendheid”. Volgens bronnen destijds ging het om Israël.

Screening ‘te vrijblijvend’

„De screening van kandidaat-bewindspersonen is behoorlijk vrijblijvend”, zegt de Nijmeegse hoogleraar staatsrecht Paul Bovend’Eert. Het onderzoek naar eventuele onregelmatigheden of integriteitsschendingen is bij kandidaat-bewindspersonen veel oppervlakkiger dan bij ambtenaren in gevoelige functies. Bovendien, zegt hij: veel wordt overgelaten aan de onderzochte persoon zélf.

Sinds anderhalf jaar is er een gedragscode voor bewindspersonen. Daarin staat aan welke eisen een minister of staatssecretaris moet voldoen. Zij of hij moet „weten wat er speelt in de samenleving” en „zich behoorlijk gedragen in contacten met burgers”.

Bewindspersonen moeten, uiteraard, ook integer zijn. Daarover staat in de code dat bewindspersonen voor hun benoeming zélf een risicoanalyse moeten doen. Ze moeten, met hulp van een vragenlijst, bij zichzelf nagaan of ze misdrijven hebben gepleegd, of er andere financiële belangen zijn of dat ze haatzaaiende teksten op sociale media hebben geplaatst. Na die analyse komt het gesprek met formateur Richard van Zwol en kandidaat-premier Schoof. Daar moeten de kandidaten alles melden wat mogelijk niet deugt en is het aan Van Zwol en Schoof om te beslissen of de opgebiechte kwesties ernstig zijn.

Basale vragen

Daarbij worden de kandidaten onderworpen aan een kort extern onderzoek, in AIVD-jargon: ‘de naslag’. Het gaat hierbij om basale vragen: is de persoon bekend bij de AIVD? Heeft zij of hij een belastingschuld? En: is er een strafblad? Diep gaat dat onderzoek niet. De AIVD meldt op de eigen website dat alleen onderzocht wordt „of iemand in onze systemen voorkomt en zo ja, hoe. Wij geven geen advies aan de formateur of minister-president.”

Soms gaat het mis. In 2012 trad staatssecretaris Co Verdaas (Sociale Zaken, PvdA) kort na zijn aantreden alweer af, omdat hij als provinciebestuurder in Gelderland ten onrechte een grote hoeveelheid autoritten had gedeclareerd. Deze kwestie, zegt Paul Bovend’Eert, had voorkomen kunnen worden als de screening beter was geweest. „Maar dat geldt ook voor twee voordrachten die Geert Wilders in deze formatie heeft gedaan: die van Gom van Strien als informateur, en die van Ronald Plasterk als kandidaat-premier.” Beiden kwamen in opspraak door publicaties in NRC over kwesties die aan hun integriteit raakten. Wilders nam zelf afscheid van Van Strien, Plasterk trok zich eind mei terug als premierskandidaat.

Bovend’Eert: „De rol van de partijleider zou groter kunnen zijn dan nu. Nu wordt alles op het bordje van de formateur gelegd, en moet alles in de allerlaatste fase van de formatie nog onderzocht worden. Politiek leiders kunnen zélf beginnen met screenen. Ze kunnen een uitgebreid cv opvragen, nagaan wat kandidaten in het verleden hebben gedaan of in het openbaar hebben gezegd. Je kunt alvast een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vragen. Het is op zich vrij simpel.”


Lees ook

Prestigieuze ministeries gaan naar VVD en NSC, maar de PVV kan zich straks uitstekend profileren

Kamervoorzitter Martin Bosma (rechts) ontvangt beoogd premier Dick Schoof in de Tweede Kamer.

Daarbij zou de risico-analyse „een stuk zwaarder en degelijker” kunnen, zegt Bovend’Eert. Maar regels rondom de integriteit van bewindspersonen zijn, zegt hij, nog altijd schokkend slecht geregeld. Ook rondom hun activiteiten na het vertrek uit de politiek. De Tweede Kamer moet nog een wetsvoorstel van het huidige demissionaire kabinet behandelen, dat regelt dat bewindslieden na hun ontslag geen functie gaan vervullen waarin het gevaar op belangenverstrengeling bestaat. Ze moeten een ‘afkoelperiode’ in acht nemen, en advies vragen over een nieuwe baan aan een onafhankelijk college. Bovend’Eert: „Er is overal goede wil om dit beter te regelen. Maar ik mis nog altijd de urgentie en ambitie om regels over integriteit minder vrijblijvend te maken.”

Correctie (12-6-2024): In een eerdere versie van dit artikel stond dat alle 29 ministers en staatssecretarissen op het bordes worden gepresenteerd. Dat is alleen het geval bij de ministers.