N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Ashleigh Moolman, wielrenner De Zuid-Afrikaanse Ashleigh Moolman (37) wil in de Tour de France Femmes stunten met haar nieuwe ploeg nadat ze ontevreden vertrok bij Nederlands SD Worx. „Het was een ploeg met veel egocentrische persoonlijkheden.”
Twee weken voor de Tour begint, verschijnt het gezicht van Ashleigh Moolman (37) levensgroot op een scherm in het hoofdkantoor van haar hoofdsponsor. Ze zit op een berg in de Pyreneeën, waar ze zich op hoogte klaarstoomt voor wat misschien wel de wedstrijd van haar leven wordt.
Een handvol journalisten is naar Brussel gekomen om de ploegenpresentatie van AG Insurance – Soudal Quick-Step bij te wonen, het team dat tijdens de eerste editie van de Tour de France Femmes vorig jaar nog maar net kwam kijken en een figurantenrol speelde – op een paar dagen de witte trui met Julia Borgström na dan. Maar dat zal dit jaar anders zijn. De ploeg, onder leiding van oud-toprenster Jolien d’Hoore, heeft grote ambities. En dan vooral met kopvrouw Moolman. Zij is duidelijk over haar doel: ze wil de Tour winnen. En waarom ook niet? „Ik ben nog nooit zo goed geweest.” Vorig jaar viel ze uit met hetzelfde buikvirus dat Annemiek van Vleuten bijna velde.
In de meeste voorbeschouwingen op de Tour zal ze niet genoemd worden. Daarin gaat het vooral over Van Vleuten en Demi Vollering, die op basis van hun seizoen tot nu – Vollering domineerde in de klassiekers, Van Vleuten won al de Giro en de Vuelta – de grootste aanspraak maken op de gele trui in finishplaats Pau, op zondag 30 juli. Maar Moolman, bezig aan haar dertiende seizoen als prof, voelt aan alles dat ze op haar 37ste niet per se voor de twee favorieten onder hoeft te doen. Al die jaren van training vertalen zich in haar beste waarden op de fiets ooit. En bovendien zit ze in een „fijne mental space”.
De overstap die ze dit seizoen maakte van SD Worx – de sterke ploeg van Vollering – naar de veel bescheidenere Belgische vrouwenploeg van Patrick Lefevere, heeft haar uitermate goed gedaan. „Het hele team staat nu 100 procent achter me”, zegt ze. „Dat was de afgelopen jaren wel anders. Bij SD Worx had ik het moeilijk. Daar heb ik nooit het gevoel gehad dat ze in mij geloofden.”
Niet op haar plek
In haar jaren bij de ploeg van ploegleiders Danny Stam, Lars Boom en Anna van der Breggen won ze drie wedstrijden, waaronder een rit in de Giro en het eindklassement in de Ronde van Romandië, waar ze Van Vleuten klopte. Maar toch zat ze er niet op haar plek. „Het was een ploeg met veel egocentrische persoonlijkheden”, zegt ze. „Om kopvrouw te worden, moest je dat ook zijn. Er werd veel geschreeuwd, en hard ook. Daar kan ik niet tegen, het past niet bij me. Daardoor werd mijn rol vaak geneutraliseerd.”
Bij SD Worx zagen ze ook dat het niet werkte met Moolman. Maar dat had niet zozeer met haar persoonlijkheid te maken, maar met haar fysieke capaciteiten, zegt Anna van der Breggen aan de telefoon. „Bij onze ploeg kiezen we altijd voor de renster met de grootste winkansen. Soms moet je realistisch zijn in wat je wel, en wat je niet kan. Ik denk dat wij daarin soms van mening verschilden. Daarom is het ook goed dat ze nu bij een ploeg rijdt waar ze wel gewoon de enige kopvrouw is. Daar was ze naar op zoek. En dat was bij ons niet mogelijk.”
Bevrijd van die ketens, heeft Moolman het zo naar haar zin, dat ze vlak voor de Tourstart besloot om nog een jaar langer te blijven fietsen dan de bedoeling was. Onder de Nederlandse ploegmanager Natasha den Ouden, die Moolman na hun eerste ontmoeting „soulmate” noemde, voelt ze zich thuis. „Ze zijn als familie.”
Ashleigh Moolman, geboren in Pretoria, had „niet de gemakkelijkste jeugd”, zegt ze in een tweede Zoom-gesprek een paar dagen later. Toen ze vijf was, scheidden haar ouders. Ze woonde bij haar moeder en zag haar vader in de weekenden en vakanties. Thuis hadden ze het niet breed, moeder Frances had moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Die omstandigheden motiveerden Moolman om het uiterste uit haar eigen leven te halen, om onafhankelijk te zijn. „De enige manier om dat in Zuid-Afrika te bereiken is via een fancy studie en een goed salaris”, vertelt ze. „Je kunt de beste dokter worden. Omdat de gezondheidszorg geprivatiseerd is, krijg je als arts erg goed betaald.”
Ernstig gewond
Het had niet veel gescheeld of Moolman was nooit aan een studie begonnen. In haar laatste jaar op de middelbare school raakte zij bij een val van haar paard ernstig gewond aan haar hoofd – ze droeg geen helm. Artsen zeiden dat ze dermate veel hersenschade had opgelopen dat ze waarschijnlijk nooit zou gaan studeren. Moolman is hen eeuwig dankbaar. Want door die diagnose raakte ze tot op het bot gemotiveerd. „Zo’n bijna-doodervaring kan ervoor zorgen dat je alles uit het leven wil halen. Ik werd er een streber van.”
Moolman werd uiteindelijk op twee gerenommeerde universiteiten in Zuid-Afrika aangenomen. Ze kon geneeskunde of chemical engineering gaan doen. Ze koos voor dat laatste omdat ze analytisch sterk is en een goed probleemoplossend vermogen heeft. Daar heeft ze nu als wielrenster, vooral op tactisch gebied, ook voordeel bij. Ze kan de koers lezen en heeft een voorliefde voor de getallen op haar fietscomputer.
Met de zaak daag ik mijn brein uit, waardoor ik op de fiets alleen fysiek bezig hoef te zijn
Aan het begin van haar carrière, toen ze voor de Belgische ploeg Lotto Belisol reed, kreeg ze soms het verwijt dat ze te veel nadacht, te slim was voor een renster. Ze was ook veel bezig met randzaken. Wilde het vrouwenwielrennen naar een hoger plan tillen. Dan miste ze tijdens de koers een belangrijke demarrage, omdat ze met haar gedachten elders zat. Maar inmiddels weet ze hoe ze dat beteugelt. In het Spaanse Banyoles, vlak boven het wielerwalhalla Girona, runt ze met haar echtgenoot een bedrijf voor fietstoeristen. „Met de zaak daag ik mijn brein uit, waardoor ik op de fiets alleen fysiek bezig hoef te zijn.”
Ze begon laat met wielrennen, pas op haar twintigste. Voor die tijd zat ze wel in universiteitsteams met hockey en atletiek, maar dacht ze „een normale meid” te zijn. Totdat ze een zetje kreeg van haar man, triatleet Carl Pasio, na afloop van een rit op de mountainbike. Hij had gezien hoe makkelijk ze bergop reed en vond dat ze haar geluk moest beproeven als wielrenster. „Omdat hij in mij geloofde, deed ik dat uiteindelijk ook.”
Ze begon lokale wedstrijdjes in Zuid-Afrika te winnen, eindigde op het podium bij nationale kampioenschappen, won die trui een paar keer. Toen ze klaar was met haar studie, besloot ze in de zomermaanden naar Europa te gaan, omdat het niveau er veel hoger is. Sinds 2018 woont ze voltijds in Spanje met haar man. Als ze dit avontuur aan zou gaan, zou ze het ook met volle overgave doen. „Ik ben niet iemand die alleen maar mee wil doen aan de Olympische Spelen. Dan wil ik winnen ook.”
Iets terugdoen
Inmiddels heeft ze 47 profzeges op haar naam staan en werd ze meerdere keren tot Zuid-Afrikaans sportvrouw van het jaar verkozen. Ze gebruikt haar podium om iets terug te doen voor meisjes die het slecht hebben in Zuid-Afrika. In Khayelitsha, een township ten oosten van Kaapstad, is ze bezig om een centrum met e-bikes te bouwen. „Die meiden daar hebben weinig. Ik wil dat ze op de fiets ontdekken hoe sterk ze kunnen zijn. Zodat ze zich daarbuiten ook sterk voelen en zelfverzekerd in het leven zullen staan.”
Met dat zelfvertrouwen zit het bij haar inmiddels wel goed. Vooral de manier waarop ze half mei een eendaagse koers in het Baskenland wist te winnen, met dank aan het werk van haar ploeg, droeg daaraan bij en maakte indruk. De Belgische Justine Ghekiere, die tijdens de coronapandemie pas begon met wielrennen, zette haar perfect af. „Dat was een van de beste wedstrijden die ik ooit reed.”
Moolman krijgt de ervaren Maaike Boogaard, de Duitse Romy Kasper en de Finse Lotte Hentalla mee, met daarnaast de jonge, gretige vrouwen Justine Ghekiere, Julia Borgström en de verrassend sterke klimster Mireia Benito uit Italië. Ze is van plan om er tijdens de eerste etappes vol in te vliegen. Ze zou het geen probleem vinden om vanaf dag één in het geel te staan. „De ploeg heeft de ballen om het agressief aan te pakken en het geel te verdedigen. Maar we zullen ook niet bang zijn om de trui weer uit handen te geven, als het spelletje dat van ons vraagt.”