Armeniërs in Nederland kijken angstig en boos naar situatie in Nagorno-Karabach: ‘Je voelt je zó machteloos, zo ver bij hen vandaan’

Vluchtende Armeniërs De inval in de enclave Nagorno-Karabach haalt bij Armeniërs in Nederland veel emotie naar boven. „Iedereen heeft weggekeken”, klinkt het bij een inzameling in Mijdrecht.

In een bedrijfsloods in Mijdrecht vullen vrijwilligers dozen met hulpgoederen voor transport naar de Armeense hoofdstad Jerevan.
In een bedrijfsloods in Mijdrecht vullen vrijwilligers dozen met hulpgoederen voor transport naar de Armeense hoofdstad Jerevan. Foto Mona van den Berg

Ruim honderdduizend mensen, binnen één week gevlucht naar Armenië. De laatste bewoners van Nagorno-Karabach, een kleine twintigduizend, zijn nog onderweg. Het heet: ‘etnische zuivering’. De regering van Azerbeidzjan heeft deze Armeense enclave (een gebied ter grootte van Zuid-Holland) met militair geweld laten innemen.

Verwanten in Nederland staan via internet nauw in contact met vluchtelingen. Wat horen zij zoal over hun lot? Het is lastig hieruit een beeld te vormen. Want óf de emoties zijn nog te heftig en te vers, óf er volgt al snel woede over Europese regeringen en internationale media. Bij herhaling klinkt het verwijt dat „iedereen heeft weggekeken”, terwijl dit conflict uit de hand liep in de zuidelijke Kaukasus.

Bekijk ook deze fotoserie: De uittocht van de etnisch Armeense enclave Nagorno-Karabach is in volle gang

Tweehonderd tassen

Vahan Avakian, ondernemer, historicus, spreekt op zakelijke toon. Als voorzitter van een Armeense culturele stichting in Amsterdam, St. Grigor Narekatsi, geeft hij leiding aan een hulpactie. Zo’n tweehonderd zakken en tassen vullen de ingang van een bedrijfsloods in Mijdrecht, bij Aalsmeer. Uit de hele regio, en soms van ver daarbuiten, komen Armeense Nederlanders aangereden om winterkleding en dekens te brengen. Een tiental vrijwilligers vult hiermee grote dozen, die zijn gemaakt voor de bloemenexport. Een exporteur uit Antwerpen, eveneens van Armeense afkomst, laat komende week een eerste hulpzending van ruim zestig dozen meerijden in zijn reguliere transport naar de Armeense hoofdstad Jerevan.

Voorzitter Avakian en zijn stichting deden dit eerder, in 2020, toen Azerbeidzjan al twee derde van het toenmalige Nagorno-Karabach veroverde. Hij vreest dat het niet de laatste keer zal zijn. De geschiedenis van Armeniërs is die van een kwetsbare (oosters-orthodox) christelijke bevolkingsgroep in een vijandige omgeving vol expansiedrift van Russische, Turkse en/of Arabische zijde.

Zelf is Avakian in 1990 uit Armenië naar Nederland gevlucht. Hij vertelt over twee gezinnen uit een dorp in Nagorno-Karabach, die hij de afgelopen week op afstand heeft begeleid bij hun vlucht. Hun huizen zijn verwoest, bij bombardementen op 19 september. Na een zware en angstige voettocht van enkele dagen bereikten zij Stepanakert, de hoofdplaats van de enclave. Van daaruit ging het gezelschap per auto naar de Armeense grensplaats Goris, via de enige weg, de Lachin-corridor. Onder normale omstandigheden is dit een rit van twee uur; in een onafzienbare file van vluchtelingen duurde dit nu meer dan een etmaal. „Gelukkig heb ik opvang bij mensen thuis voor hen kunnen regelen”, zegt Avakian. „Ze zijn veilig, maar ze gaan een hele zware tijd tegemoet om deze verschrikkingen te verwerken.”

De Armeense gemeenschap in Nederland telt circa dertigduizend mensen, van wie er zo’n drieduizend in de regio Amsterdam wonen. Een groot deel van hen komt uit het oosten van Turkije, ook in deze bedrijfsloods in Mijdrecht. Nee, ze hadden geen familie in Nagorno-Karabach, in Armenië zijn zij hooguit een keer op vakantie geweest. Het is uit solidariteit en medeleven dat ze nu hulpgoederen komen brengen. Het Armeense volk leeft ‘in diaspora’, met nu 3 miljoen mensen in een belaagd eigen land en ruim 8 miljoen daarbuiten, verspreid over Europa en Noord-Amerika.

Wrang

Armeense organisaties in Nederland zijn verenigd in de federatie FAON. Secretaris Inge Drost (zelf ‘half’ van Armeense afkomst) meldt desgevraagd per telefoon dat zij niet op de hoogte is van andere inzamelingsacties voor vluchtelingen. Zij wijst op het bestaan van een Armeniëfonds. „Transport van goederen is duur en logistiek is dat nogal een uitdaging”, zegt zij. „Wij werken met hulporganisaties in Armenië, die precies weten wat de noden en behoeften ter plekke zijn.”

Secretaris Drost noemt het „wrang” dat haar telefoon nu roodgloeiend staat, terwijl het de afgelopen maanden angstvallig stil bleef na het versturen van alarmerende brieven en persberichten in de wereld van politiek, diplomatie en journalistiek over de dreigende inname van Nagorno-Karabach. Niettemin bemiddelt zij naar vermogen om mensen met een Armeense achtergrond te laten vertellen over hun recente contacten met gevluchte familieleden.

Lees ook: Is de oorlog om Nagorno-Karabach nu voorbij? En vier andere vragen over het opheffen van de enclave

Svetlana Aghadyanyan, muziekdocent in Den Haag, heeft twee ooms, van moeders zijde, die zijn gevlucht met hun kinderen en kleinkinderen. Ze is „door een hel gegaan”, zegt ze: „Je voelt je zó machteloos, zo ver van hen vandaan. Je weet dat ze onderweg zijn in een oorlogsgebied. Je kunt aan niks anders denken dan: gaat het hen lukken om levend Armenië te bereiken?” Haar directe familie is dit gelukt. Via hen dringt wel ernstige bezorgdheid door over het lot van andere bekenden, met wie al dagenlang geen contact mogelijk is geweest.

Nelly Petrossian uit Waddinxveen, zelf gespecialiseerd in de behandeling van mensen met een trauma, leeft op dit moment „in diepe angst”, omdat een neef van haar onvindbaar is. „Mijn familie heeft dagenlang op hem gewacht, klaar om te vluchten. Zij zijn nu zonder hem vertrokken.”

Eigenlijk, zegt Petrossian, „zouden mensen met mijn expertise zo snel mogelijk naar Armenië moeten gaan om psychosociale hulp te bieden. Zelf ben ik daartoe nu niet in staat. Ik voel me alsof een deel van mezelf is weggerukt.”

Diepe verachting

Zo staat ook Armine Stepanyan, medewerker van een adviescollege in Den Haag, voortdurend in contact met gevluchte familieleden en bekenden. Ze vertelt over hun angsten; over hun ontberingen in de afgelopen negen maanden, toen Nagorno-Karabach door Azerbeidzjaanse troepen van de buitenwereld was afgegrendeld; over „begrijpelijke problemen” bij de eerste opvang, nu in Armenië.

Wel doet zij haar verhaal onder één voorwaarde. „Dat de context van dit conflict nu eens verduidelijkt wordt. Wat Poetin uithaalt in Oekraïne, is exact hetzelfde als waarmee Aliyev, de dictator van Azerbeidzjan, nu bezig is in Armenië. Allebei hebben ze een diepe verachting voor moderne samenlevingen. Armenië is een modern land, dat bij Europa wil horen. Maar de Europese Unie laat Armenië aan z’n lot over, terwijl diezelfde EU de mond vol heeft van Europa als een waardengemeenschap. Ik kan hierover niet meer nadenken zonder woedend te worden.”