Antonio Scurati beschrijft vlijmscherp de geleidelijke ondergang van Mussolini

Aan het slot van het derde deel van zijn realo-romancyclus M. raakt Antonio Scurati de kern van de zaak als hij schrijft dat een dictator geen gezond verstand kent: „En dus houdt hij niet op. Hij gaat door”, schrijft hij. Met een handvol woorden vat de Italiaanse bestsellerauteur en analyticus van het fascisme daarmee niet alleen het besluit van Mussolini samen om zich in juni 1940 aan de zijde van Duitsland in een oorlog tegen Groot-Brittannië en Frankrijk te storten, maar laat hij ook de werking van het brein van alle andere dictators zien. Hun hoogmoed heeft de ratio verdrongen. Hun obsessie met de vernietiging van hun tegenstanders duldt geen tegenslag. Maar zodra die zich alsnog aandient, stort hun machtsbolwerk geleidelijk in en is er geen weg terug. Alsof het een ijzeren wet is, waarvoor ze zich al die tijd blind hebben gehouden.

Je zou de gevolgen van dat gebrek aan gezond verstand de rode draad kunnen noemen in het vierde deel van M., waarvan de ondertitel Het uur van de waarheid luidt. Het bestrijkt de periode die begint met Mussolini’s besluit van 10 juni 1940 om zich aan Hitlers zijde in de oorlog tegen de Britten en Fransen te scharen en eindigt met zijn afzetting door zijn eigen partijgenoten op 25 juli 1943. In die drie jaar ontvouwt zich wat iedere dictator te wachten staat als hij ineens minder of geen succes oogst, wat de oorzaken daar ook van mogen zijn. En juist dat proces zet Scurati vlijmscherp neer.

Net zoals in de voorafgaande delen vertelt hij zijn verhaal aan de hand van tientallen personages, van Mussolini’s legerleiders, ministers, familieleden en soldaten aan het oostfront tot aan zijn maîtresse Clara Petacci, zijn kamerdienaar Quinto Navarra, de Duitse generaal Erwin Rommel en diens Britse tegenstander Bernard Law Montgomery. Op die laatste twee wordt door het militaire establishment van hun land neergekeken, maar juist daardoor zijn ze geen meelopers en varen ze hun eigen koers, wat hun succes bepaalt.

Meelopers zijn er aan Italiaanse kant ten overvloede. En precies dat is tekenend voor Mussolini’s ondergang. Want doordat zijn ondergeschikten hem uit angst voor hun carrière voortdurend naar de mond praten, gelooft hij steeds meer in zijn eigen gelijk.

Terwijl Mussolini tegen beter weten in vasthoudt aan de eindoverwinning, ervaren zijn commandanten te velde het tegenovergestelde. Alleen al omdat hun manschappen met verouderde, vaak uit de negentiende eeuw stammende wapens vechten, die het afleggen tegen het superieure materieel van hun tegenstanders.

Filmische aanpak

Scurati begint ook dit deel met een bijna filmische aanpak. Deze keer opent hij zijn relaas dat niet onderdoet voor een Shakespereaanse tragedie met een scène die zich afspeelt in Libië, dat met veel geweld door de Italiaanse legers is onderworpen. Hoofpersoon is hier de door Mussolini naar Libië weggepromoveerde Italo Balbo, die per jachtvliegtuig onderweg is naar Tobroek, dat door de Britten wordt aangevallen. Als gouverneur van Libië en legerleider in het door Italië bezette Noord-Afrika heeft hij Mussolini meerdere keren gewaarschuwd dat hij moderne wapens, pantserwagens en mobiele divisies nodig heeft om door te kunnen stoten naar het Suez-kanaal en Alexandrië. Maar het enige wat Mussolini en zijn rechterhand en latere verrader maarschalk Badoglio hem te bieden hebben is het sturen van verse troepen. „Volg de bevelen op en vecht”, zeggen ze. En daar blijft het bij. Als Balbo tijdens die vlucht wordt neergehaald door het luchtdoelgeschut van zijn eigen leger, is dat dan ook een teken aan de wand voor alles wat er de volgende zeshonderd bladzijden volgt.

Opnieuw vertelt Scurati de geschiedenis aan de hand van de belevenissen van historische hoofdpersonen door zich in hun denken te verplaatsen. Alles stoelt daarbij op historische feiten, dagboeken, krantenartikelen, officiële telegrammen, zoals dat van Balbo aan maarschalk Badoglio in Rome. Hierin beklaagt hij zich over de verouderde tanks die zo dun bepantserd zijn dat ze een gemakkelijke prooi vormen voor de Engelse mitrailleurs. „Zo wordt het een gevecht van vlees tegen staal”, schrijft Balbo. En dat wordt het ook. De enige bijstand komt van de Duitsers onder leiding van Rommel. Maar die hulp heeft een prijs, want naarmate de Italiaanse legers de ene na de andere nederlaag beleven, wordt Mussolini steeds meer de gijzelaar van Hitler.

Ontmoetingen met Hitler

Scurati laat die ontwikkeling zien aan de hand van de ontmoetingen van de twee leiders op de Brennerpas, in Berchtesgaden of op de Wolfschanze in Oost-Pruisen. Hitler schildert hij af als een gewiekste, theatrale leugenaar, die zijn Italiaanse bondgenoot steeds minder serieus neemt. Op zijn beurt voelt Mussolini dat aan en dringt hij zich aan Hitler op als het om meevechten in de oorlog tegen de Sovjet-Unie gaat. Alsof hij uit ijdelheid niet wil achterblijven bij het aanvankelijke succes van de nazi’s en hij ertoe wil blijven doen. Ter illustratie van het daaruit voortkomende drama aan het Oostfront voert Scurati de Italiaanse sergeant Mario Rigoni Stern op, die er bij veertig graden onder nul met zijn kameraden vocht, in zomeruniform en zonder proviand.

De definitieve afwijzing door Hitler dient zich aan als Mussolini hem probeert over te halen om vrede met Stalin te sluiten en samen tegen de Britten in Noord-Afrika te gaan vechten. Het overzeese Italiaanse imperium kan Hitler echter niets schelen, bezig als hij is met Lebensraum in het Oosten en het uitroeien van de Joden.

Al die tegenslag bezorgt je bijna medelijden met Mussolini. En ook dat is knap van Scurati, want natuurlijk valt een dictator in zijn eenzaamheid en paranoia enigszins te beklagen als je zijn misdaden even vergeet. De door Mussolini’s geheime dienst afgeluisterde telefoongesprekken van de Duce met zijn dertig jaar jongere maîtresse Clara Petacci, waarvan Scurati de typoscripten opvoert, versterken dat mededogen elleen maar. Vooral omdat je daarin de wanhoop herkent van een King Lear . Maar omdat Scurati eerder de gruwelijke oorlogsmisdaden van de Italiaanse legers op de Balkan heeft opgevoerd aan de hand van het dagboek van een legerkapelaan, verdwijnt die sympathie meteen.

Uiteindelijk spreekt Mussolini’s lichaam de waarheid. Hij merkt het aan zijn toenemende maagpijn en vermoeidheid, die ervoor zorgen dat niets hem uiteindelijk nog wat kan schelen. Alsof hij al die jaren in zijn eigen ster heeft geloofd, totdat die begint te vallen als de Geallieerden de grote steden in Italië bombarderen. Ineens worden de Italianen wakker geschud door de vloek die Mussolini over hen heeft afgeroepen door zijn ziel aan Hitler te verkopen. En dan gebeurt wat je altijd in aflopende dictaturen ziet: Mussolini’s naaste kameraden laten hem vallen. Op 25 juli 1943 stemmen ze voor zijn afzetting als dictator en ontheft koning Victor Emanuel III hem uit zijn functie. De Duce wordt ineens door heel zijn volk gehaat. Alsof iedereen vergeten is dat ze hem twintig jaar hebben toegejuicht en bewonderd. Je bent nu al benieuwd naar wat Scurati in het vijfde en laatste deel van zijn cyclus zal schrijven als alleen de definitieve ondergang nog lonkt.