Zeven jaar kampt Annette aan de Stegge (69) nu met een kwaal aan haar oogleden maar zo erg als dit najaar was het nooit. De spierspanning in de oogleden is zo hoog dat ze haar ogen liefst de hele dag sluit. „Een drama”, zegt ze aan de keukentafel in Enter, een Twents dorp, en terwijl ze het zegt houdt ze haar ogen op een kiertje – lichtblauw zijn ze, het valt ternauwernood te zien. Op bezoek bij een vriendin afgelopen voorjaar knalde ze tegen een serredeur aan. Haar pols brak. De maat was vol: weg wilde ze bij de neuroloog in Enschede die geen oplossing bood. Ze week uit naar een oogarts in het AMC en die heeft het, zo vertelt ze, over het „snijden” in de spier die het oog dichtknijpt. Een operatie volgt begin volgend jaar.
Als ze ’s nachts haar ogen sluit heeft ze nergens last van. Maar vaak wordt ze wakker. „Annette”, klinkt het door de babyfoon naast haar bed, „wil je me helpen?” Ze staat op, trekt een vest aan, schuift haar voeten in haar halfhoge, pluizige pantoffels en loopt de trap af. Op naar het hooglaagbed. Op naar haar vader, Willem aan de Stegge (100).
Afgelopen nacht riep hij haar rond een uur of twee. Ze hielp hem van zijn bed af en leidde hem naar de po-stoel ernaast. Langzaam, altijd langzaam. „Als hij staat moet hij bijkomen want van het opstaan wordt hij duizelig.” En hij moet een draai maken. Ook dat duurt even. Zodra hij zit, zet zij thee. „Zijn katheter is net gewisseld, hij moet goed drinken. Dan heeft hij minder kramp.” Nee, het heeft geen zin als ze door de babyfoon terugroept dat zijn katheter de urine afvoert. „Hij heeft het gevoel dat hij moet plassen. En hij voelt druk op de darmen.” Annette lag een kleine drie kwartier later weer in bed. Rond een uur of vijf ’s ochtends hoorde ze hem woelen. Ze liep naar beneden en legde de dekens goed.
Foto’s: Merlin Daleman
Vader en dochter zijn buren. Maar Annette is een groot deel van de dag in zijn huis. Ook nu, iets na drie uur ’s middags: hij slaapt in de woonkamer, zij snijdt in zijn keuken een stukje van een appelkruimeltaart, nog ter ere van zijn verjaardag. In augustus was het zover, Willem aan de Stegge werd een eeuweling. De burgemeester kwam langs met een boeket , een verslaggever van dagblad Tubantia nam een interview af waarin hij zich een dankbaar en gelovig mens toonde. „Bidden doe ik nog altijd heel veel en ik kan nog steeds thuis blijven wonen dankzij de zorg van mijn dochter Annette”, zei hij.
Willem aan de Stegge groeide op als jongste zoon in een katholiek boerengezin in Waterhoek, een buitengebied nabij Enter. In 1953, hij was bijna dertig, lieten hij en zijn vrouw het huis bouwen waar hij sindsdien woont. Twee jaar later werd Annette geboren. Annettes moeder werd gauw weer zwanger, maar na een zwangerschapsvergiftiging en een hersenbloeding overleed ze, net als het broertje in de buik. Annette was één jaar oud. De nieuwe vrouw van haar vader noemde ze ‘mama’, vertelt ze. „Een lieve vrouw.” Annette groeide op met een broertje en zusje van zes en acht jaar jonger.
Vader Willem was zelfstandig boekhouder, hij werkte aan huis en bezocht zijn klanten bij voorkeur per fiets. Hij werkte tot zijn tachtigste. Thuis fietste hij ook, een fitte senior op de hometrainer, de Tubantia op zijn stuur. Lezen doet hij al een tijdje niet meer. „Netvliesslijtage”, zegt Annette. „Zijn zicht is 0 tot 10 procent.” In het oude kantoortje achter de keuken staat de hometrainer er werkeloos bij.
Gaten in het rooster
„Ik hoor hem trouwens”, zegt ze en ze loopt de woonkamer in, naar de achteruitgeklapte sta-op-stoel waarin hij overdag slaapt. Zijn hoofd steekt uit boven een dekentje. Annette voelt aan zijn handen. „Wat zijn ze toch koud!” zegt ze, en ze loopt naar de magnetron in de keuken, een kersenpittenzak in haar hand. Daarna helpt ze hem de stoel uit, hij wil naar het toilet. Traag loopt hij weg van de stoel, rollator voor zich uit en Annette achter hem aan, haar hand ter ondersteuning op zijn broekband. „Loop maar papa”, zegt ze tussen de stiltes door. Ze passeren de drempel en belanden in de gang. „Ja?” zegt hij zacht. „Nou naar rechts”, zegt Annette.
„Naar rechts?”
„Ja, hier naar rechts papa.”
Vorig jaar zomer verbleef hij twee weken in een verpleeghuis in Rijssen. Een vakantieopname, zodat ze zelf wat kon ontspannen, dat zou haar ogen misschien goed doen. De rust was fijn maar de oogleden bleven zich samenknijpen. En met haar vader ging het niet goed en dat deed haar pijn. „Hij was mega-moe toen ik hem ophaalde. Hij kon niet meer lopen, ze hadden hem te veel met de rolstoel verplaatst. En hij was volledig in de war.” Dus nee, hij wil liever niet naar het verpleeghuis en Annette wil het evenmin. „Ik vind het fijn dat de boel zo geregeld is dat mijn vader het aangenaam heeft thuis.” Sterker, zegt ze, „dat hij hier kan blijven en het goed met hem gaat geeft me energie en heel veel voldoening.”
Hij wil niet naar het verpleeghuis, zijn dochter wil dat evenmin
Een web van zorg heeft ze rond haar vader gesponnen. Thuiszorgmedewerkers komen ’s ochtends en ’s avonds. Ze wassen hem, trekken hem zijn steunkousen aan, druppelen zijn ogen. Aanvullende hulp komt van de mantelzorgondersteuners van Senior Service en stichting Evenmens. Die draaien de nachtdiensten naast de babyfoon als Annette thuis in haar eigen bed slaapt; dat doet ze sinds half november vier nachten per week, één extra nachtje, want het werd haar te veel, vier nachten per week in haar vaders huis. Overdag helpt Senior Service haar vader met eten en drinken, ze nemen hem mee voor een wandeling, lezen de krant voor. Annettes zusje helpt een ochtend per week en twee vrijwilligsters strijken zijn kleren. Al met al is zijn persoonsgebonden budget (pgb), het vastgestelde bedrag voor de inkoop van zijn zorg, opgebruikt. Maar in het rooster vallen nog altijd gaten. Annette loopt die dicht. Grote gaten zijn het, achttien uur per etmaal als je de nachtdienst meetelt.
Het is iets na zessen, Annette serveert broccolisoep. Haar vader zit aan de keukentafel met een groot, absorberend servet om zijn hals. „Gaan we eerst even bidden?” vraagt Annette. Haar vader praat vandaag niet veel, al zegt hij met zijn zachte stem wel geregeld ‘ja!’ en ‘mooi!’, uitroepen die niet bedoeld lijken voor een specifiek oor. Maar nu komen de volzinnen. „Onze Vader, die in de hemel zijt”, prevelt hij in samenspraak met zijn dochter. „Uw naam worde geheiligd, Uw rijk kome, Uw wil geschiede…” en daarna gaan vader en dochter verder met het Maria Wees Gegroet en slaat hij een kruis in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En na het ‘amen’ en het ‘eet smakelijk’ zegt Annette: „Nou, dat is behoorlijk stevige soep”. Wel zo praktisch, zegt ze: „Het verkleint de kans op verslikken.”
Foto’s: Merlin Daleman
‘Wát een service!’
Annette verleende haar hele werkende leven zorg, op haar negentiende verhuisde ze naar Oldenzaal voor een opleiding tot verpleegkundige. Ze kreeg er een baan in het ziekenhuis. In 1989 stond het pand naast haar ouderlijk huis in Enter te koop. Ze kocht het met haar vader. Haar tweede moeder was al ziek toen. Borstkanker. „Ik hielp thuis veel”, zegt Annette. Ze was toen nog getrouwd. Kinderen kreeg ze niet. „Mijn man zei: laat je vader nou zelf die boodschappen doen. Maar ja, ik moest tóch naar de supermarkt.” Haar tweede moeder stierf in 2002. Vader en dochter zijn nu 35 jaar buren.
Door de achterdeur stapt een vrouw de keuken binnen. „Dag meneer Aan de Stegge!” zegt ze opgeruimd. Astrid de Brouwer heet ze, van Senior Service. Ze gaat direct aan de slag met het maken van een toetje terwijl vader en dochter dooreten. Fijngemaakt stoofvlees is het hoofdgerecht, met aardappeltjes en sperziebonen, bezorgd door de maaltijdservice. Plus Annettes zelfgemaakte appelmoes. Uit de mouw van haar vaders vest haalt Annette zijn bruin-witte zakdoek tevoorschijn, hij is wat verkouden. „Eerst even de neus snuiten”, zegt ze. Hij lijkt het niet te horen. „De néús”, zegt ze. „Hier?” zegt hij. „Ja”, zegt zij. Hij snuit drie keer hard. „Nou, nog een paar hapjes”, zegt ze, „en dan is het op.” En als het nagerecht komt zegt ze: „Kijk, Astrid heeft een heel lekker toetje gemaakt. Dus neem er maar van wat je lekker lijkt.” Hij is secondenlang stil. Dan zegt hij: „Wát een service!”
Ja, ze hebben plezier met elkaar, zoals laatst toen ze cassettebandjes uit de jaren zeventig of tachtig opzette die ze ergens in zijn huis had gevonden. Welke liedjes weet ze zo gauw niet maar het was „gezellige muziek” en er was ook een cd met „Marialiedjes”, en daar luisterden ze samen naar. Want zien gaat slecht, maar horen gaat goed.
En nu gaat Annette naar huis, Astrid is er immers en het eten is op. Ze zal eerst thee zetten, zegt ze, kamille of venkel, en gaat dan liggen in haar stoel. Soms kijkt ze even tv maar meestal valt ze in slaap. Even die ogen sluiten. Maar niet te lang. Straks vertrekt Astrid. „Ik heb twee uurtjes.”