Anja Meulenbelt ging met haar pijnlijke knieën naar de geriater dit jaar. Ze vergeet ook geregeld namen van mensen en dingen. Komt ze tijdens het schrijven niet op een woord – ze werkt aan een boek, haar 53ste, „over feminisme, onder andere” – dan zet ze een sterretje. De geriater lichtte haar een dag lang door. „Een leuke vrouw was dat, een jonge vrouw ook.” Niets aan de hand, zei de leuke, jonge vrouw. „Zolang de woorden terugkomen, zei ze, en dat is zo, dan is het geen dementie.” Ze moest wel wat meer gaan bewegen. „Ik doe aan stoelyoga nu.”
Anja Meulenbelt is allereerst bekend als feminist, ze schreef met De schaamte voorbij (1976) de bijbel van de tweede feministische golf en publiceerde vervolgens nog tientallen titels over de achterstelling van vrouwen. Maar ze schreef ook over racisme en over onrecht jegens Palestijnen en de uitbuiting van arbeiders, was actief in partij BIJ1 en stond als SP-senator acht jaar lang de helft van haar loon af aan de gemeenschappelijke pot zoals de partijdoctrine dicteert. Tegenwoordig houdt ze lezingen over Gaza en zet ze zich in voor een stichting die zich bekommert om alleenstaande moeders.
Maar door de jaren heen liet Anja Meulenbelt ook een achtergestelde groep mensen consequent links liggen: „Ik vroeg me nooit af hoe het nou eigenlijk met ouderen ging”, liet ze zich twee jaar geleden ontvallen in een podcast van de Vlaamse feministische organisatie Furia. Ten onrechte, zei ze. Ouderen vallen ten prooi aan wijdverbreide leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt en in het dagelijks leven – ze heten ‘oudjes’, ‘dor hout’, zijn ‘over de datum’ – en verdwijnen uit zicht zodra ze veel hulp behoeven. „Een blinde vlek.”
Deze week werd ze tachtig, maar zin om dat groots te vieren had ze niet.
Waarom niet?
„Ik vind het geen tijd om iets te vieren. Ik vind het echt niks, de toestand in de wereld, vooral Gaza zit me heel erg dwars. En ook dat we in Nederland weer te labbekakkerig zijn om dat serieus te nemen en te kijken wat we kunnen doen. En verder heb ik niet zoveel met verjaardagen. Een jeugdtraumaatje. 6 januari is geen leuke dag om jarig te zijn want dan heb je Sinterklaas gehad, je hebt Kerstmis gehad, je hebt Oud en Nieuw gehad. En dan hoor je je ouders zeggen: ‘O dat kind moet nog een cadeau.’”
Voelt u zich 80?
„Nou, ik begríjp het niet. Het is dat ik een kind heb van 62. Daaruit leid ik af dat ik kennelijk nog wat ouder ben.”
Het is moeilijk de leeftijd te ‘voelen’?
„Ja want mijn hoofd voelt het niet hè. Alleen mijn lijf voelt het. Volgens de geriater heb ik het hoofd van een vijftigjarige en het lichaam van een tachtigjarige.”
Ze woont in Amsterdam, in een appartement dat deel uitmaakt van een woongroep voor ouderen. Het complex, bestaand uit veertien appartementen, wordt vooral bewoond door tachtigplussers. Ze hebben elkaars sleutels, kijken naar elkaar om, doen boodschappen voor elkaar. Anja Meulenbelt is de enige die zoveel werkt, minstens een ochtend of middag per dag. „Ik hoef niet meer”, zegt ze, „maar ik vind het nodig.” Maar na een lezing, na al dat gereis en geloop en gesta, ligt ze „een dag voor pampus”. In de behandelkamer van de geriater probeerde ze een rollator uit. Haar eerste looprekmeters ooit. Het liep makkelijk. Maar ze schoof het ding terzijde.
Want?
„Ik wil ’m nog niet, ik wil ’m nog niet, ik wil ’m nog niet.”
Waarom niet?
„Ik wil nog niet bij die categorie horen. De categorie ‘oud’. Ik bedoel: ik noem mezelf ook ‘oud’. Ik praat daar niet omheen. Ik oefen mezelf in gewoon te zeggen dat ik tachtig aan het worden ben.”
Dat klinkt rationeel.
Ja dat ís rationeel. Ik zat eens in de tram, ik was al in de zeventig, en ik zag een oude man staan. Ik wilde voor hem opstaan maar toen bedacht ik: hoe oud zal hij zijn? In de zeventig, schatte ik. Verdorie, dacht ik: dat ben ik zelf ook!”
In die podcast zei u dat u zich stoort aan zogenaamde complimenten als: ‘Maar Anja, jij ziet er nog zo goed uit!’ En: ‘Je bent helemaal niets veranderd!’ U zei daarover: ‘Alsof ik niet gewoon oud mag zijn! Hallo, ik bén oud.’ Maar zo voelt u zich dus helemaal niet.
„Ik vind dat ik mijn ouderdom niet moet ontkennen. En het gevoel ‘ik wil geen rollator want dan ik ben ik een oud wijffie’ zou ik ook liever niet hebben. Waarom zou je niet tegen iemand mogen zeggen: ‘wauw, jij bent oud geworden!’ Waarom is dát geen compliment?”
Oud-zijn moet meer geaccepteerd raken, in de omgang?
„We leven in een samenleving waarin ouderen gewoon minder meetellen. Ik werk nog, daarin ben ik een uitzondering. Maar er zijn ook mensen die dat niet meer opbrengen. En er zijn ouderen, ik ken ze van heel dichtbij, die van die leegte toch behoorlijk depressief worden. Waar leef ik voor, vragen ze zich af. Zit er nog iemand op mij te wachten? Dat zegt iets over onze samenleving. Ik was ooit getrouwd met een Palestijnse man, mijn schoonmoeder woonde in Gaza. Die had een enorm huishouden, want ze had vijf zoons, die blijven bij hun ouders wonen, de dochters trouwen weg. Al die zoons hadden kinderen, mijn schoonmoeder kon de tel nauwelijks meer bijhouden. En zij zat elke ochtend met thee bij de deur. En geen van de zoons die naar hun werk gingen, kwam langs haar zonder dat ze even thee dronken. Ze heeft heel wat huwelijken gered. En ze keek om naar al die kinderen, of het goed met ze ging.”
Waarom moet je iemand boven de 67 opzijzetten?
Ze had een functie.
„Ze was een vorstin! Niet dat het alleen maar ideaal is trouwens, al die generaties bij elkaar, dat beweer ik niet. Maar we zijn ook iets kwijtgeraakt.”
Namelijk?
„Dat je er nog bij hoort. Dat je gewaardeerd wordt voor wat je hebt gedaan. Ouderen zeggen nu vaak: ik wil zo lang mogelijk thuis blijven wonen, want het verpleeghuis is niet prettig. Voor het verpleeghuis moet je bovendien inmiddels flink wat mankeren. Dus er is thuis, er is het verpleeghuis, en daartussen gaapt een gat. Er is geen prettige opvang voor ouderen meer. Behalve zoiets als wat wij met deze woongroep proberen te doen. Er zijn heel veel mensen die in hun eentje thuis wonen en met wie het eigenlijk niet goed gaat – een vriendin van mij was wijkverpleegster, ik ken de verhalen uit eerste hand. Mensen die gewoon niks meer omhanden hebben, die onzichtbaar worden, nergens meer bij horen maar die voor het verpleeghuis ‘nog niet slecht genoeg zijn’.”
Vanwaar uw decennialange blinde vlek voor de positie van ouderen?
Ik heb – en ik denk vele mensen met mij – de ouderdom voor me uitgeschoven. Als je zwart bent, dan weet je dat heel je leven lang al. Als je vrouw bent ook: je ontkomt er niet aan. Maar oud worden kun je voor je uitschuiven. Ik vind het veelzeggend dat er geen beweging is van ouderen die voor hun positie opkomen. Bijna élke benadeelde groep heeft zich wel verenigd, sekswerkers, mensen met een handicap…
Er is 50plus, er is ouderenbond ANBO-PCOB?
„Jawel, maar ik heb nog niets gezien waarvan ik denk: goh, dat is nou leuk en een beetje militant.”
Welk onrecht jegens ouderen moet worden bestreden?
„Ongelijkheid en discriminatie kun je afmeten aan drie criteria, zegt Nancy Fraser, een Amerikaanse filosoof en feminist. Aan de herverdeling van werk en inkomen, aan hoe een groep wordt vertegenwoordigd in de politiek en in de media en aan de mate van waardering. En in alle drie komen ouderen er over het algemeen bekaaid af. Geld: oké, er is een bovenlaag van welgestelde ouderen, maar velen leven alleen van hun AOW en dat is niet fijn. En vele ouderen krijgen geen baan meer, die zijn opzijgezet. Representatie: mwah. Zekere oudere vrouwen niet. Neem dat journalistieke programma op zondagochtend…
Buitenhof?
„Buitenhof. Kijk, op die naam kwam ik nu dus even niet. Buitenhof ja. Er zijn drie presentatoren: twee tamelijk oude mannen en één jonge vrouw. Als het gaat om deskundigheid worden oudere mannen eerder vertrouwd dan oudere vrouwen.”
En de waardering?
„Die zit in onze cultuur niet ingebakken zoals in Gaza of, zeg, in Suriname waar het de norm is je grootouders en zelfs je voorouders te respecteren. Hoe er tijdens de coronacrisis over ouderen werd gesproken! Die wátertaal! Ze overstróómden de ziekenhuizen. Ik dacht: overstroming? Ben ik dat? En ook nu: de volgende bezuinigingen op de ouderenzorg staan alweer ingeboekt. Als je je als samenleving níét wilt schamen, dan moet je voor je kinderen zorgen, dat is een collectieve zaak, en je moet fatsoenlijk met je ouderen omgaan. Die mogen niet het gevoel hebben dat ze te veel zijn.”
„Ik zou willen dat het flexibeler geregeld werd. Als mensen een zwaar fysiek beroep hebben gehad, dan zouden ze veel eerder dan nu mogen ophouden. Want zij leven gewoon minder lang. Maar zolang mensen door willen en zolang er werk zat is denk ik: waarom moet je iemand boven de 67 opzijzetten?”
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving noemt vitale ouderen het ‘geschenk van de eeuw’: ouderen die de personeelstekorten kunnen dempen, die mantelzorg kunnen verlenen, vrijwilligerswerk doen.
Niet lang geleden werden vrouwen ontslagen zodra ze trouwden. Nu worden mensen ontslagen als ze 67 worden, ook als ze willen doorwerken. U zegt: afschaffen, dat leeftijdsontslag?
„Voor het doen van vrijwilligerswerk moet je ook maar genoeg inkomen hebben natuurlijk. Maar zeker, ik vind: er wordt veel te weinig gekeken naar het potentieel van ouderen. Ik zou het een prima idee vinden als in de kinderopvang oma- en opa-achtige types een rol zouden vervullen – als ze dat willen. Of in ziekenhuizen: ouderen die wél de tijd hebben voor het maken van contact met patiënten – al is dat een vak apart. Ook zodat oudere mensen gewoon meer zíchtbaar zijn. Dat helpt om anders over hen te gaan denken.”
Er zijn critici die zeggen: waarom moet je nou weer per se vitaal en van nut zijn, als oudere? Mag je niet gewoon kwetsbaar zijn? Mag je niet gewoon nietsdoen?
„Daar zit wat in. Ik had een grootmoeder en die woonde in een huisje en er was nog geen tv. Ze keek in de bode welke concerten ze wou luisteren. En verder stond ze pinda’s te voeren aan de koolmeesjes. Die floot ze dichterbij. Ze had ook nog vrienden. Maatschappelijk deed ze niet zoveel meer, maar ze zag er voor mij uit alsof ze het naar haar zin had, ook toen ze kwetsbaarder werd. Dat kan dus ook. Ik zou niet verplicht willen stellen dat iedereen een krachtpatser blijft.”
U leidt een vrijgevochten leven. Vrij van het huwelijk, van het patriarchaat, van de baas. Maar naarmate u ouder wordt, zult zelfs u afhankelijker worden. Is dat een schrikbeeld?
„Ik ben in elk geval bij voorkeur niet ziek. Daar doe ik niet echt aan. Dus ik zie er wel tegenop ja. Ik zie mensen hier in de woongroep die het niet meer redden in hun eentje. We hebben twee keer meegemaakt dat iemand is opgenomen in een verpleeghuis.”
Zou u dat doen?
„Zoals ik al zei: je moet behoorlijk wat mankeren, voor het verpleeghuis. Mijn vader is zwaar dement geweest en had niks geregeld. Die moest naar het verpleeghuis en is daar twee jaar erg ongelukkig geweest. Dat gaat mij niet gebeuren. Ik heb al een afspraak met de huisarts. Zodra we denken dat er dementie in het spel is, onderzoeken we dat. Zo ja, dan voeren we elke maand een gesprek zodat ik nog zelf kan bepalen: tot hier en niet verder.
Voorlopig gaat alles goed, zei de geriater.
„Zij vroeg aan mij: wat zijn jouw wensen eigenlijk? Ik zei: geef mij nog tien jaar. Tien actieve jaren. Dan vind ik het goed geweest.”
CV
Anja Meulenbelt
- Anja Meulenbelt (Utrecht, 6 januari 1945) volgde de Sociale Academie en studeerde aan de UvA af in de andragologie (opvoeding en vorming van volwassenen).
- Ze verwierf bekendheid als feminist door de autobiografische roman De Schaamte voorbij (1976).
- Ze schreef 52 boeken, met name non-fictie, over onder meer feminisme, racisme, klassenverschil, het lot van Palestijnen, islamofobie en antisemitisme.
- Ze gaf twintig jaar les aan vrouwengroepen. Ze was Eerste Kamerlid voor de SP (2003-2011), en van 2016 tot 2023 actief in BIJ1.
- Anja Meulenbelt woont in Amsterdam in een woongroep en heeft één zoon.