Twintig minuten in de eerste aflevering van dit seizoen trakteert de Star Wars-serie Andor de kijkers meteen op een snoeiharde historische parallel. In een ruimte komen Keizerlijke hoge officieren bijeen om een plan te smeden voor het verpulveren van de planeet Ghorman. Deze wereld bevat een zeldzaam mineraal dat nodig is voor de gevreesde Death Star, het superwapen in aanbouw met de kracht om hele planeten op te blazen. Het mijnen van het mineraal zal weinig van de planeet overlaten, maar hoe kunnen ze de vernietiging van Ghorman, een geciviliseerde wereld bekend om zijn luxe zijde-export, naar buiten rechtvaardigen?
Wat volgt is de pitch voor een galactische lastercampagne die de „toch altijd al arrogante” bevolking van Ghorman moet isoleren en die repressie noodzakelijk doet lijken. Deze bijeenkomst is gebaseerd op de beruchte Wannseeconferentie uit 1942, waarin een selecte groep nazi’s in slechts twee uur tijd besloot over de uitvoering van een ‘definitieve oplossing’ voor het ‘Jodenvraagstuk’. De toon is gezet.
Star Wars is nooit subtiel geweest over de inspiratiebron voor het tirannieke Keizerrijk met zijn ‘stormtroopers’ en de Wehrmacht-vormige helm van Darth Vader. Maar doorgaans zijn superschurken de bron van het kwaad: Sith als keizer Palpatine en Darth Vader bezitten duistere krachten die hen macht geven. De onuitputtelijke voorraad Keizerlijke soldaten en piloten dient vooral als anonieme schietschijf voor de helden om zich te onderscheiden.
Lees ook
Lees ook: Hoe het buitenbeentje ‘Andor’ kon uitgroeien tot de beste Star Wars-serie
Andor breekt radicaal met deze benadering en toont iedereen – van soldaat tot bureaucraat – als volledig medeplichtig. De grootste kracht van keizer Palpatine is de gewilligheid van zijn onderdanen, niet dat hij bliksem uit zijn vingertoppen kan schieten. Wat deze ontleding van tirannie zo fascinerend maakt is dat de serie elk personage menselijk maakt zonder hun wandaden goed te praten.
De Keizerlijke kant is hier minstens zo interessant als die van de rebellen. De ambitie van officier Dedra Meero (Denise Gough), de hunkering naar orde van agent Syril Karn (Kyle Soller) en de kille efficiëntie van chef Patargaz zijn allemaal componenten die de Keizerlijke repressie gesmeerd houden. Ze doen het niet omdat ze genieten van dood en verderf, al kicken anderen hier duidelijk wel op, maar omdat ze nu eenmaal goed in deze baan zijn en het resultaat ze voldoening geeft.
De kijker wordt hier zelf ook op de proef gesteld. Al sinds het eerste seizoen zijn de bijeenkomsten van de Keizerlijke veiligheidsdienst ISB een terugkerend hoogtepunt. Het zijn altijd sterk geschreven en goed geacteerde scènes waarin complexe plannen worden gesmeed die vaak lukken. Wie geniet er nou niet van zulke competente, ook al zijn de gevolgen monsterlijk?
„Help ons toch, ze vermoorden ons!” schreeuwt een verzetsstrijder wanhopig door de radio als de slachting van Ghorman zich uiteindelijk voltrekt. Normaal gesproken is dit soort wanhoop hét moment waarop de helden aantreden, maar deze keer komt de cavalerie niet. Aan de hemel verschijnt geen vloot van koelbloedige rebellenpiloten en geen verlosser met lichtzwaard als Luke Skywalker.
„Jammer voor Ghorman”, zegt Partagaz als hij schouderophalend het doodvonnis bevestigt. „Genocide”, noemt de opstandige senator Mon Mothma het in een zinderende speech, waarna zij voor haar leven moet vluchten. Over in hoeverre Ghorman symbool staat voor Gaza wordt sinds die uitspraak hevig gedebatteerd en geschreven. Schrijver en regisseur Tony Gilroy zegt hierover in The Hollywood Reporter: „Je zou deze serie op elk punt in de laatste zesduizend jaar kunnen vertonen, en hij zou altijd voor sommige mensen verklaren wat er met hen gebeurt”. Onrecht is onrecht en deze serie laat subliem zien wat er kan gebeuren als iedereen meer bezig is met hoe het te noemen dan ertegen op te staan. Dat is de kracht van fictie die Andor volledig benut: a galaxy, far far away is ook altijd hier.
