Mail de redactie
Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.
Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in
Vul een correct e-mail adres in
Eigenlijk moest de Participatiewet zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Maar dat de in 2015 ingevoerde wet niet functioneert zoals die is bedoeld, werd vijf jaar geleden al geconcludeerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Gemeenten werden verantwoordelijk voor de begeleiding van hun inwoners naar werk – van mensen in de bijstand tot mensen met een beperking. Maar simpelweg niet iedereen kán meedraaien in een betaalde baan, concludeerde het planbureau destijds.
In een dinsdag gepubliceerd rapport stelt het SCP nu dat bredere ondersteuning voor mensen in de bijstand nodig is, waarbij het krijgen van een betaalde baan niet voor iedereen het uitgangspunt is. Dat is in lijn met een door voormalig minister van Armoedebeleid Carola Schouten (ChristenUnie) ingediende wijziging van de Participatiewet. SCP-onderzoekers spraken met mensen die onder de wet vallen, beleidsmakers en klantmanagers, die namens gemeenten het contact met uitkeringsgerechtigden onderhouden.
SCP-directeur Karen van Oudenhoven vindt dat burgers vaker en in een eerder stadium bij beleid betrokken moeten worden. „We zien heel vaak dat beleid anders uitpakt voor mensen dan bedoeld. Hoe mooi zou het zijn als mensen de problemen waar zij tegenaan lopen, in kunnen brengen als het beleid gemaakt wordt.”
Jullie constateren dat een aanzienlijk deel van de mensen in de bijstand eigenlijk niet naar betaald werk kan komen. Een deel moet zich vooral op maatschappelijke participatie als vrijwilliger richten, een andere groep komt noch voor een betaalde baan, noch voor vrijwilligerswerk in aanmerking. Hoe kunnen deze mensen geholpen worden?
„Het gaat om mensen die bijvoorbeeld vanwege hun gezondheid of financiële problemen kwetsbaar zijn. Zij hebben vaak weinig sociale contacten, gaan niet of nauwelijks naar bijvoorbeeld een sportvereniging en staan daardoor weinig in verbinding met andere mensen. Deze mensen zijn vooral geholpen bij contacten met anderen. Als je die mensen onmiddellijk oproept om allerlei dingen te doen om aan betaald werk te komen, is dat twee bruggen te ver. Als mensen een actieve bijdrage aan de samenleving leveren, bijvoorbeeld in het buurthuis, of door chronisch zieken te helpen, voelen ze zich de moeite waard.”
Klantmanagers onderhouden namens gemeenten contact met de uitkeringsgerechtigden. Krijgen zij te maken met het gebrek aan vertrouwen in de overheid?
„Het SCP heeft regelmatig rapporten naar buiten gebracht waarin we concludeerden dat het vertrouwen van burgers in de overheid niet hoog is, en dat is inderdaad een belemmerende factor. Mensen denken: als ik mij meld bij de overheid voor zorg en ondersteuning, dan loop ik het risico dat ik bepaalde toeslagen kwijtraak, of dat de overheid mij op allerlei manieren gaat korten. Dat betekent dat mensen zich heel moeilijk laten helpen.
Klantmanagers moeten veel moeite doen om eerst een relatie te krijgen waarin iemand ruimte geeft om zorg en ondersteuning te bieden. Dat wordt bij de Participatiewet versterkt, omdat daar ook een handhavingscomponent in zit: de overheid kan iemand korten op een bijstandsuitkering. Er kunnen dwangmaatregelen genomen worden, zoals iemand die verplicht naar een GGZ moet, of moet verhuizen.”
Bij de herziening van de Participatiewet wil de overheid meer ruimte geven aan uitvoerders om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden, iets dat jullie ook voorstaan. Wat is er voor zo’n cultuurverandering nodig?
„Je moet beginnen vanuit vertrouwen. Er zijn mensen die om welke reden dan ook moeilijk aan werk komen. Je moet kijken naar wat er nodig is om mensen dat duwtje in de rug te geven, waardoor ze wel aan het werk komen, betaald of onbetaald. Dat is voor de samenleving goed, maar de mensen voelen zich ook de moeite waard. Als dat het vertrekpunt is, dan helpt dat ook in de manier waarop burgers naar de overheid kijken.
Het is natuurlijk voor de politiek altijd een afweging dat je niet wil dat mensen misbruik maken van bepaalde voorzieningen. Tegelijkertijd willen de meeste mensen toch heel graag werken. Als je actief bent in de samenleving, heeft dat een heel positief effect op je kwaliteit van leven. Dat zou de uitwerking van de wet moeten zijn. Als een wet bedacht is vanuit de gedachte dat mensen eigenlijk liever niet willen werken, heel erg vanuit sancties en dwang, dan staat dat op gespannen voet met elkaar.”
Zijn beleidsmakers uit het oog verloren hoe deze mensen bij de samenleving betrokken kunnen blijven anders dan via werk?
„We moeten niet de illusie hebben dat alle mensen een betaalde baan kunnen doen. Neem bijvoorbeeld mensen in longcovidsituaties, die kunnen in vrijwilligerswerk misschien wel gedijen omdat het daar niet zo erg is als je de ene dag niet kan omdat je onvoldoende energie hebt, en de volgende dag wel. Die mensen zijn dan niet afgeschreven. We hebben die mensen enorm nodig de komende tijd, ook bijvoorbeeld in mantelzorgsituaties. Vaak worden mensen die geen betaalde baan hebben gestigmatiseerd, maar ons pleidooi van dit onderzoek is: waardeer mensen ook om hun activiteiten en bijdragen, waar en op welk niveau die zich ook afspeelt.”
Waarom is het zo moeilijk gebleken het perspectief van burgers mee te nemen in beleid?
„Onder het vorige kabinet heeft Carola Schouten wel veel moeite gedaan om met burgers te spreken. Het is niet uit kwade wil, maar het zit niet in de dynamiek van beleidsmakers om die stap te zetten. Het zou veel vanzelfsprekender moeten zijn. Vanuit ons is het een de aanbeveling om dat gesprek niet pas te voeren als je merkt dat het niet goed werkt, maar om dat meteen aan het begin te doen. Want dat scheelt ook beleidsmakers ontzettend veel tijd en energie, en helpt ook in die verbinding tussen burger en overheid.”
Gedupeerden in het Toeslagenschandaal vochten jarenlang tegen politieke desinteresse – tot hun lot in media en Tweede Kamer eindelijk aandacht kreeg, het kabinet-Rutte III erover viel en Pieter Omtzigt, een van hun grootste voorvechters, een eigen partij oprichtte.
Nu lijkt de politieke karavaan verder getrokken. Omtzigt zit ziek thuis, zijn partij NSC kwakkelt in de peilingen en de regeringscoalitie is voornamelijk bezig met zichzelf. Een technische briefing over de hersteloperatie voor gedupeerde ouders werd twee weken geleden afgeblazen wegens een gebrek aan interesse bij Kamerleden.
Alle deuren die na jaren strijd eindelijk op een kiertje gingen, vallen weer dicht
Toch is het schandaal bepaald niet opgelost. Duizenden toeslagenouders – bij wie de Belastingdienst tussen 2005 en 2019 onterecht toeslagen stopzette en terugvorderde – moeten nog jaren wachten op definitieve schadevergoeding, doordat de hersteloperatie Toeslagen op fundamentele onderdelen blijft vastlopen. Het kabinetsdoel om alle gedupeerden vóór eind 2027 te helpen, lijkt in het huidige tempo niet haalbaar. „De buitenwereld denkt dat het voorbij is”, zegt Kristel de Waal, zelf gedupeerde en lid van de oudercommissie die de overheid over de hersteloperatie adviseert. „Maar alle deuren die na jaren strijd eindelijk op een kiertje gingen, vallen weer dicht. De schaderoutes liggen stil, veel gemeenten zijn hun interesse in het helpen van ouders weer kwijt.”
De Tweede Kamer debatteert komende donderdag over de hersteloperatie. Staatssecretaris Nora Achahbar (Toeslagen, NSC) heeft al aangekondigd na dat debat te zullen besluiten over de verdere aanpak. Dat de hersteloperatie misgaat heeft vier aanwijsbare oorzaken.
Wie de laatste Voortgangsrapportage over de hersteloperatie leest, zal opvallen dat er één ding goed loopt: bijna alle 69.000 mensen die zich als gedupeerde hebben aangemeld, hebben inmiddels een zogeheten ‘eerste toets’ doorlopen. Dat betekent dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT, onderdeel van het ministerie van Financiën) heeft beoordeeld of iemands kinderopvangtoeslag onterecht is gestopt of teruggevorderd. Wie dat overkwam, krijgt via de zogeheten Catshuisregeling direct 30.000 euro schadevergoeding uitgekeerd.
De meeste gedupeerden hebben daarna om een ‘integrale beoordeling’ gevraagd, omdat ze meer dan 30.000 euro schade denken te hebben. UHT had eind augustus ruim 50.000 van zulke beoordelingen uitgevoerd, naar verwachting zijn die komend jaar allemaal afgerond. De integrale beoordeling stelt grofweg vast hoeveel kinderopvangtoeslag ten onrechte bij ouders is ingevorderd, welke toeslag ze hebben misgelopen, telt daar immateriële (500 euro per schadejaar) en materiële schade (25 procent van de onterechte invordering) bij op, en komt dan tot een schadebedrag.
Maar het probleem is: ouders ervaren dat niet als goede afronding van hun herstel. Gedupeerden willen weten op welke informatie UHT dat schadebedrag baseert, maar krijgen het onderliggende dossier niet – of heel traag. Dit „zorgt voor veel frustratie bij gedupeerden”, schreef de Werkgroep Toeslagenadvocaten – die vele duizenden gedupeerden bijstaat – vorige week aan de staatssecretaris in een brief die door NRC is ingezien.
De documenten zijn volgens de groep advocaten „voor alle partijen noodzakelijk en onmisbaar.” Uit wantrouwen over het uitblijven van de informatie waarmee de overheid schadecompensatie vaststelt, gaan gedupeerden massaal in bezwaar tegen UHT-besluiten én vragen duizenden ouders om nog een extra beoordeling van hun situatie via de aanwezige routes voor ‘aanvullende schadevergoeding’. Het ministerie erkent in de laatste Voortgangsrapportage dat het verstrekken van dossiers sneller en efficiënter moet.
De trage afhandeling kost het ministerie van Financiën miljoenen aan dwangsommen
Gedupeerde ouders hebben inmiddels 12.500 bezwaren ingediend tegen de besluiten van UHT. De afdeling die deze bezwaren dient af te handelen – die anderhalf jaar geleden al in crisis verkeerde – krijgt de stapel niet weggewerkt. Tussen mei en augustus kwamen er circa 1.500 bezwaren bij en werden er 1.250 afgehandeld. Veruit de meeste bezwaren (ruim 8.500) zijn ingediend tegen de integrale beoordeling. UHT streeft ernaar deze uiterlijk eind 2026 allemaal te hebben behandeld, maar dat streven staat volgens de laatste Voortgangsrapportage „onder druk”.
De trage afhandeling kost intussen miljoenen. Tot nu toe betaalde Financiën 45 miljoen euro aan dwangsommen uit wegens te langzame afhandeling van bezwaren, het ministerie verwacht dat die rekening nog oploopt tot 157 miljoen euro.
UHT nam de afgelopen maanden wel maatregelen om het aantal bezwaren terug te dringen. Zo biedt het ministerie gedupeerden die in bezwaar zijn gegaan sinds september een schikkingsvoorstel van 5.000 euro aan, in ruil voor het intrekken van hun bezwaar. Volgens de Werkgroep Toeslagenadvocaten is dat paniekvoetbal: de advocaten spreken in de brief van vorige week aan de staatssecretaris van „een konijn uit de hoge hoed dat weer de nodige onrust teweeg heeft gebracht. Gedupeerden weten niet goed wat ze ermee moeten.”
Voor gedupeerden zijn er twee onafhankelijke routes om na de integrale beoordeling nog „aanvullende” schade te laten vaststellen. De oudste van deze twee routes, de Commissie Werkelijke Schade (CWS), is bedoeld om voor de meest ernstig gedupeerden uit te zoeken welke schade iemand ‘werkelijk’ heeft geleden, bijvoorbeeld door gedwongen verhuizing, of omdat mensen hun bedrijf kwijtraakten door schulden. Daarnaast probeert CWS ook de emotionele schade die mensen ondervonden te kwantificeren, bijvoorbeeld vanwege stress over schulden, scheiding of uithuisplaatsing van kinderen.
Gemiddeld wachten ouders na hun aanmelding twee jaar op een beoordeling door CWS
Maar CWS functioneert voor geen meter, concludeerde adviesbureau Berenschot afgelopen voorjaar in een vernietigend rapport, waarover Follow the Money vorige week als eerste berichtte. CWS geeft maar vier tot vijf adviezen over schadevergoeding per week, terwijl zich eind vorig jaar al 3.000 ouders bij de commissie hadden gemeld. Gemiddeld wachten ouders na hun aanmelding twee jaar op een beoordeling door CWS, volgens Berenschot „vanuit het perspectief van de ouders en maatschappelijk onaanvaardbaar”.
Berenschot omschrijft CWS als een organisatie zonder duidelijke structuur of gedragsregels, waar onduidelijk is wat de leiding doet met signalen over dingen die fout gaan. Onder medewerkers is sprake van „wantrouwen naar ouders” en zelfs „cynisme naar de hele hersteloperatie”. Volgens Berenschot moet de hele organisatie van CWS op de schop.
Het kabinet deelde dit rapport aanvankelijk niet met de Tweede Kamer – ook staatssecretaris Achahbar van NSC, een partij die is opgericht met de belofte van transparant besturen, maakte het bij de laatste voortgangsrapportage niet openbaar. Volgens haar woordvoerder omdat het om een „intern rapport” gaat, en de conclusies zijn meegenomen in een verbeterplan dat CWS in april opstelde – en dat wél openbaar gemaakt werd.
Volgens betrokken advocaten is van de „nieuwe start” die CWS in dat plan beloofde weinig terechtgekomen. Het aantal uitgebrachte adviezen bleef ook de afgelopen maanden steken op gemiddeld 10 per maand.
Lees ook
Hersteloperatie Toeslagen lucratief voor medewerkers stichting Laurentien
De ‘methode-Laurentien’ biedt gedupeerden sinds afgelopen zomer een alternatief voor de wachtrij bij CWS. De route via Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH), opgericht door prinses Laurentien, belooft ouders een sneller en ruimhartiger alternatief, maar komt ook nog nauwelijks van de grond, onthulde NRC vorige maand. Hoewel de SGH-route in september open had moeten gaan, kunnen gedupeerden zich nog steeds niet aanmelden. Uit cijfers van SGH blijkt dat het zelfs eerdere aanmeldingen die het tijdens een proefproject binnenkreeg, nauwelijks verwerkt krijgt.
Volgens SGH is dat de schuld van het ministerie van Financiën, dat „succesblokkades” zou opwerpen. Zo zouden ouders allerlei „bonnetjes” moeten aandragen om hun verhaal te bewijzen. SGH verzet zich daartegen, omdat het verhaal van gedupeerden bepalend zou moeten zijn bij het vaststellen van de schadevergoeding – vragen om onderbouwing ziet SGH als overheidswantrouwen.
Maar uit het contract dat de stichting afgelopen juli met het ministerie van Financiën afsloot, blijkt dat SGH zelf tekende voor afspraken over het aanleveren van enige schriftelijke onderbouwing. Ouders hoeven volgens dat contract géén ondersteunende documenten aan te dragen voor bijvoorbeeld verbroken relaties of vriendschappen, faillissement, misgelopen erfenissen of fysieke klachten.
Bij acht grote schadeposten, zoals gedwongen huisverkoop of de uithuisplaatsing van kinderen, moet SGH ouders volgens de overeenkomst wél om een document vragen. Volgens het ministerie hoeven ouders alleen aannemelijk te maken dát een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, het aantonen van een directe relatie met het intrekken van toeslagen is niet nodig. Financiën meent dat het om documenten gaat die ouders zonder veel moeite kunnen aanleveren.
Dat SGH een grote overheidsopdracht aannam en tegelijk aan ouders belooft volledig onafhankelijk van de staat te opereren, blijkt een recept voor voortdurende wrijving. Intussen kwam de SGH-route ook afgelopen maand niet van de grond: de stichting had ruim tweehonderd schadeberekeningen van gedupeerden willen opleveren, het werden er drie. Wanneer nieuwe gedupeerden zich kunnen aanmelden is nog altijd onduidelijk.
Gedupeerden zien de aanhoudende problemen bij de hersteloperatie met lede ogen aan. Kristel de Waal: „Niks loopt, opnieuw is het sprankje hoop dat ouders kregen weg. We zijn de wanhoop nabij.”
Lees ook
Ruzies met Financiën, toch kreeg Laurentien een miljoenenklus