In de collectieve rechtszaak van Amerikaanse beleggers tegen Philips heeft een rechter in New York dinsdag een tik uitgedeeld aan Philips en voormalig topman Frans van Houten.
De zaak gaat over de vraag in hoeverre Philips Amerikaanse investeerders relevante informatie heeft onthouden over de problemen met de slaap- en beademingsapparaten van dochterbedrijf Philips Respironics in Pittsburgh, Pennsylvania. In de zomer van 2021 kondigde Philips een massale terugroepactie aan van 15 miljoen apparaten vanwege mogelijke gezondheidsrisico’s.
De waarschuwing was gebaseerd op problemen met het geluiddempende PE-PUR-schuim in de apparaten. Dat kon kapotgaan en mogelijk voor ademhalingsproblemen, ontstekingen en kanker zorgen. In de maanden daarna stortte de beurskoers van Philips in, waardoor beleggers grote verliezen leden.
Lees ook
Philips daagt Amerikaans testlab voor de rechter wegens ‘ernstige fouten’ in apneu-kwestie
De Amerikaanse beleggers claimen dat Philips al ver voor de terugroepactie wist van de problemen. Zij baseren zich voornamelijk op een vernietigend inspectierapport van de Amerikaanse toezichthouder, de FDA. Die voerde in de maanden na de terugroepactie meerdere inspecties uit bij Philips Respironics, dat de apneu-apparaten vanaf 2009 verkocht.
Problemen niet gemeld
De investeerders stellen op basis van dit rapport dat Philips al ten minste vanaf 2015 klachten ontving over de apparaten. De problemen werden niet gemeld bij toezichthouder FDA of besproken tijdens informatiesessies met investeerders.
De rechter die zich in de VS buigt over de zaak van de beleggers was dinsdag in een tussenvonnis op dit punt scherp. Volgens hem zijn de klachten over het schuim in de interne administratie van Philips „hardnekkig” en „goed gedocumenteerd”.
De investeerders die geld claimen bij Philips wijzen ook op misleidende verklaringen over een beademingsapparaat dat Philips tijdens de Covid-19-pandemie op de markt bracht. Ook in dit apparaat zat het omstreden PE-PUR-schuim. Frans van Houten zei over dit apparaat dat er filters in waren gezet waardoor het „veilig en geschikt” was voor „kritieke zorg”. Philips bracht ter verdediging in dat de FDA tijdens de pandemie de eisen voor „goede productiepraktijken” tijdelijk liet varen omdat het hier om noodhulp ging.
Over Frans van Houten beweren de eisers dat die zeker al vanaf 2018 op de hoogte moet zijn geweest van de problemen met de degradatie van PE-PUR-schuim. Vanaf dat jaar, voeren de eisers aan, was Van Houten aanwezig bij diverse vergaderingen waar de problemen zouden zijn besproken.
Twee claims afgewezen
De rechter wees dinsdag de claims van beleggers af tegen Philips chief financial officer Abhijit Bhattacharya en John Frank, de voormalig ceo van Philips Respironics. De vordering tegen Frans van Houten blijft staan.
Philips woordvoerder Steve Heywood benadrukt dat deze fase in de zaak slechts het begin is. „Er is nog niet geoordeeld of de uitspraken van de eisers ook waar zijn. Dat moet nog worden getoetst. We zullen de vorderingen, die naar onze mening volledig ongegrond zijn, krachtig betwisten en zijn van plan om in de loop van de zaak te proberen deze te laten afwijzen.”
In Nederland heeft het advocatenkantoor Birkway Philips aansprakelijk gesteld namens meer dan 100 institutionele investeerders. Advocaten van Birkway: „Nu zien we dat de Amerikaanse rechter voldoende basis aanwezig acht voor een inhoudelijke behandeling van de vorderingen van beleggers. Dit is bevestiging van ons standpunt dat Philips haar aandeelhouders onjuist en te laat heeft geïnformeerd. Deze ontwikkelingen sterken onze cliënten in de overtuiging om Philips aan te sporen tot schadeloosstelling van investeerders.”
Lees ook
Schikking van Philips is financieel een meevaller voor het bedrijf
Oorlogsdreiging hangt als een sluier over het nieuws. Ruslands agressie duwt de frontlinie steeds verder Oekraïne in. In de Verenigde Staten zetelt een wispelturige president waar niet meer op te rekenen valt. China vliegt vaker straaljagers in het luchtruim van Taiwan.
Een sterker Defensie-apparaat is een no brainer, vinden politici van links tot rechts. Het is een kwestie van nationale veiligheid, een morele verplichting aan Oekraïne. Bovendien is er vorige maand in Den Haag een handtekening gezet onder een hogere NAVO-norm.
Er is weinig aandacht voor een schaduwzijde van veiligheid, een die tegelijkertijd óók gaat over veiligheid.
Hogere militaire uitgaven zullen altijd leiden tot een toename van de uitstoot van broeikasgassen, staat in een rapport van het Transnational Institute, een internationale denktank. „Het verbaasde me”, zegt Casper Burgering, econoom gespecialiseerd in duurzaamheid bij ABN Amro en columnist voor De Telegraaf, „dat militaire activiteiten best een grote impact hebben op het klimaat. Bij klimaatverandering denken we aan de usual suspects: industrie, de warmtevoorziening. Niet direct aan Defensie.”
In één jaar gaf de Air Force vijf miljard dollar uit aan brandstof
Burgering maakte in mei een analyse over de klimaatimpact van Defensie. Daaruit bleek onder meer dat de emissie-intensiteit (de uitstoot per persoon) van het defensie-organisatie twee tot drie keer hoger ligt dan bij andere economische activiteiten. „Wanneer militair personeel toestroomt uit andere delen van de economie of vanuit hun studie, nemen de totale emissies toe.”
Over hoeveel uitstoot hebben we het precies? Het antwoord op die vraag heeft eigenlijk niemand. Bij internationale klimaatonderhandelingen is afgesproken dat landen de emissies van hun krijgsmachten niet hoeven te delen. Dat maakt het nattevingerwerk.
Volgens een schatting van klimaatdenktank Conflict and Environment Observatory (CEOBS) zijn alle krijgsmachten en hun toeleveringsketens samen verantwoordelijk voor 5,5 procent van de wereldwijde emissies. Zouden krijgsmachten samen een land vormen dan waren ze (volgens deze schatting) de vierde grootste uitstoter van de wereld. Adviesbureau Roland Berger kwam met een berekening uit op tussen de 1 en 2 procent van de wereldwijde door mens veroorzaakte emissies, en noemde de Defensie-sector „een van de moeilijkste om te decarboniseren”.
Die uitstoot zal alleen maar meer worden door de nieuwe NAVO-norm van 5 procent. En niet alleen in Europa neemt de bewapening toe, die trend is wereldwijd zichtbaar. Volgens de Global Peace Index nam militarisering in 2023 (het laatste meetjaar) in 108 landen toe.
Vliegen op biokerosine
Wat veroorzaakt de hoge uitstoot van de krijgsmachten? Vooral alles dat vliegt, vaart of rijdt. Militaire vliegtuigen, zeker moderne straaljagers, verbruiken veel brandstof. In 2017 gaf alleen al de Amerikaanse luchtmacht Air Force zo’n vijf miljard dollar uit aan brandstof.
Biobrandstof kan een alternatief zijn, maar om die te verkrijgen is veel landoppervlak nodig. Bovendien is dat type brandstof in de praktijk bij vliegtuigen nog erg lastig. Op dit moment lukt het Defensie om 20 procent biobrandstof bij te mengen bij diesel. Bij kerosine lukte dat om technische redenen nog niet, maar Defensie hoopt dit jaar wel biokerosine bij te kunnen mengen.
Wat ook niet helpt bij het gebruik van biobrandstof, zegt een woordvoerder van Defensie, is dat legers internationaal samenwerken. Daarvoor moeten systemen onderling op elkaar aansluiten. De NAVO geeft standaarden uit die zelfs bepaalde brandstoftypen voorschrijven.
Defensie probeert ook op andere manieren te verduurzamen. Zoals experimenteren met het gebruik van meer zonne-energie op missies. En door vaker te trainen in (virtuele) simulaties. Dat helpt de uitstoot te beteugelen, maar „realistisch trainen” blijft belangrijk, zegt de woordvoerder. „Dat vergt daadwerkelijk gebruik van militair materieel en daarmee ook verbruik van brandstoffen.”
Ergernis bij arme landen
Naast de directe uitstoot, zijn er ook indirecte gevolgen voor klimaatverandering als er meer geld naar Defensie gaat. Elke euro voor de krijgsmacht, kan niet naar de energietransitie of klimaatadaptatie. Het is dus van belang, als je klimaatverandering wil tegengaan, waaraan het extra geld voor Defensie precies wordt uitgegeven.
Denktank CEOBS noemt het „cruciaal” dat militaire uitgaven niet in de plaats komen van investeringen in duurzaamheid
„In het geval van de verhoogde NAVO-norm is dat nog niet duidelijk”, zegt Burgering. „Landen kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen hun schulden te laten oplopen. Maar ze kunnen er ook voor kiezen geld uit andere potjes naar de krijgsmacht te laten gaan.” GroenLinks-PvdA verkondigde dat extra uitgaven aan Defensie niet zouden mogen leiden tot bezuinigingen op zorg, onderwijs en uitkeringen. Klimaat werd daarbij niet genoemd. Denktank CEOBS noemt het „cruciaal” dat militaire uitgaven niet in de plaats komen van investeringen in duurzaamheid.
Arme landen blijken zich te ergeren aan grote Defensie-uitgaven in het Westen. Tijdens de vorige Klimaattop in Azerbeidzjan werd onderhandeld over klimaatfinanciering om arme landen te steunen. Drie landen wezen op wat zij zien als discrepantie: geld vloeit veel makkelijker naar Defensie dan naar hulp voor arme landen. Een vertegenwoordiger van Cuba zei bijvoorbeeld: „We kunnen niet passief blijven en ondertussen dood verkiezen boven leven.” „2,5 biljoen dollar [de militaire uitgaven wereldwijd] om elkaar te vermoorden is niet te veel, maar een biljoen om levens te redden zou onredelijk zijn”, aldus Panama.
Klimaatverandering kan zelf ook weer tot meer conflicten leiden. „Als er droogte ontstaat en schaarste neemt toe, kunnen er conflicten ontstaan”, zegt Burgering. Ook het Nederlandse ministerie van Defensie waarschuwt hiervoor: „Klimaatverandering heeft invloed op de vrede en veiligheid in de wereld.”
Hoe nu verder? Denktank CEOBS adviseert bij Defensie-uitgaven niet alleen na te denken over militaire slagkracht, maar ook om breder in te zetten op menselijke veiligheid en daarbij bescherming tegen klimaatopwarming mee te nemen.
Daarnaast adviseren deze onderzoekers overheden om openhartig te zijn en duidelijk te communiceren hoe meer geld naar de krijgsmacht kan botsen met duurzaamheidsdoelen. Dan wordt in elk geval voor het brede publiek duidelijk waar politici voor kiezen.
Gratis geld bestaat niet, zo wil een oude wijsheid. Maar wie het rapport ‘Kansen voor lagere tarieven en beter beleid’ leest dat demissionair staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Fiscaliteit, NSC) maandag aan de Tweede Kamer stuurde, komt in de verleiding daar anders over te denken. Kort door de bocht is de boodschap: er ligt voor vele tientallen miljarden aan belastinggeld voor het oprapen, laten we er iets goeds mee doen!
Vooropgesteld: het rapport van de ambtenaren van Financiën is geen uitgewerkt pakket met panklare maatregelen. Het is vooralsnog ook niet de bedoeling dat het demissionaire kabinet er iets van gaat vinden, benadrukt Van Oostenbruggen in een begeleidende brief. Dat is aan een volgend kabinet, na de verkiezingen van eind oktober dus. Tegelijkertijd biedt de vingeroefening van de ambtenaren bergen aan interessant materiaal voor een inhoudelijke verkiezingscampagne: er valt wat te kiezen als het gaat over de inrichting van het fiscale stelsel. En wat te winnen ook.
Tweehonderd regelingen
Het Nederlandse fiscale stelsel is opgebouwd uit ongeveer tweehonderd belastingregelingen – van loonbelasting tot btw en van vennootschaps- tot motorrijtuigenbelasting – die dit jaar gezamenlijk 428,7 miljard euro opbrengen aan belasting- en premieinkomsten. Van die regelingen zijn er de afgelopen jaren er 116 geëvalueerd, waarbij 53 regelingen een negatieve beoordeling kregen. Deze regelingen zijn weliswaar goed voor 85 miljard euro aan belastinginkomsten, maar zijn niet effectief, of bereiken niet tegen redelijke kosten hun doel.
Dat op zich is geen nieuws: de afgelopen jaren is al vaker vastgesteld dat de doelmatigheid van fiscale regels te wensen overlaat. Uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst, een te ingewikkelde opgave voor belastingplichtigen, te hoge uitvoeringskosten of niet doelmatig: de lijst met negatieve kwalificaties is lang.
Ook de roep om daar wat aan te doen klinkt regelmatig, alleen komt een gestructureerd debat over hoe dat dan moet niet van de grond. Dat heeft alles te maken met wat scheidend president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank onlangs ook weer opmerkte: het fiscale stelsel is er niet (meer) voor het algemeen belang, maar is vooral een optelsom van deelbelangen. Wie aan één regel komt, benadeelt direct een specifieke groep belastingplichtigen. En dat ligt politiek gevoelig.
Om dat probleem te omzeilen, kozen de ambtenaren van Financiën voor een meer integrale benadering. Ze laten de 85 miljard euro aan negatief beoordeelde regelingen voor wat ze zijn en concentreren zich op vier clusters van maatregelen waar in samenhang gesneden en opgeruimd kan worden. Dat levert in totaal zo’n 35 miljard euro aan geschrapte of aangepaste regelingen op. Geld (omgerekend zo’n 2.000 euro per Nederlander) dat gebruikt kan worden om op andere terreinen de lasten te verlichten.
‘Pas het btw-stelsel aan’
De meeste winst is te behalen uit een aanpassing van het stelsel van de btw. Daar geldt nu een normaal tarief (van 21 procent) en een verlaagd tarief voor een specifieke groep goederen, zoals sommige voedingsmiddelen, cultuur, arbeidsintensieve diensten en openbaar vervoer. De oorspronkelijke bedoeling van een verlaagd btw-tarief, het ondersteunen van minder draagkrachtigen, wordt daarmee niet bereikt, werd al eerder vastgesteld. Ook leidt de btw-wetgeving tot een oerwoud aan uitzonderingsbepalingen, die moeilijk te hanteren zijn en voor verwarring (en hilariteit) zorgen.
Lees ook
De btw: het fiscale duizenddingendoekje dat al een halve eeuw misbruikt wordt
De ambtenaren stellen voor om de 16 miljard aan inkomsten uit het verlaagde btw-tarief (bijna eenvijfde van het totaal aan btw-inkomsten) daarom ‘vrij te spelen’. Dat kan via afschaffing van het verlaagde tarief (waardoor één tarief van 21 procent overblijft). De opbrengst kan gebruikt worden om gericht beleid mee te voeren: een verlaging van de inkomstenbelasting, of specifieke steun aan sectoren. Ook kan gekozen worden voor één tarief van 18 procent, waarbij de opbrengsten van het afschaffen van het verlaagde tarief gebruikt worden om het algemene tarief terug te dringen. Een derde richting kan zijn categorieën fors in te perken waarvoor nu een verlaagd tarief geldt (bijvoorbeeld tot alleen voedingsmiddelen en water) en met gericht beleid de andere sectoren te steunen. Dan resteert 3 miljard voor aanvullende lastenverlichting.
Een ander blok waar vereenvoudiging en schrappen van bestaande maatregelen tot een beter en uitvoerbaar stelsel leidt, is de eigen woning. Eigenwoningbezit wordt jaarlijks met 9 miljard euro gesubsidieerd, constateren de ambtenaren, en dat terwijl de hypotheekrenteaftrek er nauwelijks toe leidt dat meer mensen een eigen woning kopen. Integendeel, zij drijft de huizenprijzen op en laat mensen zich dieper in de schulden steken dan als de aftrek er niet was geweest. Afschaffen is dus het devies in het rapport, en neem daar ruim de tijd voor (twintig jaar, is het advies), want de effecten kunnen groot zijn. Ook zou het eigenwoningforfait, de regeling die een deel van de waarde van de woning optelt bij het inkomen, verhoogd kunnen worden. Ook geleidelijk, om al te grote negatieve inkomensschokken te voorkomen.
De opbrengst, 9 miljard euro in totaal, kan gebruikt worden om de lasten op arbeid significant te verlagen. Daarvan profiteren zowel huizenbezitters als huurders. Ook zal de vermogensongelijkheid met het afschaffen van de subsidies op de eigen woning afnemen.
‘Stop subsidiëren ondernemers’
Het derde blok waar de ambtenaren hun tanden in zetten zijn de ondernemers. Daar valt 8 miljard te halen (omgerekend 3.000 euro per bedrijf), vooral door iemand niet meer te subsidiëren omdat hij of zij ondernemer is, maar alleen te kijken naar wat de onderneming doet. Gevolg van de fiscale maatregelen die nu gelden is dat het verschil tussen een werkende en een ondernemer te groot is, wat verstorend werkt op de arbeidsmarkt.
Ook de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting en de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen mogen op de schop
De ambtenaren richten zich vooral op regelingen als de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de verlaagde winstbelasting. Zij rekenen voor dat door meer te sturen op bijvoorbeeld innovatie, duurzaamheid en het gelijk belasten van ondernemers en werkenden er ruimte ontstaat om de winstbelasting te verlagen, het hoogste belastingtarief voor werkenden te verlagen en de werkgeverspremies te verlagen.
Een laatste pakket van 10 miljard euro aan regelingen maakt vooral een einde aan fiscale regels die niet het beoogde resultaat hebben, of te ingewikkeld zijn voor burgers, bedrijven of de belastingdienst zelf. Voorbeelden zijn de reiskostenaftrek voor het OV, de eenmalige schenkingsvrijstelling aan kinderen, de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting, de willekeurige afschrijving zeeschepen of de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen.
De voorbeelden maken gelijk helder hoe specifiek sommige fiscale regelingen zijn. Van de meeste regelingen zegt Financiën: afschaffen. De 2,3 miljard die dat oplevert kan gerichter worden ingezet of gebruikt worden voor lastenverlichting op arbeid. Andere regelingen kunnen worden omgevormd of aangepast, waarmee ofwel het doel binnen handbereik komt ofwel geld vrijkomt om lasten op arbeid of voor ondernemers te verlagen.
Wat het rapport vooral laat zien is dat het best kan, een simpeler, effectiever en doelmatiger stelsel inrichten. De ambtenaren erkennen ook dat ze zich met deze voorstellen in een complex politiek speelveld van (deel)belangen begeven. Hun advies is dan ook: creëer eerst maatschappelijk draagvlak voor de gewenste aanpassingen voordat je ze doorvoert. Niet om iedereen tevreden te stellen, dat zal per definitie niet lukken als specifieke voordeeltjes worden afgeschaft. Wel om het bredere belang van een aanpassing of vereenvoudiging uit te leggen.
Voor 19 euro naar Barcelona is al lang verleden tijd. Dure kerosine, hogere vliegtaks, Europese CO2-rechten, stijgende salarissen voor de bemanning, forse havengelden op Schiphol – vaarwel spotgoedkoop vliegticket.
En nu is, voor het eerst sinds de budgetmaatschappijen in de jaren negentig naar Nederland kwamen, het deel van de passagiers dat met bedrijven als easyJet, Ryanair, Transavia en Vueling vliegt gedaald.
Dat blijkt uit cijfers over de luchtvaart in Nederland die statistiekbureau CBS dinsdag heeft gepubliceerd. Het heeft specifiek in kaart gebracht hoeveel van en naar Nederland wordt gevlogen met zogeheten lowcost-maatschappijen.
In 2024 koos ruim 36 procent van de passagiers van en naar Nederland voor een budgetmaatschappij. Een jaar eerder was dat ruim 37 procent. In 2004 was het aandeel van de budgetmaatschappijen nog 20 procent.
Trendbreuk
Die daling in het afgelopen jaar is weliswaar klein, maar vormt wel degelijk een trendbreuk. Sinds de liberalisering van het Europese luchtruim in 1993 veroverden lowcost-maatschappijen onafgebroken marktaandeel. Dat wil zeggen: in ‘normale’ jaren, niet tijdens de coronacrisis.
Volgens het CBS reisden vorig jaar 27,8 miljoen passagiers van of naar een Nederlandse luchthaven met een budgetmaatschappij. ‘Traditionele’ maatschappijen als KLM vervoerden in 2024 48,4 miljoen passagiers van en naar Schiphol en de kleinere vliegvelden in Nederland.
Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Italië waren de populairste bestemmingen met een budgetticket, aldus het CBS. Traditionele maatschappijen brengen reizigers vooral naar de VS, (ook) het VK en Duitsland.
Waardoor budgetmaatschappijen vorig jaar wat marktaandeel hebben verloren in Nederland, meldt het CBS niet. Wie kijkt naar het buitenland, kan wel enkele verklaringen zien.
De budgetmaatschappijen hadden in Nederland altijd al een kleiner marktaandeel dan elders. In het VK hebben Ryanair, easyJet en andere lowcost-maatschappijen een aandeel van ruim boven 50 procent, net als in Spanje en Italië. In Polen zijn met name Ryanair en Wizz Air goed voor circa twee derde van alle vluchten.
Hub Schiphol
Het relatief beperkte marktaandeel in Nederland komt vooral door Schiphol. De Amsterdamse luchthaven is een van Europa’s grootste hub-vliegvelden, met KLM als dominante speler. Bij zo’n draaischijf gaat het meer om overstappers (transferpassagiers) dan om passagiers die de luchthaven als directe bestemming hebben, zoals een zonnige stad in Zuid-Europa – point-to-point, in luchtvaartjargon.
Budgetmaatschappijen op Schiphol klagen vaak dat veel investeringen in Amsterdam met name ten goede komen aan KLM en partners zoals Air France en Delta Air Lines. EasyJet is al jaren ontevreden over de kwaliteit van de pier die de maatschappij op Schiphol gebruikt. Verder zijn de vliegtaks en de vergoeding die luchtvaartmaatschappijen moeten betalen per passagier (havengelden) lager voor transferpassagiers. Daarvan profiteert KLM (50 tot 60 procent van alle KLM-passagiers zijn overstappers) meer dan easyJet en Ryanair.
Schiphol is bovendien vol – onder meer vanwege klimaat- en geluidsregels. Het geeft slechts mondjesmaat nieuwe start- en landingsrechten (slots) uit. Voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen, ook de lowcost, kent Amsterdam nauwelijks ruimte. Het demissionaire kabinet begrensde Schiphol tot 468.000 vluchten per jaar.
Budgetvliegveld
Anders dan in het VK (Londen Stansted, Luton), Spanje (Girona, Alicante) en Duitsland (Weeze) kent Nederland geen grote vliegvelden specifiek voor budgetmaatschappijen. Eindhoven, veel bediend door Transavia en Ryanair, zit ook aan zijn plafond. En Lelystad Airport is (nog) niet open. Dit is overigens belangrijker voor Ryanair, dat steevast kiest voor goedkope, secundaire vliegvelden, dan voor easyJet, dat op de belangrijkste luchthavens wil blijven vliegen.
Tot slot hebben Nederlandse passagiers net over de grens populaire uitwijkmogelijkheden. Volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) koos vorig jaar 13 procent van de vliegende Nederlanders voor een nabije buitenlandse luchthaven net. Het gaat dan bijvoorbeeld om Düsseldorf, Brussel of Weeze, net over de grens bij Venray.
Intussen staat het verdienmodel van de budgetmaatschappijen onder druk. Een bedrijf als Ryanair lijkt zijn kosten weliswaar veel beter dan bijvoorbeeld KLM in de hand te houden, maar het verschil met traditionele vliegbedrijven wordt kleiner. Die laatste bieden inmiddels lager geprijsde tickets doordat ze passagiers nu ook laten bijbetalen voor dienstverlening aan boord, zoals stoelreservering, eten en drinken, of hun bagage. Transavia introduceerde in 2024 betaling voor handbagage; dat bracht vorig jaar meer dan 100 miljoen euro op. Voor KLM zijn deze extra inkomsten ook zeer welkom.
Gratis koffer
Deze verborgen kosten van een vlucht krijgen steeds meer kritiek. Niet alleen van passagiers en consumentenorganisaties, ook vanuit Brussel. Het Europees Parlement werkt aan nieuw beleid voor passagiersrechten. Zo zouden reizigers te allen tijde het recht moeten hebben een stuk handbagage van maximaal 7 kilogram gratis mee te nemen in de cabine.
Het voorstel stuit op grote weerstand van de luchtvaartmaatschappijen. Hun passagiers willen juist de keuze hebben een ticket ‘met of zonder bagage’ te kopen, betogen ze. Anders drijft het Europese beleid de prijzen alleen maar op. Met een ‘gratis’ koffer, verrekend in de tarieven, wordt dat ticket naar Barcelona zeker duurder dan 19 euro.