Nu de grillen van één man zo ongeveer alle mensen op aarde treffen, zal het niet verbazen dat zelfs de bodem van de diepzee – waar nog nooit een mens is geweest – niet meer immuun is voor het gekrakeel op land. Mogelijk beslist de regering-Trump de komende tijd om de eerste vergunning voor commerciële diepzeemijnbouw ter wereld af te geven. De gevolgen daarvan kunnen groot zijn.
Het zou betekenen dat ook de ontginning van de diepzeebodem een kwestie wordt van America first. Dit in plaats van de internationaal gereguleerde operatie waar bijna alle andere staten al tientallen jaren voorbereidingen voor treffen. Er staat dus nogal wat op het spel.
De drijvende kracht achter de gebeurtenissen is The Metals Company (TMC), een Canadees bedrijf dat na jaren van ontwikkeling denkt technisch klaar te zijn voor het delven van zogeheten mangaanknollen. Dat zijn aardappelvormige stenen die op zo’n vierduizend meter diepte op delen van de zeebodem liggen. Ze bevatten mangaan, koper, kobalt en nikkel, zeer gewilde metalen voor de accu’s van elektrische auto’s. En ze liggen daar voor het oprapen; althans, voor wie erbij kan.
De knollen op 4.000 meter diepte bevatten mangaan, koper, kobalt en nikkel
Op verschillende plaatsen in de wereld werken bedrijven aan de benodigde technologie: rupsvoertuigen die de enorme waterdruk kunnen weerstaan en de mangaanknollen opzuigen van de bodem, waarna ze via een slang naar een moederschip worden vervoerd.
Als TMC dit op commerciële schaal kan doen, zou dat de aandeelhouders rijk maken én de energietransitie helpen. Op land zijn veel van de makkelijk winbare voorraden van deze metalen al op. Gerard Barron, mede-oprichter en directeur van TMC, zegt bovendien ervan overtuigd te zijn dat diepzeemijnbouw minder inbreuk op natuur en milieu maakt dan mijnbouw op land.
Roep om een moratorium
Veel natuurbeschermers vragen juist om een verbod. Zij zijn bang dat de schade voor ecosystemen op de diepzeebodem, die kwetsbaar zijn door het gebrek aan licht en zuurstof, te groot zal zijn. Een groeiend aantal staten en wetenschappers pleit voor een tussenweg: een moratorium van jaren, tot er meer bekend is over de gevolgen.
De organisatie die hier over moet besluiten, is de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) in Jamaica. Deze club werkt al sinds zijn oprichting in 1994 aan een mijnbouwcode. Daarin komen de regels te staan voor diepzeemijnbouw in de volle zee, het deel van de oceaan dat niet onder specifieke landen valt. Dit gedeelte, dat the Area (het Gebied) wordt genoemd, beslaat ongeveer de helft van het aardoppervlak.
Nu is er veel te zeggen voor de opvatting dat de ISA traag is, maar haar opdracht is dan ook gigantisch. De lidstaten moeten het onder andere eens worden over de vraag wat ecologisch verantwoord is, hoe toezicht op vierduizend meter diepte eruit moet zien en wie waar mag mijnen. Omdat de laatste jaren het besef is gegroeid dat er nog heel veel onderzoek nodig is naar de draagkracht van het ecosysteem, is de mijnbouwcode voorlopig nog niet af.
De basis van het werk van de ISA is het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982. Dat gaat behalve over diepzeemijnbouw ook over zeevaart, visserij en zaken als kabels en pijpleidingen. Een belangrijk principe uit het verdrag is voor de VS altijd moeilijk te verteren geweest: „Het Gebied en zijn rijkdommen zijn het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid.” Ze behoren dus niet toe aan een individu, bedrijf of staat. De afspraak is dan ook dat de opbrengsten van diepzeemijnbouw uit het Gebied worden gedeeld met lage-inkomenslanden.
President Ronald Reagan trok dit idee zo slecht dat hij in 1982 weigerde het Zeerechtverdrag te tekenen. „Onderontwikkelde landen […] zijn er wederom op uit om op onze kosten mee te liften”, zou hij gezegd hebben. Reagan stuurde zelfs een gezant, de latere minister van Defensie Donald Rumsfeld, de wereld over om andere landen in zijn kamp te trekken, wat overigens slecht lukte. In aanloop naar het Zeerechtverdrag, in 1980, hebben de VS hun eigen wet voor diepzeemijnbouw aangenomen. De Amerikaan die erin slaagt om de metalen naar boven te halen, mag ze volgens die wet zelf houden.
Destijds was het toekomstmuziek, nu wordt het menens. Eind maart kondigde Barron aan dat TMC (met een afgestofte Amerikaanse dochteronderneming) in het tweede kwartaal van dit jaar een exploitatievergunning gaat aanvragen onder de Amerikaanse wet. Hij is het zat om te wachten op de mijnbouwcode van de ISA, vermoedelijk mede doordat de financiële reserves van TMC opdrogen, en is in gesprek met de regering-Trump.
Barron steekt zijn woede niet onder stoelen of banken: „Een factie van staten en milieugroepen” doet er volgens hem alles aan om de regels van de ISA te vertragen, zegt hij in een verklaring. Zij doen dit met „het expliciete doel om de commerciële industrie om zeep te helpen”. Volgens Barron is de ISA „onwillig” en hebben de VS er „achteraf bezien goed aan gedaan om het Zeerechtverdrag niet te ratificeren”.
Honger naar kritieke metalen
Trump heeft zich nog niet persoonlijk over de kwestie uitgelaten, maar Barrons toenadering sluit perfect aan bij zijn honger naar kritieke metalen – zie ook zijn belangstelling voor de grondstoffen van Groenland en Oekraïne – en zijn minachting voor internationale organisaties en milieubescherming.
Volgens Leticia Carvalho, de Braziliaanse secretaris-generaal van de ISA, zou een Amerikaanse vergunning voor mijnbouw in het Gebied „een schending vormen van het internationaal recht en het vreedzaam gebruik van de zee”. Barron stelt juist dat zijn alleingang „volledig in lijn” is met het internationaal recht, omdat hij gebruik maakt van de „vrijheid van de volle zee”.
Alex Oude Elferink, hoogleraar Internationaal Zeerecht aan de Universiteit Utrecht, denkt dat TMC te ver gaat. Omdat de VS in 1994, onder president Clinton, wél de implementatieovereenkomst bij dit deel van het Zeerechtverdrag hebben ondertekend, mogen ze niets doen dat strijdig is met het doel en de strekking van het verdrag, zegt hij. „Tenzij ze aangeven dat ze daadwerkelijk geen partij meer willen worden.” In dat geval is relevant wat het gewoonterecht is, het recht dat bij gebrek aan wetgeving is ontstaan uit gewoonten. „Ik denk dat hier als gewoonterecht geldt dat het Gebied het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid is.”
De grote vraag is wat de ISA of de lidstaten kunnen doen met deze informatie. Ze kunnen onderzoeken of er juridische mogelijkheden zijn om een Amerikaanse vergunning tegen te houden. Daarnaast kunnen overheden de import van grondstoffen die afkomstig zijn uit diepzeemijnbouw verbieden. Hoe dan ook neemt de druk op de ISA toe om haast te maken met de regels.
„Er zal iets moeten gebeuren”, denkt hoogleraar Oude Elferink. „Als de staten hier niet tegen optreden legt dat een bom onder dit deel van het Zeerechtverdrag.”
