In Gorcum twijfelt niemand aan de verzetsdaden van Richard Navest. ‘De Baviaan’, zo luidde in verzetskringen zijn bijnaam, heeft onder meer de bevrijding van Maarten Willem Schakel op z’n conto staan. Schakel, toen verzetsstrijder en later spraakmakend ARP-Tweede Kamerlid, was gevangengenomen en zou worden geëxecuteerd. Ware het niet voor Navest, dus. Gorcum eert de verzetsstrijder dan ook met een straatnaam. Zijn graf is een gemeentelijk monument.
Maar sinds begin januari prijkt de naam van Navest op de index van het Nationaal Archief van Nederlanders die na de bevrijding werden verdacht van collaboratie met de Duitsers. Navest komt voor in de meer dan 420.000 strafdossiers uit die tijd, die vanaf begin dit jaar werden geopenbaard, de zogeheten CABR-archieven. Al die dossiers werden gerubriceerd op naam van toenmalige verdachten. Wie de dossiers wil inzien, kan inzage vragen in het strafdossier zelf. Maar op die ‘verdachtenindex’ prijken nu onbedoeld ook de namen van mensen die wel in het dossier voorkwamen, maar niet als hoofdverdachte. Bijvoorbeeld mensen die verklaringen hebben afgelegd, maar ook Joodse slachtoffers van collaboratie en verraad.
Het Nationaal Archief waarschuwt inmiddels voor mogelijke fouten in de archivering van die index. Online is die echter een eigen leven gaan leiden als de ‘verdachtenlijst’ van foute Nederlanders.
Drie vragen over die index en de potentiële gevolgen van die fouten.
De index is geen ‘collaboratielijst’, zo benadrukt de woordvoerder van het Nationaal Archief
1
Wat is het precies voor archief en waarom staat alleen die verdachtenindex online?
Dit is het zogeheten Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), het archief van een speciale rechtsgang die na de bevrijding is opgetuigd om collaborateurs op te sporen en te berechten. Meer dan 420.000 mensen werden onderzocht, 66.000 moesten zich voor de rechter verantwoorden, voor speciaal opgerichte tribunalen en bijzondere gerechtshoven. De tribunalen deden uitspraak over 50.000 personen. Zo’n 35.000 mensen kregen een gevangenisstraf van maximaal tien jaar. De bijzondere gerechtshoven deden uitspraak over zo’n 16.000 personen.
Goed of fout in de oorlog is nog steeds een maatschappelijk thema, zo blijkt uit de massaal bezochte site waarop die index is gepubliceerd. Eén op de vijf Nederlanders ziet kinderen van ouders met een ‘fout’ oorlogsverleden liever niet in publieke functies als het onderwijs, de politiek of de journalistiek. Dat bleek in september uit het onderzoek Geluiden uit de stilte van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid.
Het was de bedoeling dat al die strafdossiers vanaf januari online raadpleegbaar zouden zijn. Maar vorig jaar december – vlak voor de deadline – stak minister Eppo Bruins (Onderwijs, NSC) daar een stokje voor, nadat hij was gewaarschuwd dor de Autoriteit Persoonsgegevens. Die toezichthouder stelde dat de privacy van nog levende personen onaanvaardbaar geschonden zou worden. Zolang levenden voorkomen in een dossier, is dat beperkt toegankelijk.
Digitaal onderzoek is weliswaar bij het Nationaal Archief mogelijk, maar beperkt. Er is inmiddels een wachtlijst.
Lees ook
De oorlogsarchieven gaan open: is goed of fout achteraf vast te stellen?
2
Wat betekent die beperking in de praktijk?
Nabestaanden kunnen erachter komen of familieleden op die index staan, maar krijgen niet – of beperkt – inzage in de bijbehorende dossiers. Een woordvoerder van het Nationaal Archief vertelt „enkele tientallen telefoontjes” te hebben gekregen van mensen die zich zorgen maken over de persoonsvermelding. Volgens de woordvoerder gaat het om fouten die bij het opstellen van die dossiers gemaakt kunnen zijn. Die worden nu, met het toegankelijk maken van dat CABR-archief, zichtbaar.
Ook is de index geen ‘collaboratielijst’, zo benadrukt de woordvoerder, maar een lijst van mensen naar wie na de Tweede Wereldoorlog een onderzoek is gestart, met de vraag of ze gecollaboreerd hadden: „Het kwam regelmatig voor dat een onderzoek snel werd gesloten, omdat de aanleiding geen standhield.”
Intussen is de studiezaal van het Nationaal Archief tot eind februari volgeboekt, want daar is offline inzage mogelijk. Later dit jaar kunnen de dossiers digitaal worden doorzocht. Daarvoor is voorlopig één terminal beschikbaar. Er wordt onderzocht of dat aantal kan worden uitgebreid.
3
Speelt de Autoriteit Persoonsgegevens nog een rol? En heeft dit consequenties voor andere oorlogsarchieven?
De voorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens, Aleid Wolfsen, noemde het in december een „morele plicht” voor het ministerie en het Nationaal Archief om het mogelijk te maken voor iedereen – die daar recht op heeft – om de dossiers in te kunnen zien. „Daar moet massaal in geïnvesteerd worden”, zei hij in NRC.
Met een aantal andere oorlogsarchieven is online inzage al mogelijk. Zo kunnen de dossiers van de Amsterdamse politie ten tijde van de Tweede Wereldoorlog worden bekeken. Die kunnen worden doorzocht, naar namen van burgers die verdacht werden of die aangifte hadden gedaan. Volgens een woordvoerder van Wolfsen werden andere oorlogsarchieven niet onder de loep genomen. Daarvoor heeft de AP ook de capaciteit niet.
Wel biedt de eind vorig jaar verstuurde waarschuwing aan de minister en het Nationaal Archief volgens de woordvoerder „handvaten en normuitleg om de privacy van nog levende betrokkenen in archiefstukken te kunnen beschermen”.
Lees ook
Waarom oorlogsdossiers toch niet online komen? ‘Je kunt niet zeggen: u bent negentig jaar oud, privacy doet er minder toe’