‘Als je ziet wat die dieren moeten doorstaan, vind je dat dan iets om trots op te zijn?’

Niet zo lang geleden had hij haar nog uitgenodigd om langs te komen. Ze was er, net als de andere leden van de Kamercommissie die zich met dierenwelzijn bezighoudt, niet op ingegaan. „Dat vond ik jammer”, zegt Erik Baltussen (51), locatiedirecteur van Charles River Laboratories, een multinational die onderzoek doet naar de veiligheid van onder meer medicijnen, pesticiden en vaccins.

„De Kamercommissie had gezegd een werkbezoek te willen bij een instelling die onderzoek doet met proefdieren”, zegt Baltussen. „Ik dacht: kom maar bij ons langs.” Ines Kostic (39), Tweede Kamerlid namens de Partij voor de Dieren (PvdD), zag er het nut niet van in, zegt ze nu. „Ik weet hoe het gaat, dan ziet het er allemaal fantastisch uit tijdens de rondleiding. Maar wat er gebeurt als de proeven worden uitgevoerd, dat laten jullie niet zien.”

Kostic had bedenkingen, toen NRC haar uitnodigde voor een gesprek. Dat zou een kort gesprek zijn, zei ze stellig. Zij is fel tegenstander van dierproeven, hij geeft leiding bij een bedrijf dat die veelvuldig uitvoert. Wat hebben ze te bespreken? Bovendien wil ze bedrijven als Charles River geen pr-ruimte geven door ze een podium te bieden. Toch ging ze op de uitnodiging in, want over de toekomst van dierproeven en de alternatieven wil ze het wél hebben.

Het gesprek vindt plaats bij restaurant Stadsjochies, aan de groene rand van Utrecht, waar ze koken met producten uit eigen kas. Het terras is nog leeg als Baltussen aan komt lopen. Stipt op tijd. Kostic appt dat ze een halfuur later zal zijn vanwege „issues met onze baby van twee maanden”, gevolgd door een emoji met een vergoelijkende grijns. Drie kwartier later neemt ze tegenover Baltussen plaats.

Zij heeft zich verdiept in het bedrijf waarvoor hij werkt. Hij weet ook wie zij is; als Kamerlid voor de PvdD ontfermt zij zich over proefdieren. Maar ze hebben elkaar niet eerder ontmoet.

„Ik ben sowieso nieuwsgierig naar jouw achtergrond”, zegt Kostic. „We zijn allemaal klein geweest, en verschillende momenten hebben ons naar dit punt in ons leven geleid.”

Kostic vluchtte in 1995 met haar vader, moeder en broertje naar Nederland vanuit Bosnië. Weg voor de oorlog, die vlak daarna voorbij was. Maar dat wisten ze toen nog niet, zegt ze. „Deze geschiedenis heeft mij een sterk gevoel voor compassie en rechtvaardigheid gegeven voor alles wat leeft. Hoewel ik moet zeggen dat mijn compassie voor niet-menselijke dieren later kwam. In die zin ben ik slachtoffer van mijn opvoeding en cultuur. In de Joegoslavische cultuur is dieren eten, net als in Nederland, heel normaal. Er wordt niet gesproken over wat dieren doorstaan. Ik heb dus altijd erg genoten van het stukje vlees op mijn bord.”

Daar kwam verandering in toen ze samen met haar vriendin twee katten uit het asiel adopteerde in 2010. „En, zoals dat gaat, ging ik van mijn dieren houden, gunde ik ze het beste. Toen dacht ik: waarom gun ik dat de dieren op mijn bord niet?”

Ze kon die vraag maar op één manier beantwoorden en dat was dat het „ontzettend hypocriet” was. Nadat ze plantaardig was gaan eten, „durfde” ze ook voor het eerst naar het partijprogramma van de Partij voor de Dieren te kijken. „Ik zag een partij die niet alleen naar dieren keek, maar een visie op de hele wereld had. Ik had nooit ambities om de politiek in te gaan, maar hier wilde ik me wel voor inzetten.”

Ze vouwt haar handen in haar schoot. „Dat was het in sneltreinvaart. En jij?”

Video Roger Cremers

Baltussen haalt diep adem. „Mijn reis is minder ver dan die van jou. Ik kom uit het veilige Brabant, in de buurt van Eindhoven. Ik was al jong gefascineerd door de chemische fabrieken in de buurt, vooral ’s nachts: de lichtjes, de rook. De scheikunde trok me, dus dat ben ik ook gaan studeren.”

Hij heeft zich gespecialiseerd in de analytische chemie: onderzoek op zeer kleine schaal. Geen rokende schoorstenen, maar reageerbuisjes en microscopen. „In het laboratorium voeren we proeven uit met hele lage concentraties, monsters van 20 of 50 microliter.” Bedrijven die met chemische stoffen werken moeten volgens Europese wetgeving onderzoek laten doen naar de veiligheid van die stoffen voor mens en milieu.

In 2001 begon Baltussen bij een Brabants laboratorium dat in 2016 werd overgenomen door het grote Amerikaanse onderzoeksbedrijf Charles River. Sinds 2018 is hij directeur van de locaties Den Bosch en Schaijk. Baltussen: „Voor 25 procent van die onderzoeken doen we proeven op dieren. ” Hij legt zijn handen op tafel. „Het is een fascinerende wereld om je in te begeven.”

Baltussen streeft als wetenschapper en als directeur naar een veiligere wereld, zegt hij. Kostic doet dat als politicus ook, zegt ze, maar ze voegt er haastig aan toe dat er een verschil is tussen streven naar een veilige wereld voor de mens en streven naar een veilige wereld voor mens én dier.

Ogen van dode dieren

Kostic heeft het consequent over ‘niet-menselijke dieren’. Dat zijn net zo goed „wezens die empathie en angst kunnen voelen”, die niet fundamenteel anders zijn dan ‘menselijke dieren’. Ze vraagt zich af of Baltussen „dat idee onderschrijft”. Ik denk, antwoordt Baltussen, „dat wij daarin verschillen van opvatting”. Volgens Baltussen worden dieren „vermenselijkt”.

Kostic: „Is dat niet gewoon een excuus om door te gaan met dit proefdierensysteem?” Het is volgens Kostic „niet vanzelfsprekend dat andere dieren” door de mens met compassie worden behandeld. Ze vraagt aan Baltussen hoe hij denkt dat „die cirkel van compassie” uitgebreid kan worden. „Voor een veiligere wereld in alle opzichten. Volg je dat?”

Baltussen: „Die laatste stap niet helemaal.”

Kostic: „Ik noem één concreet voorbeeld. Als je kijkt naar corona, en ook andere ziektes die overspringen van dier op mens, dan ligt de oorzaak daarvan bij ons gedrag. De vernietiging van natuur, het gesleep met en bij elkaar proppen van dieren wereldwijd, dat verhoogt allemaal het risico op een nieuwe pandemie.”

Baltussen: „Dat klopt, maar pandemieën zijn wel van alle tijden. Ik volg je hoor. Maar binnen mijn sector werken we al steeds meer met alternatieven voor levende dieren. Dat kan in het geval van simpelere onderzoeken: huidirritatie, oogirritatie, een allergie.”

Bij Charles River worden ogen van geslachte koeien en kippen, ‘slachtafval’ dus, gebruikt als alternatief voor de ogen van levende proefdieren, zegt hij. Ook menselijke huid die over is na plastische chirurgie wordt gebruikt, als alternatief voor varkenshuid. Het duurde jaren voordat Charles River deze onderzoeksmethodes juridisch rond had gekregen, zegt Baltussen. Andere alternatieve methoden zijn computermodellen, en testen op cellen en organoïden, voor de wetenschap gekweekte mini-organen.

Wat wordt er gedronken, vraagt de bediening. Een alcoholvrij biertje voor Kostic. Baltussen, ook met de auto, doet mee.

Volgens Baltussen is Charles River niet alleen de grootste uitvoerder van dierproeven in Nederland, maar ook koploper in het vervangen van dierproeven door alternatieven. Maar, zegt hij, ze moeten wel voorzichtig zijn: „Bij medicijnen wordt onderzocht wat het risico op mensen is. Eerst wordt er getest op gezonde mensen, daarna op patiënten. Vóór er op mensen wordt getest, willen we als maatschappij dat nagegaan is of het product wel veilig is voor gezonde vrijwilligers.”

Bij complexere onderzoeken is de zoektocht naar alternatieven nog niet zo ver, zegt Baltussen. „Zoals bij onderzoeken naar de effecten van stoffen op nakomelingen.” Daarbij wordt een dier blootgesteld aan een stof of medicijn en vervolgens gefokt, om te zien of de nakomelingen van dat dier schade oplopen. Volgens Baltussen is er nog geen proefdiervrije methode om zo’n onderzoek uit te voeren.

Als voorbeeld noemt hij Softenon. Eind jaren vijftig slikten zwangere vrouwen dat tegen ochtendmisselijkheid. Het middel bleek gevaarlijk te zijn voor embryo’s, waardoor wereldwijd ongeveer 10.000 baby’s geboren werden met ernstige lichamelijke afwijkingen, vertelt Baltussen. „Dat was nooit gebeurd als we toen de onderzoeken deden die we nu doen. De effecten zijn bij ratten en konijnen niet exact hetzelfde als bij mensen, maar de afwijkingen zijn wel dusdanig significant dat het product dan nooit op de markt was gekomen. Daar vindt ons werk zijn oorsprong.”

Deze erfelijkheidsonderzoeken zijn verplicht, vult hij aan. „Pas als de wet wordt aangepast en de alternatieve testen worden geaccepteerd, kunnen wij deze daadwerkelijk gaan gebruiken.”

Dat de zoektocht naar alternatieven in gang is gezet, mede ook om dieren te sparen, erkent Kostic. Maar het gaat haar niet snel genoeg. „Ik heb te vaak gezien, ook in andere sectoren die beloven zich te beteren, wat er gebeurt als er commerciële belangen in het spel zijn. De ambitie om te vernieuwen wordt uitgesproken, maar in de praktijk komt er te weinig van terecht.”

Baltussen: „Om te beginnen staat in de wet heel duidelijk dat het verboden is om een dierproef te doen als er alternatieven zijn.”

„In een wet uit 1977”, reageert Kostic schamper.

Baltussen: „Ja, dat is lang geleden, maar het is wél de huidige wet. Als je die wet wil veranderen is dat in jouw handen.”

Kostic: „Het is ook in jóúw handen. Jullie zijn een grote speler en grote spelers hebben invloed. Ik zeg niet dat jullie het bepalen, maar invloed is er wel. Jij bent daardoor misschien wel machtiger dan ik.”

In de Proefdierenwet uit 1977 staat dat er alleen een dierproef mogen worden verricht als er geen wetenschappelijk verantwoord alternatief is. Laboratoria moeten, volgens diezelfde wet, hun omgang met proefdieren documenteren en verantwoorden. Baltussen: „Ik durf te zeggen dat onze proeven aan de hoogste standaarden voldoen. Het beeld dat wij grote aantallen dieren zouden hebben die enorm aan het lijden zijn in grote plassen bloed…”

Kostic: „Jullie hebben een vergunning voor 650.000 dieren, toch?”

„Voor 650.000 proeven op dieren in een periode van vijf jaar. Dat is het maximum, en of we dat aantal halen is de vraag.”

Kostic: „Maar het gaat dus om tienduizenden konijnen, duizenden honden, honderden cavia’s?”

Baltussen: „De grootste groepen zijn de ratten en de konijnen, en dan met name voor onderzoeken naar de effecten op nakomelingen.”

Welke onderzoeken moeten worden uitgevoerd om te kijken wat chemische stoffen doen bij nakomelingen, bijvoorbeeld met de ontwikkeling van kankercellen, zijn vastgelegd in de Europese REACH-wetgeving uit 2007. Op alle chemische stoffen die grootschalig binnen de EU in omloop komen, moet een fiks aantal strenge tests worden uitgevoerd.

„Dus voor die onderzoeken worden zwangere dieren geïnjecteerd? Genetisch gemanipuleerd?”, vraagt Kostic. „Je zegt dat Nederland hoge standaarden heeft, maar daar kan de maatschappij helemaal niet zeker van zijn.” Kostic vindt dat Charles River niet transparant is. „Transparant zijn is niet dat je aantallen dieren bijhoudt, transparant zijn is tot in detail schetsen wat er met die dieren gebeurt. Dat mensen zelf kunnen aanschouwen hoe jullie, zeg maar wat, brandwonden aanbrengen.”

„Brandwonden aanbrengen?”, onderbreekt Baltussen haar. „Dat gebeurt nooit.”

Kostic: „Schets het maar dan, wat er wel gebeurt.”

„Het zijn dat soort gedachten, dat we bijvoorbeeld brandwonden zouden aanbrengen, die zó gigantisch ver afliggen van de werkelijkheid”, zegt hij. „Het doen van proeven op dieren is een emotioneel onderwerp, dat begrijp ik volledig. En het is onze taak om heel goed te laten zien hoe dat in zijn werk gaat. Ook om het beeld van misstanden en enorm lijden de wereld uit te helpen.”

Big Brother

In 2017 werd een motie van de Partij voor de Dieren aangenomen waarin de Kamer de regering verzocht cameratoezicht in slachthuizen te verplichten. Kostic verwijst naar die motie. „Als jullie ook camera’s ophangen, dan kunnen dierenrechtenorganisaties zien of jullie inderdaad aan de hoogste standaarden voldoen.”

Volgens Baltussen is het filmen van de proeven niet mogelijk omdat dan klantgevoelige informatie naar buiten zou komen. Kostic: „Het hoeft ook geen Big Brother-televisie te zijn, maar van de transparantie die jij voorspiegelt is gewoon geen sprake. Dat is het pr-verhaal. Er zijn goeie ontwikkelingen, zeker. Jullie voldoen aan de wet- en regelgeving, ja. Maar dat is ook wel het minimale.”

„We doen meer dan dat”, zegt Baltussen, voor het eerst tijdens het gesprek op ferme toon. „Ik denk oprecht dat wij heel transparant zijn.”

Kostic: „Dat vind ik jammer, dat je dat zegt.”

Het is niet zo dat de poorten van Charles River gesloten blijven, zegt Baltussen. Het bedrijf heeft pas nog een onderzoeker van een dierenrechtenorganisatie op bezoek gehad. „Ook de voedsel- en warenautoriteit kan altijd binnenstappen, we hebben veel van je collega’s van de Partij voor de Dieren ontvangen. En jij bent ook van harte welkom”, zegt Baltussen.

Kostic, die haar alcoholvrije biertje nog nauwelijks heeft aangeraakt, neemt een slok. „Ja, jullie ontvangen mensen, maar daar waar het moeilijk wordt, daar waar iets met een dier gebeurt wat een gewoon mens met enig gevoel van compassie niet kan aanzien, dát laten jullie niet zien.”

Waar denk je dan aan, vraagt Baltussen. „Je had het net over een brandwond, maar dat beeld is echt verkeerd.”

„Vertel jij het mij maar. Ik heb het gehad over konijnen, ratten, honden. Ik zou graag gedetailleerd per dier weten aan wat voor proeven jullie ze onderwerpen. Wat voor chemicaliën of chirurgische aanpassingen? Waarom mogen Nederlanders dat niet zien en zelf bepalen of jullie aan de hoogste standaarden voldoen?”

Baltussen vertelt dat alle dieren zo natuurlijk mogelijk gehouden worden, in een laboratorium, maar in „mooie, schone, verwarmde, niet vochtige ruimtes”.

„Je praat eromheen”, zegt zij.

Hij: „Laat me nou even mijn verhaal doen.”

Het dier moet natuurlijk wel het einde van de testperiode halen

Erik Baltussen

Baltussen schetst het beeld van varkens waarbij zalf wordt aangebracht op de huid, omdat varkenshuid de meeste overeenkomsten kent met de menselijke huid. „Zalf als medicijn hè, geen cosmetische zalf.” Dierproeven voor de cosmetische markt zijn sinds 2013 in Europa verboden. Hij vertelt dat alle proeven, waarvan vooraf is bepaald hoe lang die moeten duren, minutieus bijgehouden worden in logboeken terwijl een gespecialiseerd dierenarts het proces monitort. Dat is wettelijk vastgelegd. „En het is de bedoeling dat die dieren het hele onderzoek goed doorkomen.”

Kostic fronst. „Wat betekent dat, goed doorkomen?”

„Dat de effecten van het product niet zo sterk zijn dat de dieren al tijdens een onderzoek komen te overlijden.”

„Dus je wilt níét dat ze overlijden?”, zegt ze cynisch.

Nagenoeg alle dieren die als proefdier zijn gebruikt worden aan het einde van de proef geëuthanaseerd. Baltussen, die buiten het testen van zalf op varkens geen andere concrete voorbeelden noemt van proefmethoden, zegt: „Het is nu eenmaal zo dat we aan het einde van een onderzoek moeten kijken wat het effect is geweest op verschillende organen in het lichaam. Het leverweefsel, het longweefsel. Dat kunnen we, helaas, niet op een andere manier doen dan een dier euthanaseren, de organen uitnemen, in plakjes snijden en dat bekijken onder een microscoop. Dat is onderdeel van de testopzet. Maar dan moet het dier natuurlijk wel het einde van de testperiode halen. Als we de proef eerder moeten afbreken is er iets heel erg misgegaan.”

Ines Kostic (Partij voor de Dieren) en Erik Baltussen (locatiedirecteur van Charles River Laboratories).
Foto Roger Cremers

Huisdier

De dieren zitten het grootste deel van de tijd in een ruimte waar ze zich zo prettig mogelijk voelen, aldus Baltussen. „Maar goed, het blijft een binnenverblijf. Het is eigenlijk net als een hond in een woonkamer, dat is ook geen natuurlijke omgeving.” En, zegt hij „er zit ook nogal wat bandbreedte in hoe mensen in huiselijke omgeving met hun dier omgaan”.

„Wil je nu serieus zeggen dat honden in jullie instelling hetzelfde leven hebben als een gemiddelde hond als huisdier?”

Kostic, licht geagiteerd, komt terug op de vergelijking tussen proefdieren en huisdieren: „Als je mensen blijft vertellen dat jullie dieren het zo goed hebben, dat er hooguit af en toe een verbandje met een zalfje wordt aangebracht en dat de meesten het gelukkig overleven, dan komt er geen versnelling in de ontwikkeling van alternatieven.”

„Sórry hoor”, zegt Kostic. „Dit is echt een klassieker die in de vee-industrie ook wordt gebruikt. De vee-industrielobby zegt dan: sommige dieren in de intensieve veehouderij hebben meer ruimte dan een kat bij een mens.” Ze lacht schamper. „Oprecht, ik vind je een fijn persoon hoor, maar je verkoopt mij en de mensen praatjes.”

Baltussen: „Ik verkoop geen praatjes, dit is gewoon de waarheid.” Baltussen, die tot nu toe bedachtzaam heeft gereageerd op de aantijgingen van Kostic, raakt zichtbaar vermoeid.

Kostic: „Als je ziet wat die dieren moeten doorstaan, vind je dat dan iets om trots op te zijn?”

Baltussen: „Het beeld dat jij hebt van dieren die onnodig lijden, dat is gewoon niet de werkelijkheid.”

„Dus dieren lijden niet bij jullie?”

„Dat zeg ik niet, dat kan inderdaad voorkomen. Ik vind het niet erg als je mij niet gelooft, maar ik kan je alleen maar vertellen hoe het echt is.”

„Tegelijkertijd heb jij nog nooit een dierproef gedaan, vertelde je net.”

„Nooit zelf”, zegt hij. „Maar ik ben regelmatig bij proeven aanwezig en ik weet dat we er alles aan doen om onnodig lijden te voorkomen.”

Ik vind je een fijn persoon hoor, maar je verkoopt mij en de mensen praatjes

Ines Kostic

Het gesprek komt terug op de toekomst van dierproeven. Kostic: „Wat ik jou vraag is om samen met mij écht ambitieuze doelen te stellen. Een jaartal waarin we dierproeven hebben afgeschaft. Dan kunnen we kijken wat daarvoor nodig is.”

„Graag”, zegt Baltussen. „Dat staat ook in de brief die we naar de Kamer hebben verstuurd, dat we samen met de politiek een realistisch tijdspad willen maken.” Kostic valt over het woord ‘realistisch’. „Realistisch is vaak een excuus om te kunnen treuzelen.” Kostic wijst erop dat er de afgelopen jaren juist méér vergunningen zijn afgegeven voor het uitvoeren van dierproeven.

Baltussen: „De regering heeft in 2015 de ambitie uitgesproken om in 2025 te stoppen met dierproeven. Dat is te ambitieus, weten we nu. Maar het doel blijft wel om dierproeven met alternatieven te vervangen. Dat is jouw doel, dat is mijn doel, dat doel delen we.”

Maar dat zal niet vanzelf gaan, voegt hij toe, want we hebben als maatschappij een „toenemende behoefte aan veiligheid, voor milieu, mensen en dieren”. Doordat milieuwetgeving strenger wordt, moeten bedrijven een inhaalslag maken om eerder goedgekeurde stoffen op de markt te houden. „Ik denk in alle realiteit dat we daar nog tientallen jaren mee bezig zullen zijn.”

Kostic: „Ook als we alles op alles zetten?” Kostic verwijst naar hoogleraar proefdiervrije innovaties Merel Ritskes-Hoitinga, die concludeert dat proefdieren binnen tien jaar kunnen worden vervangen.

Volgens Baltussen is dat een te simpele voorstelling van zaken: „Bovendien gaat alles op alles niet zonder toenadering vanuit de politiek.”

Daarover gesproken, vult hij aan. „Vorig jaar was er een Kamerdebat over proefdieren, dat hebben we vanuit Charles River live gevolgd. En tot mijn verbazing zie ik dan dat er maar vijf Kamerleden aanwezig zijn. Dan denk ik: als we het écht zo belangrijk vinden, waarom zitten er dan maar vijf mensen? En waarom is er zo weinig subsidie beschikbaar voor onderzoek naar alternatieven?”

Dat is Kostic met hem eens.

Baltussen hoopt dat Kostic alsnog een keer langskomt bij zijn laboratorium. „Graag”, zegt Kostic. „Maar dan wil ik wél filmen.” Baltussen schudt zijn hoofd. Zo ver kan hij niet gaan.