N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een leerling is iemand die iets leert. Dat hopen we althans. Een vluchteling is een mens die op de vlucht geslagen is voor oorlog en ellende. Een beginneling noemen we iemand die net met iets begint. Zo was een zwerveling in het Nederlands van de 19e eeuw wat nu een zwerver is en een keerling een man die teruggekomen is. Een bekeerling noemen we een zoekende ziel die teruggekeerd is naar het rechte geloof. Maar een huurling is niet een man die iets huurt. Niet meer, want in het Nederlands van de Middeleeuwen en ook nog later was het heel gewoon om te spreken van een huerlinck van een huis; een huurder heet zo’n persoon tegenwoordig.
Betekenisverandering
Het achtervoegsel -ling of -eling komt frequent voor in het Nederlands. Vaak slaat het op mensen, zoals bijvoorbeeld bij kleurling, kloosterling en vijfling, maar dat hoeft niet, zoals daling en betaling bewijzen. Het eerste deel kan van een werkwoord komen, zoals dat bij ‘leerling’ en ‘huurling’ het geval is, maar ook dat hoeft weer niet per se. Neem bijvoorbeeld stedeling, hoveling en jongeling. Kortom, een nogal chaotisch geheel. Misschien ligt daarin ook de verklaring voor de betekenisverandering van ‘huurling’.
Als het eerste deel van zo’n woord op -ling of -eling een werkwoordstam is, kan de betekenis meestal omschreven worden als ‘een persoon die de handeling verricht die in het werkwoord uitgedrukt wordt’. Daarom is een verstekeling iemand die zich versteekt, verstopt, en was een loteling een jongeman die moest loten of hij wel of niet in militaire dienst moest. Een systeem dat door de Franse bezetters in 1810 werd ingevoerd maar dat tot in de 20e eeuw heeft bestaan.
Voorbeelden als sterveling en mislukkeling laten zich moeilijk tot deze groep rekenen. ‘Sterven’ en ‘mislukken’ zijn immers geen activiteiten die iemand verricht, maar het zijn zaken die een mens overkomen. Bij banneling en vondeling speelt iets vergelijkbaars. Een slachtoffer wordt verbannen en een ‘vondeling’ vindt niets, hij of zij wordt als baby gevonden. Met andere woorden, er is naast de grote groep -ling woorden die een activiteit aangeven, ook een kleinere categorie die de handeling die in het werkwoord opgesloten zit, ondergaat.
‘Sterven’ en ‘mislukken’ zijn geen activiteiten die iemand verricht, maar het zijn zaken die een mens overkomen
Nu wordt duidelijk wat er gebeurd is met ‘huurling’. Sprekers hielden de twee soorten -ling woorden niet meer goed uit elkaar en zo kon huurling ook begrepen worden als verwijzend naar iemand die gehuurd wordt om diensten te verrichten, een loondienaar zeggen de woordenboeken heel netjes. Loonslaaf lijkt een adequatere omschrijving.
Maar hiermee zijn we nog niet bij de huursoldaat. Die stap lijkt groot, maar blijkt vrijwel universeel. Als er goed geld te verdienen valt met het uitvoeren van opdrachten, staat de soldaat in de man op. ‘Soldaat’ hangt immers samen met soldij. In het Duits is het nog duidelijker, een huurling heet daar Söldner. Het Frans en Engels spreken van mercenaire en mercenary. Hierin herkent de gymnasiast het Latijnse merces en dat betekent simpelweg ‘loon’. Opnieuw een bewijs voor de oude stelling: geld dat stom is, maakt recht wat krom is.