Als je ouders niet gestudeerd hebben, kan de hogeschool een doolhof zijn

Reportage

Studeren De Hogeschool van Amsterdam onderzoekt wat studenten kan helpen, die als eerste in hun gezin naar het hbo gaan.

Mireina Tyab en Yassir Ameziane zijn eerste generatie studenten.
Mireina Tyab en Yassir Ameziane zijn eerste generatie studenten. Foto’s Olivier Middendorp

Mohammed Skori (27) kijkt met een grote glimlach naar de eerstejaars studenten van de Hogeschool van Amsterdam. Ze staan in de rij aan een balie in het Wibauthuis, om zich te melden voor het driedaagse programma ‘Tune In’, dat nieuwkomers aan de hogeschool voorbereidt op de studietijd. De een gaat een lerarenopleiding doen, de ander logistiek management, rechten, sociaal werk of toegepaste wiskunde. Eén ding hebben ze gemeen: studeren is voor hen niet vanzelfsprekend, want in hun gezin zijn zij de eersten die naar het hoger onderwijs gaan.

De Hogeschool van Amsterdam is niet de enige onderwijsinstelling die een introductieprogramma organiseert voor eerstegeneratiestudenten. Maar het precieze effect van deze programma’s is in Nederland nog weinig onderzocht. Het lectoraat ‘kansrijke schoolloopbanen in een diverse stad’ aan de hogeschool gaat dat verder onderzoeken.

Was er maar zo’n brugprogramma geweest toen hij hier zeven jaar geleden zelf begon, zegt Skori, projectleider van Tune In. „Mijn ouders zijn geboren in Marokko, ze verhuisden in hun tienerjaren naar Nederland. Ze hebben allebei een mbo-opleiding gedaan.” Toen hij zich aanmeldde bij de Hogeschool van Amsterdam kende hij niemand die hem daar wegwijs kon maken. „Het eerste jaar was ik erg aan het zoeken, bijvoorbeeld hoe ik me moest aanmelden voor herkansingen. De hogeschool was voor mij een doolhof. Voor ik een beetje wist hoe het hier werkte, was ik een halfjaar verder. Toen was het te laat om al mijn studiepunten nog te halen.”

Hij stopte met zijn studie finance & control maar begon het volgende studiejaar opnieuw, nu met commerciële economie. „Toen kende ik mijn weg en wist ik waar ik hulp kon krijgen. Dat grote vangnet in de hogeschool wilde ik beter zichtbaar maken voor andere studenten.” Als stageopdracht zette hij een introductieprogramma op voor eerstegeneratiestudenten. Daar bleek grote behoefte aan te zijn. „Er beginnen jaarlijks zo’n 15.000 nieuwe studenten aan deze hogeschool, en 30 tot 40 procent geeft bij de inschrijving aan de eerste in het gezin te zijn die gaat studeren”, vertelt Skori.

Hij organiseerde Tune In dit jaar voor de vijfde keer, er was plek voor 250 deelnemers. Iedereen die zich dit jaar had aangemeld, kon meedoen.

Nieuw is dat de studenten voor het eerst zijn opgesplitst. De helft volgt programma A, dat de nieuwkomers vooral moet helpen zich thuis te laten voelen in deze nieuwe omgeving. De andere helft volgt programma B, dat hun vertrouwen in hun eigen studievaardigheden moet versterken. Ouderejaarsstudenten gidsen de nieuwelingen, ingedeeld in groepjes, door het programma heen.

Hersenen trainen

Programma A begint met een kennismakingssessie die wordt geleid door Sesi Community Centre, een organisatie binnen de hogeschool waarin medewerkers samen met studenten werken aan projecten op het gebied van diversiteit en inclusie. Dit is een van de organisaties waar de studenten straks terecht kunnen voor hulp. Ouderejaarsstudent Malindi Janssen nodigt de nog wat schuchtere eerstejaars uit om mee te doen aan ‘over de streep’. „Loop over de streep als je in Amsterdam woont”, zegt ze. De meesten blijken buiten de hoofdstad te wonen en zijn voorlopig niet van plan om te verhuizen, alleen een student uit Zeeuws-Vlaanderen zegt dat hij op kamers gaat.

Er komen indringende vragen langs waardoor de studenten elkaar snel leren kennen. Wie is wel eens gepest, geweigerd voor een baantje of uitgesloten uit een groep? Een islamitische studente vertelt dat ze bij elke ramadan tot vervelens toe weer moet uitleggen of ze overdag wel water mag drinken.

Een andere eerstejaars zegt dat ze niet werd aangenomen voor een baantje „omdat ik niet Hollands genoeg was”. Een student met rode krullen zegt dat hij op school werd gepest, vanwege zijn haarkleur maar ook omdat hij autisme heeft. Weer een ander vertelt dat hij in een dorp woont en dat daar wel eens „domme dingen” worden gezegd „omdat ik een kleurtje heb”.

In het Kohnstammhuis, een ander gebouw van de hogeschool, is het tweede programma, over studievaardigheden, aan de gang. Marieke Fransen, loopbaancoach bij de afdeling Studentenzaken, leert de studenten hoe ze hun hersenen kunnen trainen. Op hun tafeltje staat een opengeknipte doos met een spiegeltje erop geplakt. Ze krijgen blaadjes met een ster erop, die ze in de doos moeten leggen. Kijkend in het spiegeltje moeten ze proberen de omtrek van de sterren na te tekenen. Geconcentreerd gaan de studenten aan de slag. In een werkboek noteren ze wat ze hebben gedaan.

Als ze klaar zijn vraagt Fransen wat ze opviel. „Ik vond het eerst frustrerend om in spiegelbeeld te tekenen, maar hoe langer ik het probeerde, hoe beter het ging”, zegt een van hen. „Maar ergens in het midden ging het weer wat minder.” Fransen laat op het digibord grafieken zien. „Hier zie je dat een rustpauze kan helpen om te verwerken wat je hebt geleerd. Na zo’n pauze begin je op een hoger niveau dan helemaal aan het begin.” Zien ze een gelijkenis met studeren? Een studente steekt haar vinger op en zegt: „Als je het even niet meer weet, betekent dat niet dat je alles vergeten bent.” „Wow”, zegt Fransen. „Heel goed.”

Positieve impact

Docent Lieve de Coninck is een van de onderzoekers bij het lectoraat ‘kansrijke schoolloopbanen in een diverse stad’ aan de hogeschool. „We weten uit onderzoek dat jongeren die als eersten in hun gezin gaan studeren een grotere kans hebben om tijdens de studie uit te vallen. Tune In is vijf jaar geleden opgericht om iets tegen die ongelijkheid te doen.”

Om te onderzoeken wat de impact van het programma is, doet het lectoraat kwantitatief en kwalitatief onderzoek. „We kijken na een paar maanden of er verschil is tussen de studieresultaten en ervaringen van groep A en groep B. Om het effect goed te kunnen meten betrekken we nog een derde groep in de vergelijking: eerstegeneratiestudenten die niet meedoen aan Tune In.” Zelf loopt De Coninck tijdens het programma mee om te observeren, en ze neemt interviews af bij deelnemers.

De studenten konden niet kiezen aan welk programma ze meedoen, ze zijn willekeurig ingedeeld. „Ze weten dat we een onderzoek doen, daar zijn we transparant over”, zegt De Coninck. „En van beide programma’s verwachten we positieve impact. We weten alleen nog niet hoe lang dat effect doorwerkt. Daar hopen we meer over te weten te komen. Die kennis kunnen we gebruiken om het introductieprogramma te verbeteren.”

Lees ook: Wie als eerste uit het gezin gaat studeren, moet heel wat obstakels overwinnen