Als je het ei eet, dan moet je ook de haan eten, vinden ze bij het Keunenhuis

Recensie

Uit eten

Van de kaart Bij het Keunenhuis in Winterswijk eet van-kop-tot-staart en krijgt hij het allerlekkerste, zalvende, rijke groentekroketje dat hij ooit heeft gegeten.

Nel Schellekens in het restaurant Keunenhuis in Winterswijk.
Nel Schellekens in het restaurant Keunenhuis in Winterswijk.

Foto Eric brinkhorst

‘Het wordt hard werken vanavond. Als jullie denken dat het rustig zitten wordt… nee hoor. Ik ga heel veel gerechtjes koken dus ik ga jullie een beetje aanmoedigen.” De gasten glimlachen. „Ja nu ben ik nog leuk. Maar ik ga zo echt een beetje streng worden.”

Nel Schellekens is zojuist highfivend een rondje door de zaak gegaan. Nu staat ze met haar blonde kuif en zwarte buis in de spotlights achter het centrale kookeiland in de omgebouwde schuur aan het Keunenhuis, een oude scholtenboerderij in geheel originele staat op een Natuurmonumenten-landgoed.

Eerder kookte ze lang in De Gulle Waard, niet ver hiervandaan in Winterswijk. In het Keunenhuis is ze uit de keuken gekomen, of beter gezegd: ze heeft de keuken naar de eetzaal verplaatst… en dat past haar stukken beter. Want Nel moet gezien en gehoord worden. Haar keuken draait om het verhaal, de filosofie: in essentie ageert ze tegen het hedendaags consumentisme en de verspilling die daarmee gepaard gaat.

Nel is een fenomeen. She goes by many names. Ze is ‘de van-kop-tot-kont-chef’, ‘de mannenverslindster’ en ‘de hogepriesteres van de verspillingsvrije keuken’. Van-kop-tot-kont (of van-kop-tot-staart) betekent in eerste instantie: als je vlees eet, dat je dan de plicht hebt om het hele dier te gebruiken, anders is het onmatig en respectloos. Maar je kunt het ook breder trekken, naar groenten: we beginnen bijvoorbeeld met een fris slaatje met ingelegde tulpenbolletjes, geserveerd in de tulpenbloem zelf (die je blijkbaar ook prima kan eten).

Je kunt ook de hele keten vanuit een kop-tot-kontmentaliteit benaderen. Voor de productie van eieren heb je legkippen nodig. Aan haantjes heb je dan niets. Maar die worden wel geboren. Deze eierstokloze eendagskuikens gaan onmiddellijk de shredder in, anders kosten ze alleen geld aan ruimte en voer. Dergelijks geldt voor uierloze stierkalveren en geitenbokjes. Een bijzonder brute vorm van verspilling. Dus adopteert Schellekens bij alle zuivel en eieren die ze afneemt een man (stier, bok of haan). Die geeft ze allemaal een naam en betaalt er een eerlijke prijs voor, zodat de boer er goed voor kan zorgen tot ze een volwassen slachtgewicht hebben bereikt. En die eten we vanavond.

Ze kookt ook met veel liefde voor vegetariërs, maar dan wordt het veganistisch. Anders klopt de eindrekening niet. Want wie 100 gram geitenkaas per week eet, zou per jaar 840 gram bokkenvlees moeten eten, heeft ze uitgerekend. „Eet je ei? Dan hoort die haan erbij.”

Hart op de tong

Op het menu vanavond: een heerlijke reepaté, malse nagelholt van uitgemolken melkkoe, een waanzinnig lekkere droge worst van geitenbok en rillettes van leghaan (die wat meer zout had mogen hebben) en klassieke restverwerkingsproducten als balkenbrij en bloedworst. Maar ook hard aangebakken uierboord. „Het is niet echt lekker, maar ja, het hoort er nu eenmaal bij.” Iedereen probeert het.

Later eten we ‘rendang’ van geit met Achterhoekse magnolia. En een klassieker uit de Gulle Waard-tijd: hart op de tong. Ze prepareert het hart live: iedereen ziet het orgaan veranderen in plakken vlees. Ze serveert het hart hard aangebakken van de plancha op een boterzachte plak rundertong. Het is verwonderlijk hoeveel mensen dat vanavond voor het eerst eten.

Het menu bevat veel vlezigheden, maar het zijn allemaal kleine beetjes – over de hele avond maar zo’n 70 g per persoon. We eten wel veel pompoenpitjes (ongeveer twee handjes per persoon), want de boer zat met een overschot, en je hoort een beetje voor elkaar te zorgen.

De ovenschotel van witte asperges (de exemplaren die normaal naar de varkens gaan, simpelweg omdat ze niet recht genoeg zijn) is heerlijk troostend met aardappel en kaantjes in een saus van dragonazijn, ei, room, boter én overbakken met boerenkaas. En er wordt natuurlijk niets weggegooid: van alle afsnijdsels van de groenten maakt ze een revitaliserende stengeltjes-steeltjes-schillen-bouillon en werkelijk het allerlekkerste, zalvende, rijke groentekroketje dat ik ooit heb gegeten.

Niet alles is zo geweldig als die kroket. Zo is de bloedworst wat flauw, een enkel slaatje wat nat, sommige bordjes wat slordig en de Achterhoekse wijn is ook geen hoogvlieger. Eén grote zonde: ergens op de avond komt er een ongaar, drassig groen drolletje langs dat moet doorgaan voor gnocchi met boerenkool (want die moest ook op) – die had het levenslicht nooit mogen zien. Soit.

Het blijft bijzonder indrukwekkend om te bedenken dat ze alles helemaal alleen doet – van het drogen, fermenteren en inmaken tot de mise-en-place en de afwas – samen met ‘haar’ Henk. Overdag is hij haar levens- en zakenpartner. Maar ’s avonds, tijdens de show, is hij gewillig aangever én slachtoffer. Henk doet daarnaast de drank, de rondleiding door het museum en aan het eind van de avond de financiën (op zo’n oude rekenmachine waar nog een bonnetje uitkomt), en ondersteunt Nel op alle mogelijke manieren, met afruimen, opdienen, klaarzetten.

Nel Schellekens is naast een begenadigd kok ook een geboren entertainer. Wat begon als een kleine tirade tegen het hedendaagse consumentisme – „bloemkool te duur? Het is winter!! Er hoort helemaal geen bloemkool te zijn” – ontaardt in een volwaardige cabaret-act. Ik ga hier geen grappen verklappen, maar vraag alsjeblieft om het verhaal van de pepersaus.

Met z’n tweeën een kleine twintig man voorzien van dertien gangen Achterhoekse omakase in een avondvullende dinnershow, dat vraagt om toewijding en een flinke voorbereiding. De bordjes zijn dan niet allemaal even perfect opgemaakt als in een sterrentent, maar who cares, we hebben echt goed gegeten en in tijden niet zo’n „gloepensgave” avond gehad, zoals we op z’n Achterhoeks zeggen.