Als je belangrijke keuzes in je leven door prikkels laat bepalen, dan loert onheil om de hoek

Recensie

Richard Hemker Ook zijn nieuwe roman gaat over de prikkels en signalen die je leven kunnen bepalen. Deze keer speelt het verhaal zich af in de zestiende eeuw in Zuidoost-Europa.

Illustratie Ted Struwer

Illustratie Ted Struwer


In een wellicht nog te schrijven artikel over de beste Nederlandstalige romans van het vorige decennium, dus uit de periode 2010-2020, zou ik zonder twijfel Richard Hemkers Hoogmoed uit 2016 opnemen. Het was mooi dat er destijds een plekje op de shortlist van de Belgische Fintro Literatuurprijs voor was toebedeeld, maar eigenlijk was dat qua erkenning wel wat aan de magere kant. Want wat op het eerste oog een erg clichématig vertrekpunt lijkt te zijn (jongeman Chris is vastgelopen in het leven en mijmert over de verdamping van zijn onvoorstelbare talenten), dat had Hemker uitgebouwd tot bijna metafysische proporties. Zonder erbij in loze zweverigheid te vervallen schreef hij over iemand die er langzaam maar zeker van doordrongen raakt dat zoiets als de ‘bestemming’ van een individu helemaal niet per se te bereiken is via de wegen die het leven anno nu hem biedt. Je moet het doen, je bijt je tot op zekere hoogte vast in wat er bij de rest van de groep in de mode is, in wat door de buitenwacht erkend wordt. Zelden een roman gelezen waarin het zo overtuigend ging over een toch behoorlijk riskante en als je niet oppast tragische kant van mensen, namelijk het onwrikbaar bepaald worden door een invloed (laten we het een innerlijke stem noemen) die je met vrijwel niemand deelt en waar je, in welke vorm dan ook, de boer mee op gaat. Ik moest naderhand nog wel eens aan Hoogmoed denken bij de opkomst van een volksvertegenwoordiger, die het liefst zou zien dat ook de rest van het land de lavendeltak en de vleugel zou omarmen. U dwaalt en ik ben uw toorts.

Kompas

Ook in het nieuwe Dedalo, uit zee opgestaan, dat het eerste deel is van een tweeluik, schrijft Hemker veelvuldig over prikkels, tekens en andere troebele signalen die door mensen te pas en te onpas geïnterpreteerd en gebruikt worden als een kompas voor levenskeuzes. Als er een kraai een bepaalde kant opvliegt, dan ziet men daar een aanwijzing in, want de vorige keer dat dat gebeurde was het daarna immers óók kommer en kwel. Een vrouw die al na honderd dagen zwangerschap ‘opgeblazen raakt als een primitieve vruchtbaarheidsgodin’ raden ze bij de lokale wasplaats aan om liefst ‘dertien oesters per dag’ te eten of anders ‘te kauwen op de bast van de kurkeik’. Het staat de lezer natuurlijk vrij om het bij zulk soort taferelen bij grinniken te laten, maar je kunt ook iets verder denken: oesters en boombast zullen ze je niet meer zo snel door de strot duwen, maar wat er nog steeds diep bij ons in zit is dat als we tegen een probleem aan lopen waar we fysiek of mentaal gebukt onder gaan, is dat daar sowieso een remedie voor moet bestaan, omdat het anders al snel ondraaglijk wordt. Dit is wat de schrijver Hemker ons zoal voorschotelt met zijn werk: mensen die tegen de klippen op houvast zoeken, ook als de gebruikelijke handvatten ze niet bevallen.

Waar Hoogmoed in het Belgische en Hollandse heden plaatsvond, daar zijn we met het nieuwe Dedalo in zuidoost-Europa van de zestiende eeuw beland. Het is de tijd van de Habsburgse en Ottomaanse Rijken, met bijvoorbeeld een door Hemker bewonderenswaardig beschreven clash tussen beide partijen bij de belegering van Szigetvár (dat nu in Hongarije ligt) in september 1566. Het doet een beetje aan de slag bij Thermopylae denken, met verrekte weinig Habsburgers (Kroaten, eigenlijk) die het nog best lang tegen karrenvrachten Ottomanen (Turken, eigenlijk) uithielden. Het is van een heerlijke gruwelijkheid, met het ‘water rond Szigetvár dat deels was gedempt met strijders en rijdieren’, en dat de Ottomanen daarom nieuwe mogelijkheden biedt. ‘Over de lichamen en kadavers werden planken gelegd en de aanvallers rolden middelzwaar geschut tot aan de bressen in vestingmuren. Uit het sop van modder en vlees grepen gebroken handen naar de laarzen van de kanonniers.’ Het is al erg lang geleden, dus je mag hier gewoon van genieten.

Opkomend antisemitisme

Een historische oorlogsroman is Dedalo echter maar ten dele. Een belangrijke plek is weggelegd voor de prille levensgeschiedenis van de jongen uit de titel, een schelm met een voorkeur voor het maritieme bestaan. En ook het door het opkomend antisemitisme bedreigde jodendom krijgt ruim baan van Hemker, met ook hier weer een opvallende nadruk op detaillering. De personages mogen dan deel uitmaken van vaak grote historische aardverschuivingen, dat wil niet zeggen dat bijvoorbeeld zo’n belegering van Szigetvár van doorslaggevend belang voor iemand was. In wezen zoomt Hemker tijdens zo’n beschrijving dan vaak uit door, het klinkt gek, maar het is zo, ín te zoomen: die belegering an sich verdwijnt uit het blikveld door licht te werpen op bijvoorbeeld een kledingstuk van een personage. Is het effect van deze techniek dan komisch, is het dat waar Hemker op mikt? Dat laat zich nog niet zo makkelijk afhameren. Af en toe doet hij wat dat aangaat aan een collega als Merijn de Boer denken, een schrijver die weliswaar over heel andere zaken schrijft, maar wiens dramatische intenties je ook nooit goed kunt doorgronden.

Dedalo bevat fantastische pagina’s, laat dat toch vooral gezegd zijn, gevuld met een kennis en een type proza dat ronduit indrukwekkend is, maar Hemker lijkt zich toch ook een beetje in het project te hebben verloren. Dat wil zeggen, hij lijkt over zo veel kennis en duiding van die tijd te schikken dat de roman iets te vaak de trekken aanneemt van een historisch non-fictiewerk. Aan de tientallen namen tellende personagelijst achterin het boek kun je al zien hoeveel hooi hier op de vork is genomen, al zullen liefhebbers van bijvoorbeeld Tolstojs Oorlog en vrede lachen om zo’n constatering. Wie weet slijpt Hemker in het slotdeel toch nog een dramatische punt aan het geheel. Ik zou het in elk geval toejuichen.