N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dagboek | Vluchten uit Khartoem Burgers hebben het nakijken bij de gevechten tussen de twee generaals in Soedan. Mensenrechtenactivist en docent Abdelmonim Ali (33) vluchtte op de brommer uit de hoofdstad Khartoem naar Gedaref in het oosten. NRC vroeg hem een dagboek bij te houden vanaf het moment dat de aanvallen zaterdag uitbraken.
Vrijdag 14 april
Een leuke avond
„Vrijdag ben ik nog bij vrienden thuis geweest. Dat was een leuke avond. Op de weg terug naar huis zie ik pantservoertuigen voor het presidentieel paleis, en ja het zijn er meer dan normaal, maar ik ben een beetje gewend geraakt aan legereenheden in de stad. Hoewel een voorgevoel me bekruipt, slaap ik die nacht goed.”
Soedan werd zaterdag ondergedompeld in hevige gevechten, niet alleen in de hoofdstad Khartoem maar ook in talrijke andere steden. Er zijn honderden doden gevallen, duizenden sloegen op de vlucht.
Hoewel na de val van de islamitisch fundamentalistische autocraat Omar al-Bashir in 2019 burgergroepen en militairen wedijveren om de macht, is er nu een strijd uitgebroken tussen twee generaals: Abdel Fattah al-Burhan van het reguliere leger en Mohamed Hamdan Dagalo, alias Hemedti, wiens militie onderdeel uitmaakt van de nationale strijdkrachten, maar nooit is geïntegreerd in dat nationale leger. Burgers hebben het nakijken. Een van hen is Abdelmonim Ali, vrijgezel, een 33 jaar oude mensenrechtenactivist, lid van de verzetscomités tegen het leger, en docent Engels, woonachtig in de wijk Almansoura. NRC vroeg hem een dagboek bij te houden vanaf het moment dat de aanvallen zaterdag begonnen.
Lees ook Wie zijn de twee Soedanese generaals die elkaar bevechten, ten koste van de bevolking?
Zaterdag 15 april
Inslaande bommen
„Na een goede nachtrust maak ik me klaar om naar de universiteit te gaan waar ik Engels onderwijs. Als ik op mijn brommer wil stappen, klinkt er een oorverdovend geluid en het universum raakt gevuld met artillerievuur en inslaande bommen. Ik hoor mijn buurvrouw schreeuwen. Ze is in paniek, haar kinderen spelen nog buiten. Ze roept ze snel naar binnen. Ik aarzel om naar de universiteit te gaan. Ik heb immers mijn studenten beloofd ze nog een keer les te geven voor hun tentamens. Maar het spervuur aan geweerschoten houdt aan en het is voor mij duidelijk: ik blijf thuis.”
Zondag
Niets meer voor het avondeten
„Mijn buurvrouw, die uit Zuid-Soedan komt biedt me wat te eten aan, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat er niets meer is voor het avondeten. Ik en ook mijn buren besluiten in de ochtend opnieuw thuis te schuilen voor het geweld. We verstoppen ons voor bommen en kogels. Een kogel belandt in het nachtkastje van mijn buren. De winkels zijn gesloten, de straten verlaten, er zijn alleen katten en honden te zien en er klinkt geen ander geluid dan van bommen en andere wapens. Eventjes probeer ik toch de straat op te gaan en zie dat de doorgaans blauwe lucht van Khartoem wordt bewolkt door uitslaande branden in gebouwen en auto’s. Ik heb nog nooit zo iets schrikaanjagends gezien, behalve in films. Ik verwijt mezelf nu dat ik dit niet heb zien aankomen, dat ik me niet heb voorbereid op deze oorlog. Er is geen eten in de koelkast, mijn keuken is leeg is. Hoe lang kan de mens zonder voedsel, vraag ik me af. Ik herinner me dat mijn moeder me ooit „zeven dagen” zei, toen ik kind was.
„De oudste zoon van mijn buurvrouw heet Daniël. Durf ik het aan om met hem naar buiten te gaan om wat eten te bemachtigen? Al is het maar een stuk droog brood. Ik las vele boeken over hongersnood en oorlog, dat mensen dan alles wat eetbaar is consumeren, ook bladeren. Maar waar vind je die? En hoe kan je zonder drinkwater overleven?
Als we door de straten lopen zie ik de angst in Daniëls ogen. Hij is verantwoordelijk voor het gezin na de dood van zijn vader vorig jaar. Ook ik raak nu overweldigd door angst. Zullen zijn zes broertjes en zussen dit overleven? Het leven lijkt soms erg oneerlijk. Wat hebben Daniël en zijn familie verkeerd gedaan dat zij Zuid-Soedan moesten ontvluchten vanwege de oorlog daar, om nu te belanden in een andere oorlog waar ze geen deel van uitmaken. De generaals hebben geen medelijden met hen. We vinden wat te eten, wat bonen en brood. We komen veilig thuis, hoewel de bommen nog steeds overal inslaan en de muren erdoor trillen.”
Er is geen eten in de koelkast, mijn keuken is leeg is. Hoe lang kan de mens zonder voedsel, vraag ik me af
Abdelmonim Ali
Maandag
Na paar uur weer internet
„Het is de derde dag van gevechten en vandaag werkt mijn internet van het MTN-netwerk niet meer, maar gelukkig dat van het concurrerende Zain nog wel. Die klotegeneraals sloten de afgelopen jaren bij confrontaties tussen het leger en burgergroepen altijd direct het internet af, maar nu hebben Hemedti en Burhan de verbinding nodig om met hun troepen te communiceren en elkaar met venijnige communiqués te belagen. Na een paar uur keert het internet van MTN terug. Het is onze enige bron van informatie, als het wegvalt raken we volkomen geïsoleerd. Bid voor Soedan.”
Dinsdag
Lijken op straat
„Op de vierde dag hoor ik van leden van verzetscomités verhalen over burgers die de stad beginnen te ontvluchten. Ik zie zelf hoe er in mijn buurt lijken op de straat liggen en lees op internet dat nog maar enkele ziekenhuizen functioneren, want ook die liggen onder vuur. Vrienden bellen me en vertellen over soldaten van de RSF die plunderen. Ik concludeer dat in Khartoem niet meer valt te leven. Zal ik ook proberen te vertrekken? Maar wat is dan het lot van Daniël? Toch moet ik hier weg.”
Woensdag
Kleren en computer mee
„De hele nacht zit ik te piekeren en bij zonsopgang woensdag besluit ik het erop te wagen. Ik neem alleen de allerbelangrijkste dingen mee, wat kleren en boeken, mijn computer, schoenen en natuurlijk mijn reddingsmiddel: mijn brommer.
Ik vertel Daniël dat ik wegga. Ik bied hem aan om achter op mijn brommer mee te gaan, hij weigert omdat hij voor zijn familie moet zorgen. Ik kan ze niet redden en moet ze achterlaten. Als ik hier blijf, kan het me mijn leven kosten.
Ik zie duizenden vrouwen en kinderen op straat lopen richting buitenwijken. Het geluid van oorlog pijnigt mijn oren, de lijken in de straten beginnen te stinken, het is moeilijk de lucht in te ademen. Ik heb een tekort aan benzine, omdat geen enkel tankstation open is. Ik bemachtig wat brandstof op de zwarte markt. De prijs is ongelooflijk, die is honderd keer verdubbeld. Ik heb tenminste twaalf liter nodig om de afstand van 350 kilometer naar de Oost-Soedanese stad Gedaref af te leggen, waar mijn zussen en broers wonen. Ik koop vier liter voor 100 dollar en hoop de rest buiten de stad te kunnen kopen.
Via de Madanistraat lukt het me te ontsnappen. Ik word twee keer tegengehouden door soldaten van de Rapid Support Forces. Ze gebaren me mijn twee schoudertassen open te maken en ik zeg: ‘boeken, kleding, pennen en schoenen’. Wat anders verwachten ze in een tas van een leraar, vraag ik me geïrriteerd af. Ze laten me gaan.
Na vier uur onafgebroken rijden kom ik aan in de stad Wad Madani en ben ik halverwege. Ik vind er benzine, maar waar te overnachten?.”
Lees ook Ooggetuigen over situatie in Soedan: ‘Vrienden hebben al vier dagen geen eten’
Donderdag
Bij mijn broers en zussen
„Op donderdag zet ik mijn reis voort en de weg blijkt veilig. Voor het eerst in mijn leven voel ik me verlaten in dit landschap van zand en rotsen, hoewel ik in deze regio opgroeide. Nog vier uur te gaan.
Bij de stadsingang van Gedaref controleert een politieman mijn motorpapieren. Hij vindt er niets mis mee maar staat erop me te vragen waarom ik geen helm draag. Wat! Hij wil me beboeten! Ik scheld hem de huid vol. Ik ga echt niet betalen. Zelfs nu zijn ze corrupt. Na lang wachten laat hij me toch gaan. Zo bereik ik om 12 uur het huis, waar mijn zussen en broers me blij ontvangen. Ze vertellen dat ze in Gedaref alleen in het afgelopen weekend geweervuur hoorden. Eenmaal in bed val ik in een diepe slaap.”
Een politieman vraagt waarom ik geen helm draag. Zelfs nu zijn ze corrupt
Abdelmonim Ali
De vluchtroute van Abdelmonim Ali van Khartoem naar Gedaref
Vrijdag
Ik kan niet meer tegen vreugde
„Na tien uur slapen schrik ik angstig wakker. ‘Hoe is het met Daniël in Khartoem’, schiet het door mijn hoofd. Ik neem onmiddellijk contact met hem op. Hij vertelt dat er nog steeds hevig wordt gevochten. Ik beloof hem geld te sturen om te ontsnappen, maar weet niet hoe dat geld hem kan bereiken.
Het is vandaag het einde van Ramadan en mijn zussen bieden me allerlei suikerachtige snoepjes en gebakjes aan. Maar ik kan niet meer tegen vreugde.”