Als er al een gedeelde queer ervaring is, dan is het de zoektocht naar nieuwe verhalen, wanneer de oude niet toereikend zijn

Onlangs kwam ik degene tegen die twintig jaar geleden mijn hart brak. Dat deed ze niet expres: ik werd verliefd, maar zij, laten we haar X noemen, viel nou eenmaal niet op vrouwen. Nu troffen we elkaar opnieuw, in de kantine van de universiteit waar we destijds studeerden, en besloten samen te lunchen. Bij onze eerste ontmoeting in de introductieweek van de studie voltrok zich dat magische dat maar zelden gebeurt bij iemand die je nog niet kent. Het is onzichtbaar en toch bijna tastbaar. Als het een geluid zou maken, tinkelde het, of knetterde het als popcorn in een pan. Het klikte. We vonden elkaar léúk.

Vanaf dat moment zagen we elkaar bijna elke dag. We gedroegen ons als klierige pubers tijdens werkcolleges, brachten uren door op mijn studentenkamer van vijf vierkante meter, kookten matige pasta’s en hadden elkaar zóveel te vertellen. Nu, in de kantine, spraken we over de vriendschap van toen, met een gemak dat herinnerde aan de vroegere vertrouwdheid. Over het einde ervan zei X iets dat ik niet had zien aankomen: „Toen het voorbij was, moest ik wel even herstellen van een gebroken hart.” Wat? Zíj? Het waren toch míjn tranen geweest die vlekken maakten op de bladzijden van mijn dagboek, die ik volschreef in mijn eenzame hoogslaper, terwijl zíj voortdurend romantische dates had met haar vriend?

Terwijl we ons leven leiden, smeden we onze ervaringen vaak direct tot een verhaal, aan de hand van de kaders die we kennen. Mijn verliefdheid op X plaatste ik in een klassiek relaas van onbeantwoorde liefde, waarin het míjn hart was dat brak en X probleemloos verder leefde. Een genuanceerder verhaal over wat er tussen twee vrouwen – twee vrienden – kan bestaan, had ik niet. Als de gangbare kaders niet passen, kun je twee dingen doen: je voegen naar het oude, of nieuwe kaders scheppen. Wilde ik ruimte maken voor dat gebroken hart van X, dan zou ik de geschiedenis van onze vriendschap, zoals ik hem graag vertelde, moeten herzien.

In mijn zoektocht naar voorbeelden van hoe je oude verhalen kunt herscheppen en herschrijven, richt ik me op de vraag hoe queer levens uit het verleden verbeeld worden. „Dit is een revisionistische geschiedenis, die de lezer ook kan herzien.” Zo begint Kirsty Loehr haar boek A Short History of Queer Women (2022). Revisionistisch, omdat ze allerlei queer vrouwen uit het verleden beschrijft die door traditionele historici óf niet opgemerkt, óf als heteroseksueel bestempeld werden. Van een soort lesbische commune in het oude China tot de Griekse dichteres Sappho, van de zeventiende-eeuwse Zweedse koningin Christina tot jazz-zangeres Billie Holliday: iedereen had lesbische relaties.

De discussie of je de woorden ‘lesbisch’ en ‘queer’ wel kunt plakken op mensen die leefden in tijden waarin die termen nog niet in gebruik in waren, doet Loehr af met de observatie dat het concept ‘heteroseksualiteit’ ook nog niet bestond. Als het niet passend is om mensen in het verleden als queer te bestempelen, is het net zo ongepast om hen stilzwijgend als heteroseksueel te kwalificeren.

Loehr schildert de vrouwen in haar boek stuk voor stuk af als trots en onverschrokken. Ze werden misschien belemmerd door het patriarchaat, dat Loehr opvoert als een onnozel personage, maar kenden geen terughoudendheid of verwarring over hun gevoelens. Het is vernieuwend, hoopvol, misschien zelfs helend om te lezen over queer vrouwen in het verleden die niet verteerd werden door schaamte. Geschiedschrijving als herstelwerkzaamheid, reparatie van een beschadigd beeld. Maar hoewel het een politiek doel dient, kan het onmogelijk recht doen aan de werkelijke ervaring van veel queer vrouwen. Onverschrokkenheid is in ieder geval niet de term die ik gebruik om mijn eigen geschiedenis van queerness te vertellen.

Illustratie Dewi van der Meulen

Wolf in schaapskleren

Mijn verliefdheid op X was niet mijn eerste onbeantwoorde liefde. Het was wél de eerste keer dat ik mijn liefdesverdriet publiekelijk beleed. Voorheen bleven mijn gevoelens voor vriendinnen binnen de muren van mijn tienerkamer. Beschroomd bestudeerde ik ze. Ik woog en wikte: was het vriendschap of verliefdheid dat ik voelde en hoe bepaalden mensen het verschil? Eenmaal de grote stad in en de kast uit, vond ik dat zulke twijfel niet langer paste.

Als je bij alles wat je meemaakt je je erop verheugt het later aan haar te vertellen, als je volledig van je stuk bent door hoe mooi ze is wanneer je haar onverwacht tegenkomt en als je lijf verstart wanneer ze je per ongeluk aanraakt: dan ben je géén gewone vriend. Dan ben je een wolf in schaapskleren. Dus ik verbrak het contact met X, omdat binnen de vriendschapskaders die ik kende voor verliefdheid geen plaats was. Bovendien deed het pijn bij haar te zijn in de wetenschap dat het nooit iets tussen ons zou worden. Níét bij haar zijn deed overigens ook pijn, dus ik was hoe dan ook de sjaak.

In de verhalen over zelfverzekerde queer vrouwen vind ik misschien genoegdoening of eerherstel, maar geen erkenning. Gelukkig is A Short History of Queer Women niet het enige recente werk dat queer vrouwen in de geschiedenis zichtbaar maakt. Het lesbisch kostuumdrama beleeft een gouden tijdperk. De afgelopen jaren verschijnt zo ongeveer ieder jaar een nieuwe historische film met een lesbisch plot. Hoofdrolspelers zijn vaak bekende heteroseksuele Hollywoodactrices, denk aan Ammonite (2020) met Kate Winslet of The World to Come (ook 2020) met Vanessa Kirby. Deze films hebben met elkaar gemeen dat onoverkomelijke obstakels de liefde tussen vrouwen belemmeren en de relaties dus meestal gedoemd zijn.

Sommigen zijn enthousiast over deze filmtrend, omdat dergelijke films laten zien dat queerness altijd al heeft bestaan. Tegelijkertijd is er kritiek en is het verschijnsel al volop gepersifleerd. De film Anne+, naar de gelijknamige serie over een Amsterdamse queer vriendengroep, bevat een komische scène waarin hoofdpersoon Anne met een vriendin in de bioscoop zo’n lesbisch kostuumdrama ziet. Acteur Hanna van Vliet, die Anne speelt, zei over zulke films in een interview met One World: „Er wordt veel stiekem gestaard en gestreeld en uiteindelijk gaan de hoofdrolspelers terug naar hun man. Dat is voor een heteropubliek misschien comfortabel – wat erg dat het in die tijd zo ging! Gelukkig zijn we nu heel progressief! – maar voor de normalisering van queer mensen doet het weinig.”

Met verve eigende ik me het verhaal toe van de heterojongen die smacht naar een meisje dat hem niet ziet staan

Dat roept de vraag op aan wat voor verbeelding van de geschiedenis queer mensen behoefte hebben. Het neerzetten van queer vrouwen in de geschiedenis als enkel trots en onverschrokken, vrij van verwarring of onzekerheid, zoals Loehr doet, geeft een verfrissend maar scheef beeld. De verbeelding van queer liefdeslevens in de kostuumdrama’s, waarin lesbisch leven gelijkstaat aan lesbisch leed, is net zo scheef. De standaardverhaallijnen in deze films dagen niet uit de gangbare kaders over vriendschap, liefde en romantiek te herzien. Ze blijven steken in het cliché dat wanneer een vrouw op vrouwen valt het onherroepelijk tot problemen leidt.

Nadat ik de vriendschap met X verbroken had, omarmde ik het liefdesverdriet. Met verve eigende ik me het verhaal toe van de heterojongen die smacht naar een meisje dat hem niet ziet staan. Dawson was ik, uit de tienerserie Dawson’s Creek, Drazic was ik, uit Heartbreak High en met een gepijnigde blik fluisterde ik stilletjes ‘Let me be your hero, baby,’ net als Enrique Iglesias in de videoclip van het liedje ‘Hero’. Ik modelleerde mezelf naar mannen, want verhalen over vrouwen die verliefd werden op vrouwen, zaten nog niet in mijn cultureel referentiekader. Met vrienden in de kroeg beklaagde ik me over mijn eenzaamheid. Zij zeiden: ‘Ach en wee!’ en ‘Vrouwen!’ en stopten me een biertje toe. Na jaren van heimelijkheid had hun erkenning van mijn gebroken hart iets legitimerends.

De keerzijde van dit verhaal, waarin ik de rol van tragische held speelde en X de onverschillige schoonheid, was dat het van ons beiden stereotypen maakte en geen ruimte liet voor wat er nog meer over de vriendschap te vertellen was. Het paste niet precies, maar over een onbeantwoorde verliefdheid binnen een vriendschap had ik nog geen ander script tot mijn beschikking.

Nieuwe verhalen

Queer levens worden niet gekenmerkt door enkel trots en onverschrokkenheid, noch door enkel leed. Als er al een gedeelde queer ervaring is, dan is het misschien die zoektocht naar nieuwe verhalen, wanneer de oude niet toereikend zijn. In hetzelfde jaar dat Loehrs Short History verscheen, kwam een ander boek uit over queer vrouwen in de geschiedenis, dat precies dat gebrek aan verhalen thematiseert waarlangs queer vrouwen hun levens, liefdes en vriendschappen kunnen duiden: After Sappho van de Amerikaanse auteur Selby Wynn Schwartz . Het boek is een fragmentarische verzameling van biografieën van queer vrouwen die leefden van 1885 tot 1927. Is het een roman, een geschiedenisboek, een essay, een gedicht? After Sappho is zelfs queer in vorm: niet vast te pinnen op een genre. ‘Onze levens zijn de ontbrekende lijnen tussen de fragmenten’, schrijft Schwartz. In het boek probeert Schwartz die lijnen te schetsen. ‘Om te beginnen veranderden we onze namen’, opent Schwartz het boek. We hebben nieuwe namen nodig, wanneer we losbreken van dat wat de wereld van ons verwacht. Steeds reflecteert Schwartz op het belang van taal om je leven te kunnen leiden los van de maatschappelijke normen en de zoektocht naar nieuwe woorden, als de oude niet voldoen: ‘Hoe kun je van iemand houden die je niet kunt definiëren? Wat als je geen woord kunt opschrijven om je geliefde te vatten?’

Als de kaders niet passen

‘Jóúw hart?” vroeg ik X, in de kantine. „Ja, míjn hart”, antwoordde ze. „Ik heb me eenzaam gevoeld, toen je weg was. Mijn vriend en mijn andere vrienden konden niet vervangen wat er tussen ons geweest was.”

Als ik de geschiedenis van mijn queerness en in het bijzonder de vriendschap tussen X en mij zou verbeelden als een lesbisch kostuumdrama, dan zou de nadruk liggen op de tranen die ik vergoot over alle onbereikbare vrouwen en op de onmogelijkheden in een queer bestaan. Daarmee zou ik me voegen naar het cliché van lesbisch leed: met dit soort verhalen dempen we de gracht.

Als ik een revisionistische geschiedenis zou schrijven à la Kirsty Loehr in haar Short History, zou ik mijzelf neerzetten als een trotse verleidster en waren de hetero-vrouwen op wie ik ooit verliefd was eigenlijk altijd al lang lesbisch, of op zijn minst biseksueel. In mijn dromen, misschien, maar het zou geen recht doen aan de werkelijkheid. Veel meer zoek ik naar de verbeelding van wat het precies betekent wanneer de bestaande kaders niet passen, zoals Schwartz doet in After Sappho. Ik zoek de kieren tussen trots en schaamte, tussen liefde en vriendschap, tussen wederkerig en onbeantwoord.

Dat speuren naar de tussenruimtes, daarin ligt de essentie van het werk dat queers door de geschiedenis heen hebben verricht: het uitbikken van nieuwe kaders, nieuwe kamers om in te leven. In zulke ruimtes vind je misschien de woorden voor iets dat twee mensen kunnen delen, iets wat lijkt op vriendschap én verliefdheid, dat tegelijkertijd beantwoord én onbeantwoord is en wanneer het verloren gaat, er twee harten breken.