Als een kind de rechter een brief stuurt, is het maar de vraag wat ermee gebeurt

Nieuws in het kort

De elf Nederlandse rechtbanken voeren geen eenduidig beleid bij de afhandeling van de ‘kindbrief’, waarmee kinderen toegang tot het recht kunnen krijgen, zeggen rechtbank Amsterdam en de Raad voor de rechtspraak. Kinderen kunnen zelf geen gerechtelijke procedure starten, maar zij kunnen de rechter wel vragen om een beslissing te nemen, bijvoorbeeld over een omgangsregeling met hun ouders.
Het gebrek aan overeenstemming was al langer bekend – in 2017 werd er een werkgroep opgericht – en kwam opnieuw onder de aandacht na een onderzoek naar de dood van de 14-jarige Famke. Daaruit bleek dat de instellingen die belast waren met de bescherming van het meisje, waaronder de rechtbank Amsterdam, faalden.

Hij doodde haar, en daarna zichzelf. Op 28 december 2020 schoot een vader in zijn appartement zijn 14-jarige dochter neer. Het gebeurde na anderhalf jaar alarmerende signalen. Na tussenkomst van school, de leerplichtambtenaar, het Ouder- en Kindteam, Veilig Thuis, Jeugdbescherming, de Raad voor de Kinderbescherming, artsen, de kinderrechter. Dat het niet goed ging met Famke wist iedereen. Maar niemand bleek in staat haar te beschermen.

Amsterdam, de gemeente waar het meisje woonde, liet na haar dood een uitgebreid onderzoek uitvoeren onder leiding van jurist Corinne Dettmeijer, die van 2006 tot 2017 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen was. Zij constateerde dat „het systeem” voor Famke had „gefaald”. De instanties werkten niet goed samen, misten expertise en wachtten te lang met opschalen. De rechtbank handelde volgens Dettmeijer ook verkeerd in een belangrijke procedure rondom een brief van Famke, waarin ze duidelijk maakte dat ze niet meer bij haar moeder wilde wonen – een verzoek waarmee de rechter na gesprekken met Famke en haar ouders instemde. Na publicatie van Onmacht, het rapport met deze bevindingen in oktober 2021, maakten de betrokken zorginstanties concrete afspraken over het verbeteren van de hulpverlening. Famkes moeder en haar partner werden betrokken in dat proces, zij voerden gesprekken met de gemeente. „We zijn steeds geïnformeerd over de voortgang van de verbeteringen van de zorginstanties, en we voelden ons erkend.”

Meningsverschil

De Amsterdamse rechtbank zag in het rapport uit 2021 aanleiding voor „landelijke reflectie” maar sprak tegelijkertijd Dettmeijers kritiek tegen: er was niet in strijd gehandeld met de wet. Dit meningsverschil is nu, ruim twee jaar na publicatie, nog niet beslecht.

„De zorginstanties hebben de kritiek ter harte genomen – er is erkend dat dingen niet goed gingen. Maar de rechtspraak doet dat nog altijd niet, zegt moeder Ineke aan de keukentafel van haar woning in Amsterdam. Haar achternaam wil ze vanwege de privacy niet in de krant. Ineke en haar partner Richard vinden dat de rechter die Famkes verzoek om haar hoofdadres te wijzigen behandelde, ernstige fouten maakte.

De procedure waar het om gaat, is die van de kindbrief. Ieder kind in Nederland dat via de kinderrechter iets aan zijn of haar situatie wil veranderen, kan daar een brief, mail of appje heen sturen. Dit is bedoeld om kinderen, bijvoorbeeld in het geval van een scheiding, een stem te geven.

Famke schreef in juli 2019 zo’n brief aan de rechter. Ze liet weten dat ze officieel niet meer bij haar moeder wilde wonen. De rechter ging mee in dit verzoek nadat hij het meisje en haar ouders apart van elkaar had gesproken. Er vond geen zitting plaats.

De aanpak van de rechtbank Amsterdam was volgens onderzoekster Corinne Dettmeijer verkeerd. De beslissing had gevolgen voor het ouderlijk gezag en de omgang tussen een ouder en kind en daarom had de rechter die ouder formeel moeten horen. Door de wettelijke procedureregels niet te volgen werd volgens het rapport de wet onjuist toegepast. Daarnaast werden ook „de rechtsbelangen van moeder” en „het recht op hoor en wederhoor” geschonden. Dat de moeder niet gehoord werd over de omgangsregeling, blijkt volgens het rapport onder meer uit drie – onbeantwoorde – brieven die zij hierover aan de rechter schreef. „Uit mijn brieven blijkt duidelijk dat ik enkel gehoord ben over het wijzigen van Famkes hoofdadres, en niet over de omgangsregeling”, zegt de moeder.

Zij vindt de beslissing naar aanleiding van Fam-kes kindbrief een bepalend moment in de aanloop naar de dood van haar dochter. Het meisje raakte nog verder geïsoleerd bij haar vader.


Lees ook
Iedereen wist dat het niet goed ging met Famke

<strong>Famke in 2016</strong>, op haar negende.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/als-een-kind-de-rechter-een-brief-stuurt-is-het-maar-de-vraag-wat-ermee-gebeurt.jpg”><br />
</a></p>
<h2 class=Ouderverstoting

Famke groeide op bij gescheiden ouders, rond haar twaalfde begonnen de problemen zich op te stapelen. Ze begon zich van haar moeder af te keren, kwam in aanraking met de politie en ging amper naar school. Corinne Dettmeijer besteedt in haar onderzoek aandacht aan het fenomeen ouderverstoting, waarbij kinderen van gescheiden ouders het contact met een van beiden verliezen door negatieve invloed van de ander. Het gebrek aan expertise hierover was volgens Dettmeijer een van de redenen dat de zorg aan Fam-ke tekortschoot. Op het moment dat Famke van de rechter haar hoofdadres mocht wijzigen en officieel bij haar vader woonde, betekende dit dat zijn invloed groter werd en ze aan het zicht van haar moeder werd onttrokken.

De rechtbank Amsterdam meent dat een zitting met beide ouders tegelijk als onderdeel van die kindbriefprocedure niet nodig was, en dat er wel degelijk hoor en wederhoor is geweest en dat de wet is gevolgd. De betreffende rechter heeft alle partijen gehoord en de belangen „zorgvuldig gewogen”, zegt kinderrechter Peter Björn Martens, die namens de rechtbank Amsterdam het woord over deze zaak voert. Samen met Susanne Tempel, landelijk woordvoerder familie- en jeugdrecht namens de Raad voor de rechtspraak en kinderrechter bij rechtbank Zeeland-West-Brabant, licht hij in een vergaderruimte van de rechtbank de nasleep van deze zaak toe. „Moeder en rechter verschillen van mening over wat er precies besproken is”, zegt Martens, die inhoudelijk niet bij de zaak betrokken is. Ineke zegt dat ze nooit met een rechter over de omgangsregeling gesproken heeft, maar de betrokken rechter meent zich dat wel te kunnen herinneren. Het bestuur van de rechtbank Amsterdam heeft later toegegeven dat er een tijdige reactie had moeten komen op schriftelijke vragen van de moeder.

Die ging destijds tevergeefs tegen de beslissing over de omgangsregeling in hoger beroep. Martens: „En toen is de beslissing dat Famke bij haar vader ging wonen in stand gebleven.” Dit laat volgens rechtbank Amsterdam onder meer zien dat er ruimte is geweest voor het standpunt van de moeder, en dat de juridische weg is bewandeld.

Tussen de beslissing in de kindbriefprocedure en het hoger beroep zaten zes maanden. In die maanden zag Ineke haar dochter vrijwel niet. Ook de hulpverlening verloor haar grip op het meisje. Dat de procedure rondom de kindbriefprocedure niet exact zo is doorlopen als Corinne Dettmeijer stelt dat nodig is, is volgens de rechtbank niet van belang. Martens: „Procesreglementen zoals we die normaal volgen zijn niet van toepassing op kindbriefprocedures, omdat het een informele rechtsingang is.” Volgens Dettmeijer moeten de procesreglementen – regels die bepalen hoe er met verzoeken aan de rechtbank moet worden omgegaan – wel worden toegepast op het moment dat de rechter iets gaat beslissen naar aanleiding van een kindbrief: dan wordt de procedure namelijk wél formeel. Hierover verschillen de onderzoeker en de rechtbank dus van mening.


Lees ook
Rechtbank handelde in strijd met de wet in zaak van doodgeschoten Famke (14)

Politie bij de woning van de vader van Famke in Amsterdam-Oost.

Geen eenduidig beleid

Deze zaak heeft de Nederlandse rechtbanken doen inzien dat er geen eenduidig beleid is rond de procedure van de kindbrief, dat regels verschillend worden geïnterpreteerd, zegt Susanne Tempel. En hoewel dat volgens Tempel mag, zou het „geen verschil moeten maken of een kindbrief in Assen of in Amsterdam wordt behandeld”. Dat moet alle betrokken partijen duidelijkheid geven over de omgang met zo’n kindbrief. „We willen dat het zoveel mogelijk gelijk loopt.”

De afgelopen tijd heeft een werkgroep daarom bij de elf Nederlandse rechtbanken geïnventariseerd hoe zij omgaan met kindbrieven. Er wordt gewerkt aan gezamenlijk beleid. Het gebrek aan overeenstemming was al langer bekend. Al in 2017 is er volgens de Raad voor rechtspraak een memo opgesteld waarin de behoefte om „tot meer landelijke uniformiteit te komen” centraal stond. „Het is ingewikkeld en vergt tijd”, zegt Susanne Tempel. Martens: „Je moet consensus hebben tussen twee-, driehonderd rechters die met dit soort zaken bezig zijn.” De rechtbanken hopen dit voorjaar overeenstemming te bereiken.

Het rapport Onmacht is voor de rechtbank Amsterdam in ieder geval aanleiding geweest om daar de gang van zaken te veranderen, zegt Martens. In Amsterdam komen elk jaar tussen de vijftien en twintig kindbrieven binnen. Na het rapport besloot de Amsterdamse rechtbank de behandeling daarvan bij twee vaste rechters te beleggen, ongeacht of de brief betrekking heeft op een lopende zaak. Martens: „Op die manier is er meer zicht op hoeveel procedures er lopen en kunnen ze met elkaar een eenduidige lijn uitzetten.”

Op een brief volgt sinds de herziening standaard een uitnodiging voor een gesprek tussen het kind en de rechter. Dat gebeurt nu binnen een maand, zegt Martens – een stuk sneller dan bij Famke destijds. Daarna wordt gekeken: hoe verder? „Soms kun je tijdens zo’n gesprek al zeggen: hartstikke leuk dat jij meer zakgeld wil, maar daar kan ik als rechter niet over beslissen. Soms loopt er al een zaak, over gezag of omgang bijvoorbeeld, en moet je even kijken: wat is nu handig? Laten we deze zaken tegelijk lopen of juist niet?”

Gebrek aan erkenning

Famkes nabestaanden ervaren nog altijd een gebrek aan erkenning. Daarom doorliepen zij een klachtenprocedure bij de rechtbank Amsterdam. Een speciaal geformeerde klachtenadviescommissie, bestaande uit drie ervaren rechters, oordeelde dat het recht op hoor en wederhoor van de moeder was geschonden. Het bestuur van de rechtbank verklaarde die klacht later echter niet-ontvankelijk. Waarover Ineke in de kindbriefprocedure wel of niet is gehoord, is na zo’n lange tijd niet goed meer te reconstrueren is het standpunt van de rechtbank. Bovendien kan de rechtbank hier niet oordelen over de vraag of hoor en wederhoor voldoende is toegepast, laat een woordvoerder weten. Dit kan alleen in hoger beroep.

De uitkomst van de klachtenprocedure is de reden dat Famkes nabestaanden in juni 2023 een klacht indienden bij de procureur-generaal (pg) bij de Hoge Raad – de hoogste rechter in Nederland. Eind februari van dit jaar kregen zij antwoord: volgens de pg is er onvoldoende onderbouwing om de klacht voor te leggen aan de Hoge Raad. Famkes nabestaanden vinden dat „onbegrijpelijk en pijnlijk”. Dat de procureur-generaal meegaat in het besluit van het bestuur van de rechtbank is „zeer teleurstellend”, zegt Ineke.

Ineke en Richard beraden zich op vervolgstappen. Natuurlijk is er een „persoonlijke wens voor erkenning”, zeggen zij. Maar ze hebben ook een ander doel. „We krijgen de indruk dat de rechtbank iets probeert toe te dekken. Ze willen niet toegeven dat er fouten zijn gemaakt. Terwijl we vinden dat je als burger vertrouwen moet kunnen hebben in de rechtspraak, want die beschermt je tegen willekeur van de overheid.”

Deze zaak heeft ook grote impact gehad op de medewerkers van de rechtbank Amsterdam, zegt Peter Björn Martens. „Als kinderrechter is het je werk om kinderen te beschermen. Als dat mislukt vraag je je meteen af: wat is hier gebeurd? De suggestie is natuurlijk dat een tragedie voortvloeit uit wat eraan voorafging, en als er een ramp gebeurt moet je ook altijd onderzoeken of er iets anders had gekund. Soms zullen we helaas moeten accepteren dat tragedies kunnen gebeuren, ook als een systeem werkt.”