N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Oldtimer Vijftig jaar geleden rolde in Frankrijk de laatste Peugeot 504 van de band. De auto is onverwoestbaar, weet Gerbert van der Aa, die er al bijna dertig jaar met veel plezier in rijdt.
Er klinkt een harde klik als ik de sleutel in het contactslot naar rechts draai. Dit is niet zoals het hoort, schiet het door me heen. Ook bij een tweede en derde poging lukt het niet om mijn bijna vijftig jaar oude Peugeot 504 te starten. Op de parkeerplaats van de bouwmarkt waar ik net inkopen heb gedaan, stap ik uit en open de motorkap. Zou het lukken dit probleem zelf op te lossen, of moet de wegenwacht van de ANWB eraan te pas komen?
De motor van mijn Peugeot, bouwjaar 1975, is een overzichtelijke krachtbron op benzine. De ruimte onder de motorkap zit niet zoals bij een moderne auto volgepropt met apparatuur. Vrijwel alle onderdelen zijn eenvoudig te lokaliseren en makkelijk bereikbaar. Mijn oog gaat naar de startmotor, de vermoedelijke veroorzaker van het probleem. Hij zit linksonder in de motorruimte en is met een dikke stroomdraad verbonden met de accu, de andere mogelijke boosdoener.
Uit ervaring weet ik dat een haperende startmotor niet in alle gevallen een onoverkomelijk probleem is. Er zijn meerdere trucjes om de auto toch aan de praat te krijgen. Uit de gereedschapskist die ik voor de zekerheid altijd in de kofferbak heb staan, pak ik een hamer. Nadat ik een paar tikken op het de startmotor heb gegeven, probeer ik de auto opnieuw te starten. Tot mijn vreugde slaat hij nu aan.
Een van de leuke dingen van oldtimers is dat ze in tegenstelling tot moderne auto’s eenvoudig zelf te repareren zijn. Ze hebben geen boordcomputers en ingewikkelde elektronica. Vrijwel alles werkt mechanisch en is met enig technisch inzicht ook voor een leek te begrijpen.
Wat voor problemen kom je tegen als je zelf je auto repareert? Waar haal je onderdelen? Hoe veilig is het? En waar vind je hulp als het toch niet lukt?
Ik ben al bijna dertig jaar eigenaar van een Peugeot 504. Een moderne tweede auto heb ik niet, naast het openbaar vervoer en de fiets is de oldtimer mijn enige keus. In mijn woonplaats op de Veluwe heb ik een schuur met een brug, waar ik de auto op zet als er een reparatie nodig is. Na een dag achter mijn bureau vind ik niks leuker dan rommelen met ouderwetse techniek. In het dorp waar ik woon, ben ik niet de enige. Heel wat mannen hier hebben net als ik een oldtimer waar ze aan sleutelen. (Vrouwen die zelf aan hun auto klussen, kom ik zelden tegen.) Op Discovery Channel leveren series als Flipping Bangers en Wheeler Dealers inspiratie voor het opknappen van oude auto’s.
Toen ik begon met sleutelen, kocht ik een Vraagbaak van Piet Olyslager. Voor vrijwel elk autotype publiceerde Uitgeverij Kluwer zijn technische handboeken voor hobbyisten. De editie voor mijn 504 verscheen in 1977. Met de Vraagbaak als leidraad verving ik de koppelingsplaat, waarvoor ik de motor moest uitbouwen en aan een takel omhooghijsen. Toen ik vastliep, vroeg ik advies aan de buurman van mijn ouders, die in het dagelijks leven automonteur was. Hij zag meteen dat ik een boutje was vergeten, waarna ik weer verder kon. Zonder veel problemen lukte het de klus te klaren.
In de jaren daarna verving ik onder meer een wiellager, de koppakking en de draagarmen. Hulp van de buurman had ik steeds minder vaak nodig, mede omdat het internet opkwam. Bijna elk type oldtimer heeft tegenwoordig een eigen website, waar liefhebbers elkaar vragen stellen. Ook onderdelen zijn via internet eenvoudig te vinden. In Nederland zijn meerdere gespecialiseerde bedrijven. En in Frankrijk is het fantastische bedrijf Serie04 gevestigd, met een website waarop bijna alle onderdelen van mijn auto nieuw te koop zijn. Ze vragen niet eens de hoofdprijs.
Niet ongevaarlijk
Zelf sleutelen is niet altijd ongevaarlijk. Door de jaren heen hoorde ik geregeld verhalen over doe-het-zelvers bij wie het mis ging. Een goede kennis zag onderweg een wiel van zijn auto in de berm verdwijnen, omdat hij de moeren niet goed had vastgezet. Tot zijn opluchting was er alleen materiële schade. Anderen hadden minder geluk. Vorig jaar nog kwam in Rotterdam een man om het leven doordat de krik het begaf toen hij onder de auto lag. Zoals wel vaker gebeurt, had hij geen extra blok onder de auto gelegd.
Mijn liefde voor de Peugeot 504 ontstond toen ik tijdens mijn studietijd door Afrika reisde. In landen als Niger en Algerije wemelde het van dit autotype, andere modellen waren een stuk zeldzamer. Eerst dacht ik dat het kwam doordat het oude Franse kolonies waren, later ontdekte ik dat de populariteit ook te maken had met de onverwoestbare motoren van oude Peugeots. Veelzeggend was de bewondering waarmee de buurman van mijn ouders sprak over de 504: „Veel betere auto’s zijn er niet.” Als je er zuinig op was, kon je er je hele leven in rijden.
De Peugeot 504 werd in Frankrijk gemaakt van 1968 tot 1983, naar een ontwerp van het Italiaanse Pininfarina. Daarna ging de productie elders ter wereld nog geruime tijd door. In Argentinië produceerde de Franse autofabrikant het model tot 1999, in Nigeria rolde de laatste Peugeot 504 pas in 2006 van de band. De auto is zo onverwoestbaar dat oude Peugeot 504 stationwagens in West-Afrika nog steeds het openbaar vervoer verzorgen. Volgeladen met zeven passagiers – of meer – pendelen ze tussen steden en dorpen.
Ik houd van de basale techniek van oude auto’s. Natuurkunde-lessen van de middelbare school voldoen om te begrijpen hoe ze in elkaar zitten. Benzine stroomt uit de tank naar de carburateur, die de brandstof laat verstuiven. Een accu levert stroom aan de bougies, die er met een vonk voor zorgen dat de benzine ontploft. Met de stroomverdeler, die in verschillende posities is vast te zetten, regel je het juiste tijdstip van de ontsteking, waardoor de zuigers in beweging komen en de auto gaat rijden. Een dynamo, net zoals vroeger op een fiets, laadt tijdens het rijden de accu weer op.
Een mankement bij een klassieke auto duidt doorgaans op een mechanisch probleem. Op het oog nalopen van de verschillende componenten is de aangewezen manier om het probleem te lokaliseren. Een kapotte startmotor of dynamo is vaak te repareren door koolborstels te vervangen. Een carburateur die niet goed werkt, duidt op een verstopping of ‘valse lucht’. Met het doorblazen van de benzinekanalen of het vervangen van een pakking is het mankement te verhelpen.
Chips en sensoren
Moderne auto’s werken heel anders. Mechanische systemen zijn in veel gevallen vervangen door ingewikkelde elektronische apparatuur, met chips en sensoren, waar ik als leek geen vat op weet te krijgen. Om storingen uit te lezen of überhaupt een reparatie te kunnen uitvoeren is vaak een speciaal computerprogramma nodig, dat alleen de dealer heeft. Zelf sleutelen is daardoor een onbegonnen zaak, omdat je snel vastloopt. Nieuwe edities van de Vraagbaak worden dan ook allang niet meer gemaakt.
De laatste tijd vraag ik me steeds vaker af hoeveel milieuschade een oldtimer veroorzaakt. De motor van mijn 504 is niet echt zuinig en stoot relatief veel vervuilende stoffen uit, maar daar staat tegenover dat de auto al bijna vijftig jaar op de weg is. Door oude spullen niet weg te gooien maar op te lappen, is volgens deskundigen in veel gevallen juist milieuwinst te behalen. De Europese Unie wil om die reden een nieuwe wet invoeren die fabrikanten van elektrische apparaten verplicht om repareren gemakkelijker te maken.
Door oude spullen niet weg te gooien maar op te lappen, is volgens deskundigen in veel gevallen juist milieuwinst te behalen
Heeft zo’n regeling ook zin in de autobranche? Benjamin Sprecher, industrieel ecoloog aan de TU Delft, antwoordt dat het eindeloos repareren van oude auto’s uit milieuoogpunt niet echt nuttig is. Auto’s veroorzaken de meeste vervuiling tijdens het rijden, niet tijdens de productie in de fabriek. Daarom is een Tesla, of een andere elektrische auto, al snel milieuvriendelijker dan een oldtimer. Gelukkig vindt Sprecher het niet nodig dat ik mijn oldtimer weg doe. „Als je weinig kilometers maakt, is de milieuwinst van een elektrische auto niet zo groot.” Maar wat het omslagpunt is, kan hij zo niet zeggen, daarvoor is een ingewikkelde berekening nodig. Een van de factoren is hoe milieuvriendelijk de gebruikte elektriciteit is opgewekt.
Op het spatbord van mijn 504 is een blaasje verschenen. In bijna alle gevallen betekent dat roest van binnenuit. Als ik er niks aan doe, zal het als een kwaadaardig gezwel de carrosserie steeds verder aanvreten. Doordat ik de auto in alle jaargetijden gebruik, dus ook als er zout op de weg ligt, valt er eenvoudig niet aan de roestduivel te ontkomen. Al talloze malen heb ik soortgelijke plekjes moeten behandelen.
Blauwe bootlak
Ik zet het lasapparaat klaar dat ik speciaal voor dit soort klussen heb gekocht. Met een hamer en een plamuurmes bik ik de loslatende lak los, waarna ik met een staalborstel de laatste resten verwijder. Met een haakse slijper maak ik een vierkant gat in de carrosserie, waar ik een even groot nieuw stukje verzinkt plaatstaal inlas. Op de lascursus die ik na aanschaf van de auto volgde, leerde ik hoe je dat doet.
Met wat plamuur werk ik de lasnaad af, waarna ik het spatbord glad schuur en opnieuw in de grondlak zet. Vroeger kocht ik dure autolak in een spuitbus, maar daar ben ik mee gestopt. Sinds ik mijn Peugeot volledig in de blauwe bootlak heb gezet, hoef ik alleen maar met een kwast de gerepareerde roestplek bij te werken. De concoursstaat waar andere oldtimerliefhebbers waarde aan hechten, is daardoor niet meer haalbaar. Maar ook met schoonheidsfoutjes is mijn Peugeot 504 een mooie auto.