Als baanwielrenner Harrie Lavreysen verliest is dat groter nieuws dan als hij wint

In een vol Omnisport in Apeldoorn zet Harrie Lavreysen tijdens de EK-finale van de keirin aan met nog anderhalve ronde te gaan. Het is januari 2024, buiten vriest het, maar binnen is het tropisch warm en dondert het van het geluid als het publiek ziet wat er gebeurt. Lavreysen komt buitenom op kop en rijdt zich los – het gat met zijn vijf achtervolgers wordt groter en groter. Ruim voor de finish kan hij zijn handen in de lucht steken om zijn derde titel van het toernooi te vieren.

Met losse handen een keirin winnen: dáár had Lavreysen nog nooit over na hoeven denken. Hij noemt het met een glimlach zijn „Theo Bos-finish”, naar dezelfde overmacht waarmee oud-wereldkampioen Bos al eens won op de keirin tijdens het WK in Bordeaux in 2006. „Dat is wel een dingetje in het team, iedereen kent dat moment. Als je dat kan nadoen, is dat geniaal.”

Misschien heet het over twintig jaar wel een ‘Harrie Lavreysen-finish’, want de 27-jarige baanwielrenner wordt door velen gezien als de ‘GOAT’ van zijn sport, de Greatest Of All Time. Op de sprint, teamsprint en keirin is hij nagenoeg onverslaanbaar. Die status wil hij deze Olympische Spelen verankeren. Na twee keer goud en één keer brons in Tokio gaat Lavreysen in Parijs voor drie keer goud. Hij vindt dat hij dat inmiddels wel kan zeggen. De eerste gouden medaille is inmiddels binnen; in een wereldrecord werd Nederland dinsdagavond olympisch kampioen op de teamsprint.

Als topfavoriet is verliezen groter nieuws dan winnen. Het brengt druk en verwachtingen met zich mee, al jarenlang. Hoe gaat Lavreysen daarmee om, hoe blijft hij aan de top? NRC volgde de baanwielrenner het afgelopen jaar op de voet. Een portret van een man die eigenlijk alleen maar verliezen kan.

Schouders uit de kom

Voor de supermarkt aan de Dorpsstraat in Luyksgestel staat een vrachtwagen met een grote, glazen trailer, midden op de parkeerplaats. Buiten drommen mensen samen langs het parcours van de jaarlijkse wielerronde van het Brabantse dorp. De plaatselijke jeugd heeft net haar rondje over het circuit verreden.

In de trailer zit Lavreysen geanimeerd te praten met zijn teamgenoten van de nationale baanwielrenselectie. Ze zijn hier voor de Sprint Cup, een wedstrijdje dat ter ere van Lavreysen is georganiseerd. Later die middag zal hij als winnaar op het podium staan, geflankeerd door teammaatjes Jeffrey Hoogland en Roy van den Berg.

Hier begon Lavreysen bij de plaatselijke fietscrossbaan met BMX’en. Nog altijd bezoekt hij wekelijks zijn ouders in het dorp. Een hoop van zijn vrienden wonen in de buurt. Zelf heeft Lavreysen een huis in het nabijgelegen Bergeijk, waar hij veel te vinden is in de weekenden. „Ik voel me erg verbonden met dit dorp, ik vind het mooi om te laten zien wat ik doe. Het voelt alsof ik iets kan teruggeven.”

Lang zag het ernaar uit dat Lavreysen in het BMX’en de top zou halen. „Eigenlijk hebben we Harrie op de fiets gezet omdat ik hem daarna wel op een crossmotor zag zitten”, zegt zijn vader Peter. De familie is gek van de motorcross en Lavreysen krijgt al op jonge leeftijd een motorfiets. Maar al gauw blijkt de jonge Harrie meer talent te hebben om zelf te trappen.

Harrie Lavreysen wil in Parijs zijn tweede olympische titel op de sprint winnen.
Foto Koen van Weel/ANP

Lavreysen wordt in de jeugd drie keer Europees kampioen BMX’en, en leeft vanaf zijn zestiende op Papendal als een topsporter. „Als een wedstrijd was afgelopen, dan kwamen alle kinderen bij hun ouders op de tribune zitten. Harrie niet. Die wilde in de schaduw blijven om te rusten voor de volgende wedstrijd. Toen was hij twaalf”, vertelt zijn moeder Loes.

Maar dan valt Lavreysen een keer hard op zijn schouders. Vanaf dat moment schieten die uit de kom, steeds vaker. ’s Avonds slaapt hij met een mitella, om te voorkomen dat hij ermee wakker wordt. Twee jaar lang rijdt hij nauwelijks een wedstrijd. Als zijn teamgenootjes naar wedstrijden vertrekken, blijft Lavreysen alleen achter op Papendal.

Als hij achttien is en beide schouders weer uit de kom schieten tijdens een training, zegt zijn coach: je moet dit niet blijven doen. Lavreysen wil er niet naar luisteren, hij vindt het topsportleven te leuk. Toch besluit hij in de camper van zijn ouders dat het klaar is met BMX.

Volgens zijn ouders had Lavreysen het er heel moeilijk mee. Zijn redding is dat de KNWU hem polst voor een overstap naar het baanwielrennen. „Dat was voor mij de manier om met de teleurstelling om te gaan”, zegt Lavreysen. Een week later rijdt hij zijn eerste wedstrijd op de baan.

Elf regenboogtruien

Wie het eenvoudige en geleefde appartement van Lavreysen in Apeldoorn betreedt, op nog geen tien minuten fietsen van Omnisport, wacht een fraaie entree. In de hal hangen, keurig in het gelid, elf regenboogtruien. „De laatste twee hangen er niet bij”, zegt de dertienvoudig wereldkampioen. „Ik vind het te vol worden.”

In de woonkamer staat de trofee voor het winnen van de Champions League, een prestigieuze mondiale competitie, op de grond. „De meeste prijzen liggen op mijn oude kamer bij mijn ouders thuis. Ik kijk er nooit naar”, zegt Lavreysen. Zijn olympische medailles liggen ergens in een kluis. De ingelijste foto van zijn oma vindt hij belangrijker.

De laatste keer dat Lavreysen écht zenuwachtig was voor een wedstrijd, is alweer even geleden, zegt hij. Zijn ouders weten het nog precies. „Het was voor een kwalificatiewedstrijd voor het WK in 2017. Toen deed Harrie zó raar”, zegt zijn vader Peter.


Lees ook

Hoe onderlinge irritaties het succes van de Nederlandse baanwielrenners bedreigden

Harrie Lavreysen (links) en Jeffrey Hoogland (rechts) in januari dit jaar voor de start van de finale sprint op de EK in Apeldoorn.

Lavreysen is dan twee jaar baanwielrenner en kan zich bij een testwedstrijd in Alkmaar voor het WK in Hongkong plaatsen. „Ik was nog een broekie in dat team, alles was nieuw voor me.” Zijn zus zou komen kijken en in de camper blijven slapen, maar Harrie was zo zenuwachtig, zegt zijn moeder Loes, dat ze al snel zei: hier heb ik geen zin in, ik ga naar huis.

Lavreysen weet zich voor het WK te kwalificeren, en in Hongkong komt hij met de vijf jaar oudere Hugo Haak op de kamer te liggen. „Hugo voorkwam dat ik doordraaide van de zenuwen”, zegt Lavreysen, die Haak nog altijd als een vertrouwenspersoon ziet. In aanloop naar deze Spelen zag hij erop toe dat Haak als assistent-bondscoach aan de nationale selectie werd toegevoegd.

In Hongkong wint Lavreysen als 20-jarige debutant twee keer zilver. „Vanaf dat moment waren er verwachtingen. Van mezelf en van mijn omgeving”, zegt hij. „Ik weet inmiddels niet beter.”

Bezoek aan de wc

Op het middenterrein van het velodrome in Glasgow staat Lavreysen op van zijn stoel. Het WK baanwielrennen van augustus 2023 is bezig en de sprinter zit tussen twee wedstrijden in. Hij loopt naar collega-renner Tijmen van Loon, zegt iets, en dan verdwijnen ze samen de catacomben in. Gedurende het toernooi gaat het steeds zo: Lavreysen verlaat het middenterrein nooit alleen. „Dat is eigenlijk wel raar”, geeft hij lachend toe. „Maar het is een dingetje, dat is zo gegroeid.”

Doel van de tripjes: een bezoek aan de wc. „Tijdens een wedstrijd is het heel warm op de baan, dus je drinkt superveel”, legt Lavreysen uit. „Ik moet dan elk half uur pissen. Als je 45 minuten tussen wedstrijden hebt, wil je twee keer gaan, en dus ga je plannen.” Hij is er samen met Jeffrey Hoogland mee begonnen, omdat ze vaak rond dezelfde tijd moesten rijden. „Dan kun je even kletsen, even ontspannen. Als ik nu ga plassen, vraag ik altijd iemand mee.”

Lavreysen is een man van routines. Hij heeft een hekel aan te laat komen, als hij een film wil kijken zoekt hij de score op ratingwebsite IMBD op om te voorkomen dat hij een slechte aanzet. Voor de Spelen heeft hij een excelbestand waarin per dag tot in detail staat wanneer en hoe hij moet trainen, eten, rusten en wedstrijden moet rijden.

Hij kan uren op zijn tablet de concurrentie bestuderen, op zoek naar patronen. Hij weet dat hij de snelste is en vaak geen tactische manoeuvre nodig heeft om te winnen, maar „met die kennis ben ik beter voorbereid, het helpt me om geen fouten te maken en zo zuinig mogelijk te rijden”, zegt hij.

Harrie Lavreysen na afloop van de finale teamsprint, eerder deze week bij de Olympische Spelen.
Foto Koen van Weel/ANP

Sinds Tokio heeft Lavreysen niets veranderd aan zijn positie op de fiets, en ook zijn trainingsschema is nauwelijks gewijzigd: vier dagen per week fietsen, twee dagen per week krachttraining. Waarom iets aanpassen als het goed gaat?

Niet vlekkeloos

De laatste keer dat Lavreysen een grote wedstrijd verloor, was op de keirin tijdens het WK van vorig jaar. Hij reed op de laatste plek toen hij, met nog ruim twee ronden te gaan, begon aan een lange sprint. Even leek hij op weg naar wéér een sensationele zege. Maar met nog een ronde te gaan denderde de rest over hem heen. Lavreysen werd vierde, zijn slechtste WK-resultaat in vier jaar tijd.

Hij heeft de rit vaak teruggekeken. Zijn analyse: de aanloop naar de finale was niet vlekkeloos, dat kostte veel energie. Eenmaal in de finale zat hij op een onmogelijke positie. „Er zaten drie hele snelle jongens voor me. Die hadden me altijd opgevangen, dus ik zat klem. Ik probeerde het wel, maar wist meteen dat ik het niet ging halen. Daar baal ik van.”

De keirin, een sprint over drie rondes met zes renners die op volle snelheid worden losgelaten, wordt vaak gezien als een loterij. Lavreysen, drievoudig wereldkampioen op de discipline, ziet het anders. „Ik haal uit die WK-finale wel tactische lessen. En ik moet ervoor zorgen dat ik beter hersteld ben voor de finale. De volgende keer mag het niet meer fout gaan.”

In het baanwielrennen zijn er jaarlijks maar twee of drie toernooien die er echt toe doen – EK, WK, en eens in de vier jaar de Spelen. Daartussen draait het bestaan van baanwielrenners om lange trainingsblokken. „Harrie is echt monomaan met zijn sport bezig, ik weet niet hoe hij dat volhoudt”, zegt zijn vader over al dat trainen.

Lavreysen vindt het leuk, een andere verklaring kan hij zo snel niet bedenken. Wat mensen zich niet realiseren, zegt hij, is hoe stuk je moet gaan in trainingen. „Mijn sport draait om jezelf helemaal leeg fietsen in dertig seconden. Als je dat nooit gedaan hebt, heb je geen idee hoe dat voelt.” Zelf heeft hij dat ook onder de knie moeten krijgen; jarenlang had Lavreysen het gevoel dat hij na trainingen iets overhad.

Zijn zoektocht naar de oplossing zorgde ervoor dat hij nu precies weet hoe hij zich moet voelen na een training. Hij denkt nog altijd beter te worden. „Het voelt alsof ik al die trainingsarbeid aan het stapelen ben. Dat zit hem niet in explosiviteit of kracht, maar ik herstel vooral veel sneller tussen de wedstrijden door.” Zijn zelfvertrouwen is zó groot dat Lavreysen in aanloop naar Parijs minder wedstrijden reed dan richting Tokio. Hij vindt die wedstrijdprikkels niet meer nodig.

Als een tijger

Sinds augustus vorig jaar is Lavreysen voor het eerst in lange tijd vrijgezel. Hij was jaren samen met Noor, ze leerden elkaar kennen voordat hij succesvol werd. Maar ze zijn uit elkaar gegroeid, zegt Lavreysen. „Ik denk niet dat het kwam doordat ik een bekende sporter ben geworden. Of door mijn benadering van sport.”

Harrie Lavreysen reed donderdag in de achtste finale van het olympische sprinttoernooi tegen de Japanner Yuta Obara.
Foto Thomas Samson/AFP

Honderd dagen voor een belangrijke wedstrijd legt Lavreysen zichzelf een sociaal isolement op. Voor vrienden heeft hij geen tijd, zijn ouders ziet hij minder vaak. Hij wil niet het risico lopen ziek te worden, dagen niet te kunnen trainen.

Sociaal zijn kost vooral veel energie. Want zodra hij ergens binnenkomt, gaat de aandacht naar hém uit, de kampioen. Daarom heeft hij een standaardverhaal voor mensen die willen weten hoe het gaat. „Ik vertel waar ik net ben geweest, wat ik binnenkort ga doen en dat ik klaar ben voor de Spelen.”

Lavreysen vindt het belangrijker dat hij goed kan rusten. „Dan worden mijn trainingen van nóg hogere kwaliteit. Alsof ik op 110 procent kan trainen.” Vergelijk hem met een tijger, zegt hij. Die ligt de hele dag te rusten, ziet een prooi, trekt een sprint en gaat dan weer stilliggen. „Ik wacht de hele dag op een moment om toe te kunnen slaan.”

Hij loopt niet naar de supermarkt en mijdt trappen. „Als er een lift is, pak ik die”, zegt Lavreysen. Toen zijn zus Mieke toetrad tot de Orde van Advocaten en Lavreysen hoorde dat de ceremonie en borrel staand zouden plaatsvinden, regelde hij een stoel. Als enige aanwezige bracht hij de middag zittend door.

In aanloop naar Parijs zorgde Lavreysen dat Haak zijn chaperon werd, omdat hij de juiste begeleiding miste van bondscoach Mehdi Kordi. Lavreysen stapte naar de KNWU, de wielerbond zorgde achter Kordi’s rug om dat Haak kon terugkeren. Dat de bondscoach zich gepasseerd voelde en andere renners zoals Hoogland daar niet blij mee waren, vindt hij vervelend, zegt Lavreysen zorgvuldig formulerend. „Maar ik wil het voor mezelf gewoon zo goed mogelijk geregeld hebben. Het is mijn carrière.”

Records verbreken

Lavreysens gedachten gaan nog wel eens terug naar het EK van afgelopen januari. Niet alleen vanwege de manier waarop hij de keirin won, maar ook vanwege de steun die hij ervoer van het thuispubliek in Apeldoorn. „Van tevoren dacht ik: leuk dat het in Nederland is. Maar toen ik daar aan het fietsen was, stond het hele publiek achter me. Dat was echt vet.” Het drong tot hem door: ze zijn hier voor mij.

Natuurlijk kent hij de lijstjes. Dat hij nog een wereldtitel moet winnen om het record van veertien regenboogtruien van de Fransman Arnaud Tournant te evenaren. Dat de Brit Chris Hoy zes olympische gouden medailles heeft.

Er is een kans dat hij beide records gaat verbreken; Lavreysen wil nog zeker tot de Spelen van Los Angeles in 2028 door. „Maar ik zie dat meer als een bijkomstigheid. Ik wil gewoon elke wedstrijd winnen waar ik aan meedoe.”