N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
Ben Ferencz (1920-2023) Met zijn werk voor het Neurenberg-tribunaal na de Tweede Wereldoorlog legde de piepjonge Ferencz de fundamenten voor het concept van misdaden tegen de menselijkheid en voor de bestraffing daarvan in de rechtszaal.
Als kleine jongen kreeg Ben Ferencz te horen: jij wordt of een geweldige jurist, of een geweldige schurk. „En omdat ik geen schurk wilde worden, dat wist ik wel uit de buurt waar ik opgroeide, heb ik me voorgenomen jurist te worden – al had ik geen idee wat dat was”, vertelde Ferencz in interviews. Pakweg twintig jaar later stond hij als aanklager namens de Verenigde Staten tegenover twaalf Duitse oorlogsmisdadigers in Neurenberg en richtte hij, zoals hij het in zijn openingsrede zei, „een pleidooi van menselijkheid aan het recht”.
Met zijn werk voor het Neurenberg-tribunaal na de Tweede Wereldoorlog legde de piepjonge Ferencz de fundamenten voor het concept van misdaden tegen de menselijkheid en voor de bestraffing daarvan in de rechtszaal. Daaruit zou uiteindelijk, mede door zijn niet-aflatende inspanningen, in 2002 het Internationaal Strafhof voortkomen. Als 88-jarige opende hij daar in Den Haag namens de aanklagers in 2009 het eerste strafproces. Deze vrijdag overleed Ferencz op 103-jarige leeftijd in Boynton Beach, aan de kust van Florida. Hij was de laatste overlevende hoofdrolspeler van het Neurenberg-tribunaal.
In interviews en portretten ruimde Ferencz altijd plaats in voor een veelbetekenend feit uit zijn jeugd. Zijn zuster werd in 1918 geboren als Hongaarse, hij anderhalf jaar later als Roemeen. „Terwijl we in hetzelfde bed, in dezelfde plaats waren geboren.” Hij wilde er maar mee aangeven dat een mens geen invloed heeft op de omstandigheden waarin hij of zij geboren wordt. Voor het gezin -Ferencz maakte de ene of andere nationaliteit overigens niets uit: Joden werden in Roemenië even hardhandig gediscrimineerd als in de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie.
Om die reden emigreerde het gezin naar de Verenigde Staten. Ben was tien maanden oud. Zijn vader, een schoenmaker, droomde van cowboylaarzen lappen in New York, vertelde de zoon later in interviews. Maar omdat er geen cowboys in New York waren en zijn vader geen ander werk kende, geen geld en geen vrienden had, groeiden de kinderen op in bittere armoede in de beruchte buurt Hell’s Kitchen. Evenmin als hun vader en moeder konden ze lezen of schrijven. Tot hij op school werd toegelaten, acht jaar oud, had Ben alleen Jiddisch gesproken.
Door een verstandige onderwijzer kwam Ferencz eerst op een goede middelbare school, daarna op een goed college en uiteindelijk op Harvard terecht. Toen Japan de VS aanviel, wilde hij bij de luchtmacht, maar hij was zo klein dat hij voor geen enkele positie geschikt werd bevonden. Uiteindelijk werd hij ingedeeld bij de luchtafweer.
Direct na de capitulatie werd hem gevraagd of hij bewijzen wilde verzamelen van de misdaden die de Duitsers in de vernietigingskampen hadden gepleegd. Zo trok hij met het Amerikaanse leger van kamp naar kamp. „Daar raakte hij voor het leven getraumatiseerd”, zegt zijn zoon Don Ferencz in Prosecuting Evil. In die documentaire vertelt zijn vader over wat hij zag in de kampen: de grond vol lijken, uitgehongerde mensen die als ratten in het vuilnis graaiden op zoek naar eten. Hij slaat zijn hand voor zijn ogen en stokt. Dan zegt hij: „Ik was ijskoud, ik heb geen traan geplengd en ging door met mijn werk.”
Recht doen aan slachtoffers
Mede aan de hand van de bewijzen die Ferencz had verzameld begonnen de geallieerden aan het proces in Neurenberg tegen de daders van de vernietigingsoorlog tegen de Joden, de Roma en de Sinti. „Hier bewees de macht eer aan het recht”, zoals het in de documentaire wordt genoemd. De winnaars van de oorlog wilden daders én slachtoffers recht doen.
In de eerste reeks zaken kwamen de kopstukken van nazi-Duitsland voor het gerecht. Daarna wilden de aanklagers ook zaken beginnen tegen andere daders dan politici en militairen. Ze wilden de dokters voor het gerecht brengen die in de kampen experimenten hadden uitgevoerd op gevangenen, rechters die in de nazitijd recht hadden gesproken, industriëlen, ambtenaren. Opnieuw werd Ferencz erop uitgestuurd om bewijzen te vinden. En zo vond hij in archieven in Berlijn de administratie van de zogeheten Einsatzgruppen, de SS’ers die als doodseskaders door Oost-Europa trokken om Joden en partizanen te doden.
Met die bewijsstukken in de hand, de dagelijkse rapportages van de moordindustrie van de nazi’s, overgebracht aan ambtelijke diensten in Berlijn die na de nederlaag onmiddellijk hadden gezegd ‘Wir haben es nicht gewußt’, mocht Ferencz ditmaal zelf het requisitoir uitspreken. Op filmopnamen van die tijd is een frêle jongen te zien – volgens vrienden stond hij op een boek om boven het spreekgestoelte uit te komen – die begint te zeggen: „Het is met droefheid en hoop dat we hier de feiten van een massale moordpartij uiteenzetten.” De hoop was dat dit proces de wereld zou leren wat er was gebeurd, opdat het nooit meer kon gebeuren.
Ferencz was destijds 27 jaar oud, was naar eigen zeggen nog nooit in een rechtszaal geweest, laat staan als aanklager. En nu hoorde hij de rechter de ene na de andere dader de hoogste straf geven: dood door ophanging. „Ik ging na afloop met bonzend hoofd slapen.”
Compromis en compassie
Na het tribunaal ging Ferencz bij het advocatenkantoor van een andere Neurenberg-aanklager werken, Charles Telford Taylor, even kalm en bedachtzaam als Ferencz driftig en impulsief was. Hij behandelde zaken op het terrein van burgerrechten en vrijheid van meningsuiting. Mensenrechten zouden altijd centraal blijven staan in zijn loopbaan. De belangrijkste opdracht aan jullie, zo hield hij in 2020 voor aan pas afgestudeerden van Harvard, is „hoe zorg je ervoor dat mensen het compromis, de compassie en mensenrechten als een opdracht aanvaarden?”
Lees ook dit interview met Ferencz uit 2014: ‘Ik heb mijn verdachten nooit als beesten gezien’
In 1980 schreef hij voor het eerst een pleidooi voor een permanent internationaal strafhof. In december 2000, de laatste maand van het presidentschap van Bill Clinton, schreef Ferencz hem een aansporing daartoe, samen met Robert McNamara, minister van Defensie onder de presidenten Kennedy en Johnson en een van de aanjagers van de Amerikaanse militaire bemoeienis met Vietnam. De intentie om mee te werken aan zo’n internationaal strafhof was het laatste presidentiële besluit van Clinton. „U zou zelf een van de eerste verdachten zijn”, had Ferencz tegen McNamara gezegd.
Voor zijn War on Terror vreesde Clintons opvolger George W. Bush wat een internationaal tribunaal met Amerikaanse militairen zou kunnen doen, en hij zette andere landen onder druk om nooit Amerikanen uit te leveren aan ‘Den Haag’. De houding van de regering-Bush noemde Ferencz „een onnodige klap in het gezicht van de rest van de wereld”. Het was een grote teleurstelling voor Ferencz dat die houding niet veranderde toen Barack Obama president werd, noch onder Joe Biden.